In deze zaak heeft eiseres, een werkgever uit Amsterdam, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) dat de aanvraag van de werkneemster voor een doorlopende Ziektewetuitkering vanaf 17 maart 2016 heeft afgewezen. De rechtbank Amsterdam heeft op 4 november 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres stelde dat de werkneemster al bij indiensttreding op 26 september 2016 ongeschikt was voor haar functie als interim directeur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster op 1 maart 2016 haar dienstverband bij een vorige werkgever beëindigde en zich op 17 maart 2016 ziekmeldde. Eiseres heeft de werkneemster vervolgens in dienst genomen, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werkneemster bij indiensttreding al ziek was. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de werkneemster gedurende zes maanden haar eigen werk heeft verricht, wat tegen de stelling van eiseres inging. De rechtbank oordeelde dat de besluitvorming van verweerder zorgvuldig was en dat er geen reden was om een deskundige te benoemen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.