ECLI:NL:RBAMS:2023:5757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10039561 WM VERZ 22-4729
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kentekenaansprakelijkheid bij verhuur van voertuigen en de toepassing van de Wahv

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene is opgelegd wegens het verkeerd parkeren van een bromfiets met kenteken [kenteken] op 25 augustus 2021. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, stelde dat de bromfiets ten tijde van de constatering nog verhuurd was en dat de huurovereenkomst pas eindigde na ontvangst van een bevestiging van het einde van de rit. De gemachtigde voerde aan dat de sanctie ten onrechte was opgelegd, omdat de huurovereenkomst niet was beëindigd op het moment van de gedraging.

De kantonrechter heeft de argumenten van de gemachtigde beoordeeld en vastgesteld dat de huurovereenkomst niet eenduidig was beëindigd. De rechter oordeelde dat de betrokkene niet kon aantonen dat de bromfiets ten tijde van de gedraging nog verhuurd was, aangezien de ritgegevens aangaven dat de bromfiets op het moment van de overtreding niet meer in gebruik was. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene aansprakelijk bleef voor de boete, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden van artikel 8 van de Wahv, die een uitzondering op de kentekenhouderaansprakelijkheid mogelijk maakt.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de betrokkene in het ongelijk was gesteld. De beslissing kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor kentekenhouders om duidelijke bewijsstukken te overleggen wanneer zij een beroep doen op de uitzonderingen van de Wahv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. E.J. Otten
zaaknummer: 10039561 WM VERZ 22-4729
beslissing van: 30 juni 2023
func.: 40546
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 30 juni 2023 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[naam BV] B.V.

( [naam] )
[postbus]
(verder: “gemachtigde”)
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 14 december 2021 en is gericht tegen de beslissing van 4 december 2021 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van:

Felyx Netherlands B.V.

Pilotenstraat 37
1059 CH Amsterdam(verder: “betrokkene”)

CJIB-nummer: [CJIB-nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 20 september 2021 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 30 juni 2023. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Gemachtigde heeft bij een op 21 juni 2023 gedateerde brief aanvullende gronden aangevoerd.
Gemachtigde is ter zitting verschenen bij mr. I. Berenberg. Betrokkene is niet verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat de bromfiets met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, is geplaatst waar dit niet is toegestaan (Bord E3) op 25 augustus 2021 om 17:27 uur op de Beursstraat ter hoogte van nummer [nummer] te Amsterdam.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert bij het (aanvullende) beroepschrift aan dat de sanctie ten onrechte aan betrokkene, in de hoedanigheid van kentekenhouder van de bromfiets met kenteken [kenteken] , is opgelegd omdat dat voertuig ten tijde van de constatering van de gedraging nog was verhuurd. Gemachtigde verwijst in dit kader naar de – bij het aanvullend beroepschrift gevoegde – algemene voorwaarden van betrokkene, op basis waarvan een huurovereenkomst pas eindigt als voldaan wordt aan de verplichtingen die in die voorwaarden worden genoemd. Een van die voorwaarden is het parkeren overeenkomstig de geldende verkeersvoorschriften. Nu dit in de onderhavige zaak niet is gebeurd, stelt gemachtigde zich op het standpunt dat de huurovereenkomst ten tijde van de constatering van de gedraging niet was beëindigd. Nu op grond van het vorenstaande dient te worden geconcludeerd dat voldaan is aan de eisen van het gerechtshof en artikel 8 sub b. van de Wahv, dient de initiële beschikking te worden vernietigd.
Voorts voert gemachtigde bij het (aanvullende) beroepschrift aan dat de vermeende gedraging niet is verricht. De verklaring van de verbalisant is dermate summier en niet concreet dat daarmee met onvoldoende zekerheid is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt namelijk niet dat het voertuig geparkeerd stond op een plek waar dit verboden is. Ook blijkt niet waar het voertuig precies stond en hoe betrokkene in dit geval in strijd met bord E3 heeft gehandeld. Uit de stelling van de verbalisant blijkt niet dat betrokkene buiten een vak heeft geparkeerd. Ook de fotografische opname van de verbalisant biedt geen uitsluitsel. Op de foto is wel te zien dat er meerdere voertuigen staan geparkeerd en dat er tevens een witte streep aanwezig is. Zodoende lijkt het alsof betrokkene wel in een parkeervak heeft geparkeerd. Gemachtigde verzoekt dan ook namens betrokkene tot vernietiging van de inleidende beschikking.
Ten slotte verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde het standpunt uit het aanvullende beroepschrift gehandhaafd. De kernvraag is of sprake was van huur en dat moet op basis van het civiele recht beoordeeld worden. Met de algemene voorwaarden is aangetoond dat de huurovereenkomst is blijven doorlopen. Gemachtigde handhaaft in dit verband niet het in het beroepschrift ingenomen standpunt dat “ten tijde van de gedraging” betekent het moment waarop de huurder de scooter heeft geparkeerd.
Voorts heeft gemachtigde ter zitting naar voren gebracht dat de gedraging niet is verricht. Volgens gemachtigde dient de sanctie daarom te worden vernietigd.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat zowel de initiële beschikking als de beslissing van verweerder dienen te worden gehandhaafd. Uit de aan het dossier toegevoegde ritgegevens blijkt de eindtijd van de huur van de betreffende bromfiets. Met het afmelden in de app is de huurovereenkomst beëindigd.
Voorts heeft verweerder naar voren gebracht dat de gedraging kan worden vastgesteld door middel van de verklaring van de verbalisant en de overgelegde foto’s. Verweerder heeft via Google Maps laten zien dat de parkeervakken ter plekke anders zijn ingericht dan hoe het voertuig geparkeerd stond.
5. Het volgende wordt overwogen.
Kentekenhouderaansprakelijkheid
6. Ingevolge artikel 5 Wahv wordt, als niet aanstonds kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van een voertuig, de boete opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken was ingeschreven. Het bepaalde in artikel 8 Wahv vormt een uitzondering op deze kentekenhouderaansprakelijkheid. Op grond van artikel 8, aanhef en onder b, Wahv vernietigt de officier van justitie de beschikking indien de kentekenhouder een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het voertuig was. Onder "ten tijde van de gedraging" moet worden verstaan "ten tijde van de vaststelling van de gedraging" (vgl. ECLI:NL:GHARL:2022:11123).
7. De kantonrechter overweegt dat wanneer een beroep op de uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder b Wahv wordt gedaan, uit de door de kentekenhouder overgelegde huurovereenkomst eenduidig en zonder nadere uitleg moet blijken wie de huurder ten tijde van de gedraging was. De kantonrechter stelt vast dat Felyx niet een dergelijke huurovereenkomst heeft overgelegd waaruit dat blijkt. Namens Felyx is een beroep gedaan op de uitzondering van de kentekenhouderaansprakelijkheid, onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden.
8. In die algemene voorwaarden is opgenomen dat de huurovereenkomst pas “
als beëindigd wordt beschouwd”[cursivering kantonrechter] na ontvangst van een ‘Bevestiging einde rit’ en na het voldoen aan de verplichting om binnen het servicegebied te parkeren, in overeenstemming met de instructies van Felyx en in overeenstemming met alle toepasselijke parkeerwetgeving en -voorschriften. Om dit laatste aan te tonen dient de huurder een foto te maken en deze te uploaden, waarna – kennelijk, zo begrijpt de kantonrechter uit het bepaalde in artikel 2.6.4 van de algemene voorwaarden – een beoordeling van het klantenserviceteam van Felyx volgt.
9. De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de algemene voorwaarden van Felyx het einde van de huurovereenkomst niet eenduidig en zonder nadere uitleg is vast te stellen. Het is niet de taak van de kantonrechter, oordelend in Wahv-zaken, om (de rechtsgeldigheid van) de algemene voorwaarden en de duur van een huuroverkomst aan de hand van algemene voorwaarden te beoordelen.
10. Uit de bewijsstukken waarnaar Felyx verwijst – de ritlog van het voertuig en de GPS-gegevens van voor en na de gedraging – blijkt niet zonder meer dat de huurovereenkomst met de laatste huurder pas is geëindigd na vaststelling van de gedraging, enkel dat een nieuwe huurovereenkomst is aangegaan door een opvolgend huurder na dat tijdstip. Uit de overgelegde ritgegevens blijkt dat het voertuig op 25 augustus 2021 van 13:16 uur tot 13:57 uur verhuurd was. De volgende huur van het voertuig zou zijn begonnen op 26 augustus 2021 om 20:25 uur. Nu de gestelde gedraging buiten deze tijden is geconstateerd, namelijk op 25 augustus 2021 om 17:27 uur, kan niet worden vastgesteld dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd. Nu niet eenduidig blijkt dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd, komt aan betrokkene dus geen beroep op het hiervoor aangehaalde artikel 8 Wahv toe. Dat brengt mee dat betrokkene zelf jegens de officier van justitie aansprakelijk blijft voor voldoening van de boete.
Gedraging
11. In het dossier bevindt zich een zaakoverzicht. In de toelichting van dit zaakoverzicht is door de verbalisant vermeld dat is geconstateerd dat de bromfiets met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, geparkeerd stond in een zone aangegeven door bord E3/52 RVV 1990. De verbalisant zag gedurende 10 minuten geen activiteiten in of rondom het voertuig. Ook was geen geldige ontheffing zichtbaar op het windscherm. Bord E3/52 RVV 1990 was duidelijk en zichtbaar voor het verkeer geplaatst ter hoogte van het begin van het zonegebied.
12. In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht (en in dit geval is nog een aanvullend proces verbaal met foto’s aan het dossier toegevoegd) in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 oktober 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8983).
13. De kantonrechter ziet in wat namens betrokkene is aangevoerd of in het dossier, geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaring van de verbalisant. Uit een vergelijking tussen de door verbalisant gemaakte foto’s en de door verweerder via Google Maps getoonde locatie valt genoegzaam op te maken dat de scooter niet in een parkeervak was geparkeerd. De herkenningspunten waar de scooter geparkeerd stond, met name de verkleuring op de gevel, zijn helder. De foto op Google Maps laat zien dat witte lijnen het vak aangeven voor laden en lossen en niet de zone waar scooters mogen parkeren. Daar stond de scooter dus buiten. Daarmee is de summiere weergave van de verbalisant gerepareerd. De gedraging staat naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voldoende vast en rechtvaardigt de opgelegde boete. Er zijn ook geen feiten of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot matiging van de opgelegde boete.
14. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
15. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. De (boete)beschikking blijft in stand en ook inhoudelijk wordt betrokkene in het ongelijk gesteld. Vanwege het ontbreken van voldoende rechtens te respecteren belang is redelijkerwijs geen aanleiding tot toekenning van een proceskostenvergoeding aan betrokkene (zie Hoge Raad, 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:563). Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt daarom afgewezen.
16. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond:
- wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.