ECLI:NL:RBAMS:2023:3553

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
13/064632-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

Op 31 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Rechtbank Boekarest, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. Tijdens de zitting op 17 mei 2023 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië besproken. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft bezorgdheid geuit over de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova, waar de opgeëiste persoon naar verwachting zal worden geplaatst. Hij heeft gewezen op eerdere ervaringen van de opgeëiste persoon met marteling en onmenselijke behandeling in deze inrichting.

De officier van justitie heeft echter betoogd dat de detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten voldoende is en dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman en de officier van justitie zorgvuldig afgewogen. Ze heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de detentieomstandigheden in Roemenië, hoewel zorgwekkend, niet voldoende zijn om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de garanties van de Roemeense autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/064632-23
Datum uitspraak: 31 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 23 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 februari 2023 door
Tribunalul Bucureşti -Secţial I Penală(Rechtbank Boekarest – Sector Strafzaken, 1e Afdeling), Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Griekenland) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.D. Popescu, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Griekse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot preventieve hechtenis nr. 2/F/13.02.2023, uitgevaardigd door Rechtbank Boekarest, Sector Strafrecht 1e Afdeling, zaaknummer 32432/3/2021/a17.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Roemeens recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
1) deelneming aan een criminele organisatie;
5) illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
- het bewijs bevindt zich in Roemenië;
- de medeverdachten bevinden zich in Roemenië;
- het onderzoek is daar aangevangen;
- de verdovende middelen zijn Roemenië in- en uitgevoerd;
- het openbaar ministerie is niet voornemens zelf de opgeëiste persoon te vervolgen voor de feiten in het EAB.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie genoemde argumenten vormt het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft naar voren gebracht dat het vrijwel zeker is dat de opgeëiste persoon wordt veroordeeld in Roemenië, omdat hij – weliswaar onder druk en na langdurig te zijn gemarteld – de feiten heeft bekend. Uit de correspondentie die hij heeft gevoerd met een advocaat in Roemenië die is overgelegd blijkt dat er minimumstraffen gelden in Roemenië waardoor vrijwel zeker is dat de opgeëiste persoon in de penitentiaire inrichting Giurgiu terecht komt. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de detentiegarantie zoals die er nu ligt voor de penitentiaire inrichting Giurgiu ligt niet afdoende is en er moet dus meer informatie worden ingewonnen. [5]
Indien de rechtbank uitgaat van penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova als penitentiaire inrichting waar de opgeëiste persoon na overlevering wordt geplaatst dan heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de zaak in afwachting van de informatie die de Roemeense advocaat heeft opgevraagd bij de penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova. De Roemeense advocaat heeft verzocht om het medische dossier en de regimeplaatsing. Daarnaast heeft hij gevraagd of de opgeëiste persoon tijdens zijn eerdere verblijf in penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova bij afkickende junks is geplaatst geweest. Uit het rapport van de Roemeense ombudsman uit 2023 (dat overgelegd is in de Roemeense taal) volgt dat het penitentiaire ziekenhuis van de inrichting Boekarest-Rahova zwaar onderbezet is. Van belang is dat de psychische (PTSS) en lichamelijke (chronische nierstenen) conditie van de opgeëiste persoon eerst goed worden gediagnosticeerd inclusief een eventueel behandelplan, zodat de rechtbank daarna een afweging kan maken of hij in zijn situatie wel voldoende medische zorg krijgt in Roemenië. Daarnaast is de opgeëiste persoon eerder in de penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova gemarteld voor een bekentenis en is hij bang om weer te worden gemarteld. De raadsman heeft erop gewezen dat de opgeëiste persoon bij uitspraak van de rechtbank van 11 november 2021 (13/751954-21) eerder is overgeleverd aan Roemenië, waarbij een garantie voor de PI Boekarest-Rahova was afgegeven. Deze garantie bleek niets waard te zijn nu opgeëiste persoon in die PI is gemarteld en onder onmenselijke omstandigheden gevangen werd gehouden. De opgeëiste persoon heeft hier uitvoerig over verklaard in een brief die aan de rechtbank is overgelegd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentiegarantie alleen moet worden getoetst voor de penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova en dat de detentiegarantie afdoende is voor deze inrichting.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [6]
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het Kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [7]
Nu sprake is van een vervolgings-EAB, staat niet vast of de opgeëiste persoon wordt veroordeeld en zo ja tot welke straf en in welk detentieregime hij terecht zal komen. Dit zijn onzekere toekomstige gebeurtenissen. Daarom kan niet van een concreet voornemen worden gesproken wanneer het gaat om plaatsing in een detentie-instelling na een eventuele veroordeling. De rechtbank zal daarom toetsen of de detentiegarantie afdoende is voor de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon tijdens zijn voorlopige hechtenis hoogstwaarschijnlijk zal worden gedetineerd, namelijk de penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova.
Het beroep op het (niet-vertaalde) rapport van de Roemeense ombudsman uit 2023 over het penitentiair ziekenhuis in Rahova is onvoldoende om een algemeen gevaar aan te nemen ten aanzien van (de medische verzorging in) de penitentiaire inrichting Boekarest – Rahova. Een rapport van een nationale ombudsman kan in zijn algemeenheid objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens bevatten op basis waarvan een algemeen gevaar zou kunnen worden aangenomen voor de penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova. Het is echter onbekend wat in deze rapportage over het ziekenhuis is opgenomen, afgezien van de alinea’s die vertaald zijn in het Engels en waaruit naar voren komt dat er een tekort aan medisch personeel is in het ziekenhuis van de Roemeense penitentiaire inrichting Rahova. De raadsman heeft daarover ook niets anders aangevoerd. Dat laat onverlet dat de medische gezondheid van de opgeëiste persoon wel een rol kan spelen bij de afweging of de feitelijke overlevering (tijdelijk) achterwege zou moeten blijven. Overeenkomstig artikel 35, derde lid, van de OLW vindt de beoordeling of de medische omstandigheden tot uitstel van de feitelijke overlevering zouden moeten leiden pas plaats nadat de rechtbank de overlevering heeft toegestaan.
Uit de rapportage van de Roemeense ombudsman over het Penitentiaire ziekenhuis Rahova kan evenmin worden afgeleid dat gedetineerden in de penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova worden gemarteld. Zonder afbreuk te willen doen aan het indringende verhaal van de opgeëiste persoon over zijn eerdere ervaringen in penitentiaire inrichting Boekarest-Rahova in zijn brief aan de rechtbank kan de rechtbank op basis van hetgeen de raadsman heeft aangevoerd niet vaststellen dat op basis van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens sprake is van een algemeen gevaar vanwege martelingen in deze penitentiaire inrichting. De rechtbank ziet dus geen aanleiding om de zaak aan te houden voor de door de raadsman aangevoerde redenen.
In de brief van 28 april 2023 van de commissaris van de penitentiaire politie, de Directeur van de Nationale Administratie van de Penitentiaire Inrichtingen staat het volgende:
“Indien [opgeëiste persoon] naar Roemenië wordt overgebracht en tijdens zijn berechting in het penitentiaire systeem opgesloten ter uitvoering van het bevel tot preventieve aanhouding, wordt hij naar verwachting in de Penitentiaire Inrichting Boekarest – Rahova geplaatst, zodat hij voor de rechtbanken in Boekarest kan verschijnen op de rechtszittingen waarvoor hij wordt opgeroepen.
(…)
Rekening houdend met het vooruitzicht van de maatregelen van het "Actieplan voor de periode 2020 - 2025, dat is opgesteld ter uitvoering van de beslissing in de zaak Rezmiveș en anderen tegen Roemenië, alsmede van de beslissingen die zijn genomen in de zaken Bragadireanu tegen Roemenië", evenals het aantal gedetineerden dat momenteel door de Nationale Administratie van Penitentiaire Inrichtingen wordt vastgehouden, garandeert de Nationale Administratie van de Penitentiaire Inrichtingen, als gevolg van het door de Roemeense Staat gevoerde strafrechtbeleid, de terbeschikkingstelling van een individuele ruimte van ten minste 3 m² voor de gehele duur van de uitvoering van de straf, met inbegrip van het bed en het bijbehorende meubilair, en met uitzondering van de ruimte voor de sanitaire groep.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [8] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Tribunalul Bucureşti -Secţia I Penală[Rechtbank Boekarest – Sector Strafzaken, 1e Afdeling] (Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
6.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.