ECLI:NL:GHARL:2018:8983

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
WAHV 200.197.857
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Van Schuijlenburg
  • mr. Verstraaten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake proceskostenvergoeding en inleidende beschikking WAHV

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 27 juli 2016 een verzoek om proceskostenvergoeding had afgewezen. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die een administratieve sanctie had opgelegd voor overschrijding van de maximumsnelheid. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, maar wees het verzoek om proceskostenvergoeding af en verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk. De gemachtigde van de betrokkene stelde hoger beroep in, waarbij hij aanvoerde dat er inhoudelijk belang was bij het beroep, omdat de stukken pas na de beslissing van de officier van justitie waren verstrekt. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte het verzoek om proceskostenvergoeding had afgewezen en het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk had verklaard. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en kende een proceskostenvergoeding toe van € 751,50 aan de betrokkene. Tevens werd de administratieve sanctie vernietigd en moest het bedrag dat door de betrokkene was gestort, worden gerestitueerd. Het hof concludeerde dat de gedraging niet kon worden vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens, omdat de lengte van het traject niet was vermeld en er geen aanvullende informatie was verstrekt door het openbaar ministerie.

Uitspraak

WAHV 200.197.857
12 oktober 2018
CJIB 188627603
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 27 juli 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Van de gemachtigde van de betrokkene zijn op 16 juni 2017 en 16 juli 2018 nog brieven ontvangen.

Beoordeling

1. De bezwaren van de gemachtigde richten zich tegen de beslissingen van de kantonrechter om -ondanks de terechte vernietiging van de beslissing van de officier van justitie- geen proceskostenvergoeding toe te kennen en het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk te verklaren. De gemachtigde is van mening dat dat beroep gegrond moet worden verklaard.
2. Het hof stelt vast dat, zoals door de gemachtigde is betoogd, in het administratief beroepschrift van 15 april 2015 en bij brief van 16 juni 2015 om toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken is verzocht. Daarnaast volgt uit het dossier dat de zaakstukken pas op 28 oktober 2015 aan de gemachtigde zijn verstrekt, terwijl door de officier van justitie al op 20 augustus 2015 op het beroep was beslist en tegen die beslissing door de gemachtigde al beroep bij de kantonrechter was ingesteld.
3. Gelet hierop was het instellen van beroep bij de kantonrechter noodzakelijk om over de op de zaak betrekking hebbende stukken te kunnen beschikken en op basis daarvan bezwaren tegen de inleidende beschikking te kunnen formuleren. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat er geen enkel inhoudelijk belang was bij het instellen van het beroep, zodat de kantonrechter het verzoek om proceskostenvergoeding op onjuiste gronden heeft afgewezen.
4. Het hof is verder van oordeel dat de kantonrechter het beroep tegen de inleidende beschikking ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het administratief beroepschrift van 15 april 2015 bevatte immers al een beroepsgrond, omdat daarin de verweten gedraging wordt ontkend. Daarom kan het niet indienen van nadere gronden niet leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep tegen de inleidende beschikking.
5. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter op het verzoek om proceskostenvergoeding en op het beroep tegen de inleidende beschikking daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen.
6. Met betrekking tot beroep tegen de inleidende beschikking overweegt het hof het volgende.
7. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 152,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 19 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op
30 maart 2015 om 05.06 uur op de A2 rechts (trajectcontrole) te Vinkeveen met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
8. De gemachtigde voert onder meer aan dat uit het zaakoverzicht noch de foto's de gereden wegafstand blijkt.
9. In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
10. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte trajectsnelheidsmeter op basis van factoren tijd en afstand.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 123 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 119 km per uur.
Toegestane snelheid : 100 km per uur.
Overschrijding met : 19 km per uur.
(…)
Overtreden artikel: 62 jo bord A1 RVV1990
(…)
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 42.7R”
11. In het dossier bevinden zich twee foto's van de gedraging. Op de foto's is het voertuig met kenteken [00-YY-YY] zichtbaar. Onderaan de foto's is weergegeven op welke tijdstippen de foto's zijn gemaakt, te weten op 05:04:59.461 en op 05:06:23.109 uur. Verder is aangegeven dat de onderhavige trajectmeting begon bij hectometerpaal 39,8 en eindigde bij hectometerpaal 42,7.
11. Bij trajectcontrole kan de gemiddelde snelheid worden vastgesteld met een berekening op basis van de tijdsduur en trajectlengte (vgl. ov. 17 van het arrest van 4 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2855, gepubliceerd op rechtspraak.nl). In de onderhavige zaak is op of boven de foto's van de vermeende gedraging niet vermeld wat de (exacte) lengte van het traject is. Ook in het zaakoverzicht ontbreekt deze informatie. Op of boven de foto is verder niets vermeld omtrent de in het zaakoverzicht vermelde snelheden. Van de zijde van het openbaar ministerie is hieromtrent ook geen aanvullende informatie in de procedure gebracht. Gelet hierop kan op basis van de voorhanden gegevens niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het beroep tegen de inleidende beschikking is gegrond. Het tot zekerheid gestelde bedrag moet worden gerestitueerd.
13. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 751,50 (= 3 x € 501,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover betrekking hebbende op het beroep tegen de inleidende beschikking en het verzoek om proceskostenvergoeding;;
vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 188627603 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 751,50 over te maken op rekeningnummer [00000] ten name van [B] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Verstraaten als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.