ECLI:NL:RBAMS:2023:4907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
AMS 19/678
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om inzage in politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2023, met zaaknummer AMS 19/678, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van 20 december 2018 beoordeeld. Eiser had op 3 oktober 2018 een verzoek ingediend om afschriften van zijn persoonsgegevens die door de nationale politie waren verwerkt. De korpschef heeft dit verzoek gedeeltelijk ingewilligd, maar eiser is van mening dat de inzage in zijn politiegegevens niet volledig is geweest. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2021 behandeld en het onderzoek heropend op 30 maart 2023, waarbij eiser en de gemachtigde van de korpschef aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom bepaalde gegevens niet zijn verstrekt en heeft de korpschef in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de korpschef het mutatierapport van de politie-eenheid Den Haag moet overleggen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/678
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 31 juli 2023 in de zaak tussen
[eiser], uit Amsterdam, eiser
en
de korpschef van politie, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Procesverloop
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van 20 december 2018 waarbij besloten is op een aanvraag van eiser van 3 oktober 2018 op grond van de Wpg [1] (het bestreden besluit).
2. De korpschef heeft de aanvraag gedeeltelijk ingewilligd.
3. De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. Eiser heeft nadere stukken ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2021 op zitting behandeld. Na sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb [2] .
6. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023, samen met de beroepen met de zaaknummers AMS 19/2813, 21/1537, 21/4934, 22/2012, 22/4157, 22/4158 en 23/0153, opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de korpschef, bijgestaan door mr. G. Hagens, [medewerkers] en [medewerkers] , allen werkzaam bij de politie. Eiser heeft [deskundigen] (deskundigen) en [tolk] (tolk in de Engelse taal) meegebracht naar de zitting.
7. [getuige] is op de zitting als getuige gehoord.
8. Eiser heeft op de zitting toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. Die toestemming geldt ook voor de nadere stukken waarvan de korpschef op de zitting heeft aangekondigd dat die onder geheimhouding worden overgelegd, voor zover beperkte, dan wel gehele weigering van kennisneming daarvan gerechtvaardigd wordt geacht.
9. Na het sluiten van het onderzoek op de zitting heeft de korpschef nadere stukken ingediend. Daarbij heeft de korpschef aan de rechtbank met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank hiervan kennis zal mogen nemen.
10. Naar aanleiding van de nadere stukken heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Met een beslissing van 20 april 2023
,die is verzonden op 25 april 2023, heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank beslist dat beperkte kennisneming van die stukken gerechtvaardigd is. Hierna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
11. De rechtbank beoordeelt het besluit om gedeeltelijk inzage te geven in de politiegegevens van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
12. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het verzoek van 3 oktober 2018
13. Met een brief van 3 oktober 2018 heeft eiser de korpschef verzocht afschriften te verstrekken van alle persoonsgegevens die de nationale politie van hem heeft verwerkt.
14. De korpschef heeft het verzoek opgevat als een verzoek op grond van de Wpg en een verzoek op grond van de Avg [3] . In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen het besluit naar aanleiding van het Wpg-verzoek. In de uitspraak van 31 juli 2023, met zaaknummer AMS 19/2813, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit naar aanleiding van het Avg-verzoek.
Het besluit van 20 december 2018
15. De korpschef heeft het verzoek gedeeltelijk ingewilligd. Het besluit bevat verschillende overzichten van registraties die over eiser gaan.
15. Volledige inzage is gegeven in een aantal registraties bij onderscheidenlijk de politie-eenheden Amsterdam, Den Haag, Oost-Nederland, Utrecht en Oost-Brabant.
15. Inzage in een registratie bij de politie-eenheid Den Haag is op grond van artikel 27, eerste lid, onder a, van de Wpg volledig geweigerd.
Had het onderzoek op de zitting moeten worden geschorst?
15. Artikel 8:64, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter het onderzoek op de zitting kan schorsen en daarbij kan bepalen dat het vooronderzoek wordt hervat.
19. Voor zover eiser op zitting heeft verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld om zijn beroep nader te onderbouwen en alsnog een lijst met 45 aanknopingspunten te mogen overleggen, waaruit volgens hem blijkt dat er onvolledig inzage is geboden door verweerder, is dat verzoek afgestuit op de goede procesorde en een efficiënte behandeling van zaken. Hoewel het klopt, zoals eiser heeft gezegd, dat verweerder het verweerschrift laat heeft ingediend, was dat voor eiser geen goede reden om een aanvullende onderbouwing van zijn beroep niet al in een eerder stadium aan te leveren. Op 45 nieuwe punten kan verweerder niet zonder verder uitstel van de zaak goed reageren. Dat eiser dacht dat de rechtbank zich zou buigen over de vraag of een deskundige werd benoemd en dat hij daarna nog de gelegenheid zou krijgen punten aan te voeren, berust op een misvatting die voor zijn rekening en risico komt. Uitgangspunt is dat de zaak op de zitting zo volledig mogelijk wordt behandeld.
Had het onderzoek na de zitting moeten worden heropend?
19. Artikel 8:68, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter, indien hij van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, dat kan heropenen.
19. Op 20 april 2023 heeft de op zitting gehoorde getuige een nadere verklaring met bijlagen aan de rechtbank gemaild. De getuige is geen partij, zodat in beginsel geen stukken door hem kunnen worden ingediend [4] . Na bestudering van de stukken heeft de rechtbank ook anderszins geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
22. Eiser heeft de rechtbank met een e-mail van 14 mei 2023 verzocht het onderzoek te heropenen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft eiser meldingsformulieren ingediend van het hoofd van de RID [5] Den Haag van 26 februari en 11 maart 2016, waarmee een mededeling over het TOOI [6] aan de AIVD [7] wordt gedaan. In de toelichting op het verzoek vermeldt eiser dat hij voor de zitting informatie in handen heeft gekregen dat het TOOI informatie over hem heeft verzameld. De rechtbank begrijpt uit de toelichting dat eiser die informatie toen niet in de beroepsprocedure heeft ingediend, omdat hij een aanvullend besluit van de korpschef verwachtte waarmee hem inzage in meer politiegegevens zou worden verleend. Pas uit het verweerschrift van de korpschef van 17 maart 2023 is hem gebleken dat dit niet het geval zou zijn.
22.1. De rechtbank heeft het verzoek van 14 mei 2023 afgewezen, omdat niet valt in te zien waarom de informatie niet eerder had kunnen worden ingediend. Dat eiser, zoals in overweging 19 ook overwogen, de informatie niet heeft ingediend omdat hij ervan uitging dat dit niet nodig was, was een keuze van eiser op grond van een enkele verwachting en de gevolgen daarvan moeten voor zijn rekening en risico komen.
23. Eiser heeft de rechtbank ook met een e-mail van 23 mei 2023 verzocht het onderzoek te heropenen. Ter onderbouwing van dat verzoek heeft eiser een brief van de burgemeester van Amsterdam van 21 maart 2023 ingediend. Daarin wordt een reactie gegeven op de gesprekken die de gemeente met eiser heeft gevoerd. In aanvulling daarop stelt eiser dat de burgemeester op grond van krantenberichten heeft besloten om een onderzoek in te stellen naar het dossier van eiser en dat een externe op dat onderzoek zal gaan toezien. Volgens eiser heeft de burgemeester hem verder laten weten dat zij van mening is dat hij ten onrechte is opgenomen in de zogeheten iPGA-r [8] . In de e-mail van 23 mei 2023 stelt eiser ook dat de politie heeft besloten om een disciplinair onderzoek naar [getuige] in te stellen naar aanleiding van het horen van hem als getuige op de zitting van 30 maart 2023. Verder wijst eiser op publicaties in de media over het TOOI.
23.1. De rechtbank heeft ook in het verzoek van 23 mei 2023 geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. De onderbouwing van het verzoek heeft geen betrekking op de wijze waarop de korpschef het verzoek van eiser om inzage in zijn politiegegevens heeft beoordeeld en kan daarom geen nieuw licht werpen op de beoordeling van het bestreden besluit.
24. De omstandigheid dat de rechtbank een bestuurlijke lus toepast, zoals hieronder nog zal blijken, maakt de afweging niet anders. Het gaat bij een bestuurlijke lus om een overzichtelijk en beperkt uitstel, waarbij het geconstateerde gebrek binnen beperkte, van te voren bepaalde tijd te herstellen zou moeten kunnen zijn.
Had de korpschef afschriften moeten verstrekken?
24. Eiser betoogt dat de korpschef afschriften van zijn politiegegevens had moeten verstrekken. Volgens eiser kunnen politiegegevens één jaar worden verwerkt. Als die daarna niet langer nodig zijn voor de dagelijkse politietaak 'transformeren' de politiegegevens in 'gewone' persoonsgegevens. Vanaf dat moment is de Avg op die gegevens van toepassing en moeten op grond van die verordening afschriften worden verstrekt. Ook uit artikel 8 van het EVRM [9] , Richtlijn 2016/680/EU [10] (de Richtlijn), artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de EU (het Handvest) en artikel 8 van het Databeschermingsverdrag (het Verdrag) volgt volgens eiser dat hij recht heeft op afschriften.
26. De rechtbank overweegt dat het verstrekkingenregime van de Wpg uitsluitend betrekking heeft op politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet en niet op documenten waarin deze gegevens zijn vervat. Dat een document politiegegevens bevat, brengt niet met zich dat het document als zodanig onder de werking van de Wpg valt, ook voor zover dit document andere gegevens dan politiegegevens bevat. [11]
27. De rechtbank volgt niet het betoog van eiser dat een politiegegeven in een persoonsgegeven transformeert waarop de Avg van toepassing is, zodra het niet langer nodig is voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak. Een politiegegeven is elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak. De Wpg bevat geen regeling op grond waarvan politiegegevens transformeren in persoonsgegeven waarop de Avg van toepassing is. Anders dan eiser betoogt, volgt die transformatie ook niet uit artikel 8, zesde lid, van de Wpg. In die bepaling is alleen geregeld dat politiegegevens die zijn verwerkt, worden vernietigd zodra zij niet langer nodig zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak en in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van eerste verwerking worden verwijderd. Die bepaling doet niets af aan het feit dat het nog steeds om gegevens gaat die in het kader van de politietaak zijn verwerkt en die zich nog steeds bevinden bij de politie.
27. Uit het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, dat onder meer is vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, vloeit voort dat degene van wie persoonsgegevens worden verwerkt door de politie, in de gelegenheid moet worden gesteld tot kennisneming van die gegevens. Uit artikel 8 van het EVRM vloeit ook voort dat deze rechten niet absoluut van aard zijn, maar kunnen worden beperkt, als dit in een democratische rechtsorde noodzakelijk is. Dit brengt met zich dat een ieder in beginsel in de gelegenheid moet zijn om na te kunnen gaan of zijn gegevens worden verwerkt en, zo nodig, deze verwerking in rechte aan te vechten. [12] Vaststaat dat de korpschef eiser in beginsel in de gelegenheid heeft gesteld de persoonsgegevens die van hem zijn verwerkt, in te zien. Voor zover eiser geen inzage heeft gekregen in de gegevens die zijn verwerkt, wordt hieronder besproken of inzage mocht worden geweigerd. Voor zover eiser stelt dat die gelegenheid onvoldoende was omdat afschriften hadden moeten worden verstrekt, heeft hij die stelling niet aannemelijk gemaakt. Er is geen grond voor het oordeel dat de korpschef in strijd met artikel 8 van het EVRM heeft gehandeld door eiser geen afschriften te verstrekken.
29. In artikel 14 van de Richtlijn is het recht op inzage geregeld. In deze bepaling is geen recht op een afschrift van de verwerkte persoonsgegevens opgenomen. [13] Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat de korpschef in strijd met de Richtlijn heeft gehandeld door eiser geen afschriften te verstrekken.
30. De artikelen 8 van het Handvest en 8 van het Verdrag waarborgen het recht van een persoon op toegang tot de over hem verzamelde persoonsgegevens. De korpschef heeft eiser die toegang geboden door hem in de gelegenheid te stellen zijn persoonsgegevens in te zien. Daarom bestaat er geen grond voor het oordeel dat de korpschef in strijd met een of meer van de door eiser genoemde bepalingen heeft gehandeld door eiser geen afschriften te verstrekken. [14]

31.De beroepsgrond slaagt niet.Mocht inzage in politiegegevens worden geweigerd?

32. Eiser betoogt dat de korpschef inzage in een mutatierapport van de politie-eenheid Den Haag met het registratienummer [nummer] ten onrechte heeft geweigerd. Volgens eiser is deze weigering niet deugdelijk gemotiveerd.
32. De korpschef stelt zich op het standpunt dat inzage geweigerd moet worden op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wpg. Dit vanwege de uitvoering van de goede politietaak en de voorkoming, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten. De korpschef beroept zich op de bescherming van de informatiepositie van de politie en de afscherming van opsporingstechnieken.
32. De rechtbank heeft kennis genomen van ongelakte stukken die de korpschef onder geheimhouding heeft ingediend. De rechtbank is gebleken dat in de gelakte stukken die eiser heeft ingezien ook persoonsgegevens van derden zijn weggelakt en gegevens die geen betrekking hebben op de politiegegevens van eiser. Voor zover eiser daartegen opkomt, overweegt de rechtbank dat die gegevens niet onder het bereik van artikel 25, eerste lid, van de Wpg vallen. De korpschef heeft daarom terecht geweigerd om inzage in die gegevens te geven.
32. Volgens het bestreden besluit is inzage in het mutatierapport met het registratienummer [nummer] van de politie-eenheid Den Haag volledig geweigerd. Maar na kennisneming van de geheime stukken is de rechtbank niet gebleken welke politiegegevens van eiser zijn geweigerd. Van dit mutatierapport is namelijk de volledige inhoud niet weergegeven. Gelet hierop heeft de korpschef niet inzichtelijk gemaakt dat hij gehouden [15] was om op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wpg inzage te weigeren.

36.De beroepsgrond slaagt.Is het onderzoek naar politiegegevens zorgvuldig?

37. Eiser betoogt dat de zoekslag naar zijn politiegegevens niet volledig is geweest. De gegevens waarin hij inzage heeft gekregen zijn niet volledig. Zo ontbreken onder meer gegevens uit het registratiesysteem Summ-IT. Ook ontbreken gegevens die verwerkt zijn vanwege de CTER-code die hem was toegekend. Verder wijst eiser op een zogeheten SIENA-bericht waaruit volgt dat er politiegegevens van eiser zijn gedeeld met buitenlandse instanties.
Beoordelingskader
37. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat bepaalde gegevens niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om gegevens verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, bepaalde gegevens toch onder dat bestuursorgaan berusten. [16] Gegevens van eiser in systemen
39. Op de zitting heeft [medewerkers] , juridisch medewerker van de privacydesk van de politie, toegelicht dat bij de behandeling van een verzoek om inzage een interne werkinstructie wordt gevolgd. In die werkinstructie wordt stapsgewijs beschreven welke handelingen moeten worden verricht vanaf de indiening van een verzoek tot en met de afsluiting van het dossier. In het politiesysteem BVI-IB [17] wordt gezocht naar politiegegevens met zoektermen die gerelateerd zijn aan de persoonsgegevens van een verzoeker, zoals het BSN-nummer. Ook wordt gezocht met een zogeheten keno-sleutel, een unieke combinatie van letters van de voor- en achternaam en de geboortedatum. Indien daaruit registraties naar voren komen, worden die gecontroleerd met gegevens in de BVH [18] . Dat is een bron van de BVI-IB waarin registraties staan van politieagenten over incidenten. Ook wordt gezocht in Blue Spot Monitor. Dat systeem heeft ten opzichte van BVI-IB aanvullende functies waarmee informatie in een bepaald gebied kan worden opgevraagd. Verder vindt er een zoekslag plaats in Summ-IT. Dat systeem was ten tijde van het bestreden besluit alleen toegankelijk voor functionarissen die daartoe bevoegd zijn. In Summ-IT zijn politiegegevens opgenomen die worden verwerkt voor een onderzoek met het oog op de handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval. Eventuele gegevens die verband houden met de toekenning van een zogeheten CTER-code aan een verzoeker kunnen ook in Summ-IT aanwezig zijn. De korpschef doet in het belang van lopende onderzoeken echter geen mededelingen over de vraag of er gegevens van een verzoeker in Summ-IT aanwezig zijn. In het kader van rechtsbescherming kan de rechtbank zo nodig in de stukken die de korpschef onder geheimhouding overlegt, controleren of die gegevens in Summ-IT opgenomen zijn. Andere systemen worden alleen geraadpleegd als daarvoor een aanknopingspunt is. In dit verband is op de zitting Amazone genoemd, waarin een doelgroepenregister is opgenomen, en de Landelijke Service Module, waarin meldingen zijn geregistreerd die bij de politie zijn binnengekomen.
40. De rechtbank overweegt dat de vorenstaande beschrijving van de werkwijze in hoofdlijnen overeenkomt met de werkinstructie voor de behandeling van Wpg-verzoeken, die de korpschef onder geheimhouding heeft ingediend. De rechtbank kan deze werkwijze volgen. De rechtbank tekent daarbij wel aan dat, indien de korpschef zich in een geval op het standpunt stelt dat aan een betrokkene geen mededelingen kan worden gedaan over de aanwezigheid van gegevens in Summ-IT, de korpschef niet achterwege mag laten om de rechtbank over de eventuele aanwezigheid van die gegevens te informeren om rechterlijke controle te allen tijde mogelijk te maken. In het voorliggende geval ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de zoekslag naar aanleiding van het Wpg-verzoek van eiser onvolledig is geweest.
Gegevens van eiser in een SIENA-bericht
40. Eiser heeft de rechtbank gewezen op een Wpg-verzoek van 3 september 2019 waarin hij de korpschef specifiek heeft verzocht om inzage te geven in zijn gegevens die de politie met de Duitse politie heeft uitgewisseld. Naar aanleiding van dat verzoek heeft eiser gedeeltelijke inzage gekregen in een zogeheten SIENA-bericht van [medio] mei 2018 met kenmerk [kenmerk] De politie heeft daarmee, via het LIRC [19] dat SIENA-berichten verstuurd, politiegegevens van eiser gedeeld met de politie in Berlijn [20] en met Europol.
42. Zoals op de zitting is besproken, ziet de rechtbank aanleiding om het SIENA-bericht van [medio] mei 2018 te betrekken bij de beoordeling van het bestreden besluit van 20 december 2018. Dit bericht valt binnen de reikwijdte van het Wpg-verzoek van eiser van 3 oktober 2018. De rechtbank overweegt dat de korpschef op de zitting heeft gesteld dat er ten tijde van het bestreden besluit van 20 december 2018 geen concreet aanknopingspunt was om na te gaan of er gegevens aanwezig waren bij het LIRC. Die stelling gaat er echter aan voorbij dat de korpschef verantwoordelijk is voor een volledige zoekslag. Omdat het SIENA-bericht alsnog boven water is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de zoekslag naar aanleiding van het verzoek van 3 oktober 2018 niet volledig is geweest. Het bestreden besluit is daarom in zoverre niet zorgvuldig tot stand gekomen.
Conclusie over het onderzoek naar politiegegevens
42. Gelet op overweging 42 slaagt de beroepsgrond. Maar voor zover eiser stelt dat de zoekslag naar gegevens die met Duitse instanties en Europol zijn gedeeld naar aanleiding van zijn Wpg-verzoek van 3 oktober 2018 nog steeds niet volledig is, oordeelt de rechtbank dat die stelling niet is onderbouwd of aannemelijk is gemaakt.
Onderzoek door een onafhankelijke deskundige?
42. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen die een volledig overzicht verstrekt van zijn politiegegevens. Hij heeft daar zelf geen overzicht van en dat kan hij ook niet hebben, omdat de korpschef nalaat het complete dossier in te brengen bij de rechtbank, aldus eiser. Volgens eiser is gebleken dat er een omvangrijk dossier van hem is opgebouwd dat vol fouten staat. Hij wordt daardoor belemmerd in zijn vrijheid en in de uitoefening van zijn grondrechten. Zonder een volledig overzicht van zijn politiegegevens, kan hij zijn rechten op grond van de Wpg niet uitoefenen.
42. De rechtbank stelt vast dat eiser herhaaldelijk duidelijk heeft gemaakt hoe belangrijk hij het vindt dat er een onafhankelijke deskundige wordt benoemd die nader onderzoek doet naar zijn politiegegevens, zodat hij eindelijk gerust kan zijn dat die gegevens volledig zijn. Uit overwegingen 38-43 volgt echter dat eiser met wat hij binnen de door de rechtbank gestelde grenzen van de goede procesorde heeft aangevoerd, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zoekslag naar zijn politiegegevens naar aanleiding van zijn Wpg-verzoek van 3 oktober 2018 nu nog onvolledig is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Conclusie
42. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd.
42. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om de korpschef in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.
42. Om het gebrek te herstellen, moet de korpschef het mutatierapport van de politie-eenheid Den Haag met het registratienummer [nummer] met een beroep op artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank overleggen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de korpschef het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
42. De korpschef moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als de korpschef gebruik maakt van die gelegenheid en binnen de gegeven termijn een nader standpunt heeft kenbaar gemaakt en stukken heeft ingediend, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de korpschef. In beide gevallen en in de situatie dat de korpschef de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
42. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [21]
51. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
51. Met deze tussenuitspraak is de procedure bij de rechtbank nog niet beëindigd. Om die reden komt de rechtbank in deze tussenuitspraak niet toe aan een bespreking van de beroepsgrond van eiser dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Deze beroepsgrond zal worden behandeld in de einduitspraak.
Beslissing
De rechtbank:
  • draagt de korpschef op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt de korpschef in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, voorzitter, en mr. T.L. Fernig-Rocour en mr. K.S. Man, leden, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet politiegegevens, zoals die luidde ten tijde van belang
Artikel 1. (definities)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt;
b. politietaak: de taken, bedoeld in de artikelen 3 en 4, eerste lid, van de Politiewet 2012;
[…]
Artikel 8. (uitvoering van de dagelijkse politietaak)
1. Politiegegevens kunnen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende een periode van één jaar na de datum van de eerste verwerking.
[…]
6. De politiegegevens, die zijn verwerkt op grond van het eerste, tweede en derde lid, worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van eerste verwerking verwijderd.
Artikel 25. (verzoek om kennisneming)
1. De verantwoordelijke deelt een ieder op diens schriftelijke verzoek binnen zes weken mede of, en zo ja welke, deze persoon betreffende politiegegevens verwerking ondergaan. Hij verstrekt daarbij tevens desgevraagd inlichtingen over de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt. De verantwoordelijke kan zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen, dan wel voor ten hoogste zes weken indien blijkt dat bij verschillende regionale of landelijke eenheden van de politie politiegegevens over de verzoeker worden verwerkt. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 27. (uitzonderingen)
1. Een verzoek, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, wordt afgewezen voor zover het onthouden van kennisneming noodzakelijk is in het belang van:
a. de goede uitvoering van de politietaak;
b. de bescherming van de rechten van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van derden;
c. de veiligheid van de staat.

Voetnoten

1.Wet politiegegevens, zoals die luidde tot 1 januari 2019.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Algemene verordening gegevensbescherming.
4.Zie artikel 8:58 van de Awb.
5.Regionale inlichtingendienst.
6.Team Openbare Orde Inlichtingen.
7.Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
8.Integraal Persoonsgerichte aanpak radicalisering.
9.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen.
11.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 september 2017, ECLI:NL:RVS:2010:BM4969.
12.Zie de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1109.
13.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:574
14.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1852
15.Tot 1 januari 2019 betreft het een dwingende bepaling, die geen ruimte biedt voor een belangenafweging. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1735.
16.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:310.
17.Basisvoorziening Informatie-Integrale Bevraging.
18.Basisvoorziening Handhaving.
19.Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum.
20.Bundeskriminalamt.
21.Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:80.