ECLI:NL:RBAMS:2022:7486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
13/751922-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de handel in XTC-pillen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekent dat de rechtbank niet meer kon verlengen en er geen grondslag meer bestond voor gevangenhouding.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de samenstelling van de XTC-pillen, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW), wat betekent dat er geen onderzoek naar dubbele strafbaarheid nodig is.

De rechtbank heeft verder beoordeeld of de opgeëiste persoon in aanmerking komt voor een terugkeergarantie. De rechtbank concludeert dat aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander is voldaan, omdat de verdachte ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven en er geen risico is dat hij zijn verblijfsrecht verliest na overlevering. De rechtbank heeft ook de garantie van de Poolse autoriteiten als voldoende beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751922-19
RK nummer: 20/505
Datum uitspraak: 25 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 januari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 juni 2019 door
the Circuit Court in Katowice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding
.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable decision on provisonal arrestvan
the Katowice-Wschód District Court in Katowicevan 18 oktober 2018 (referentie: IV Kp 534/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, voor zover de verdenking ziet op de handel in XTC-pillen, niet duidelijk is of de betreffende XTC-pillen de stof MDMA bevatten. De raadsvrouw heeft verzocht hierover duidelijkheid te vragen aan de Poolse autoriteiten.
De rechtbank is echter, met de officier van justitie, van oordeel dat dit verweer niet kan slagen, omdat duidelijk is dat de Poolse autoriteiten met XTC een stof bevattende MDMA bedoelen. [1] De rechtbank ziet dus geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit en wijst het verzoek van de raadsvrouw af.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft niet de Nederlandse, maar de Poolse nationaliteit. Dat betekent dat hij, om in aanmerking te komen voor een terugkeergarantie als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de OLW, moet voldoen aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, die in artikel 6, derde lid, van de OLW zijn neergelegd:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. vervolgingsmogelijkheid in Nederland voor het feit dat aan het EAB ten grondslag ligt;
3. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De rechtbank is, met de raadsvrouw en de officier van justitie, van oordeel dat de door de raadsvrouw overgelegde jaaropgaven en belastingaanslagen genoegzaam aantonen dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Uit deze stukken blijkt dat de opgeëiste persoon in de periode 2016 tot en met 2021 daadwerkelijk in Nederland heeft gewoond en voldoende inkomsten heeft gehad. Daarmee is aan de eerste voorwaarde voldaan.
Daarnaast is aan de tweede voorwaarde, zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, OLW voldaan nu Nederland rechtsmacht heeft voor het feit dat aan het EAB ten grondslag ligt.
De rechtbank moet ten slotte toetsen of ook is voldaan aan de derde voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander. Dat gebeurt aan de hand van een verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel. In de brief van 22 september 2022 heeft de IND meegedeeld dat een eventuele veroordeling voor het strafbare feit er naar verwachting niet toe leidt dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht verliest. Ook aan de derde voorwaarde is daarmee voldaan.
Om die redenen stelt de rechtbank – met de officier van justitie en de raadsvrouw – vast dat is voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander op grond van artikel 6, derde lid, OLW.
De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Deputy Regional Prosecutorin
Katowiceheeft op 4 oktober 2022 de volgende garantie gegeven:
in response to the email of 28 September 2022, please be advised that should the Kingdom of the Netherlands transfer the suspect, [opgeëiste persoon] , under the condition set out in Article 5(3) of Council Framework Decision 2002/584/JHA, then pursuant to Article 607j §2 of the Code of Criminal Procedure, the court - should [opgeëiste persoon] be sentenced to imprisonment and upon the relevant judgment becoming final - shall issue an order on the transfer of the sentenced person, i.e. [opgeëiste persoon] , to the Kingdom of the Netherlands for the purpose of enforcement of the sentence imposed.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op een feit dat geacht wordt gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is in Polen aangevangen;
  • de verdovende middelen waren bestemd voor de Poolse markt;
  • de bewijsmiddelen bevinden zich (grotendeels) in Polen;
  • het Nederlands Openbaar Ministerie is niet voornemens voor dit feit te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten, vormt daarom het gegeven dat het feit wordt geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [3]

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Katowice(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.. Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
3.. Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (