ECLI:NL:RBAMS:2022:2238

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
13/751873-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke vervolging in Polen

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

Tijdens de zitting op 5 april 2022 heeft de opgeëiste persoon zijn onschuld betoogd, maar de rechtbank oordeelde dat de overgelegde stukken niet voldoende waren om dit te onderbouwen. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet schuldig was aan het feit en dat er een individueel gevaar bestond voor de opgeëiste persoon in Polen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar in dit geval was er geen bewijs dat dit een concrete invloed zou hebben op de behandeling van de strafzaak van de opgeëiste persoon.

De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, nu aan alle wettelijke vereisten is voldaan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751873-21
RK nummer: 22/547
Datum uitspraak: 19 april 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 januari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 maart 2021 door de
Regional Court in Gliwice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
Verblijvende op het adres: [adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [te plaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 april 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable temporary arrest warrant issued by the district court in Gliwice in the decision of 27 december 2019, file reference: VI Kz 626/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan, ook ten aanzien van de verdenking die ziet op de handel in XTC omdat volgens vaste jurisprudentie duidelijk is dat de Poolse autoriteiten hiermee een stof bevattende MDMA bedoelen. [1]
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit en heeft daartoe enkele stukken overlegd waaruit dit zou blijken waaronder een deel van een vonnis en een verklaring van de medeverdachte [medeverdachte]. De opgeëiste persoon en zijn raadsman hebben aangevoerd – kort samengevat – dat uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in de auto met [medeverdachte] heeft gezeten, maar dat [medeverdachte] schriftelijk heeft verklaard dat de aangetroffen drugs in de auto van hem zijn en niet van de opgeëiste persoon. Uit het vonnis van de medeverdachte blijkt dat hij wordt aangemerkt als dader. De raadsman verzoekt primair de overlevering te weigeren op grond van artikel 26 lid 4 OLW en subsidiair het verzoek tot overlevering aan te houden om vragen te stellen over het vonnis van [medeverdachte].
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen
.De opgeëiste persoon heeft zijn onschuld tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond. De overgelegde stukken zijn daartoe niet toereikend.
De onschuldbewering kan reeds om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd omdat overlevering een individueel gevaar oplevert voor de opgeëiste persoon gelet op de aard van het strafbare feit waar de opgeëiste persoon van verdacht wordt. De opgeëiste persoon is aangehouden voor het bezit van drugs zonder dat er een doorzoeking heeft plaatsgevonden. Bovendien geldt er in Polen een anti-drugswet, wat betekent dat hij zwaarder zal worden gestraft.
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar ECLI:NL:RBAMS:2019:2795 op het standpunt gesteld dat artikel 11 OLW niet aan de overlevering in de weg staat en dat overlevering kan worden toegestaan nu de opgeëiste persoon in het kader van artikel 11 OLW niet heeft aangetoond dat sprake is van een individueel gevaar. De overlevering kan dan ook worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]
In dit geval wordt de overlevering toegestaan nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de structurele of fundamentele gebreken in het gerechtelijk apparaat van de uitvaardigende lidstaat een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak. Daarmee is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van dat grondrecht. [3] Het feit dat de opgeëiste persoon mogelijk in Polen zwaarder wordt bestraft door de anti-drugswet in Polen doet aan voorgaande niets af. De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 Wetboek van strafrecht, 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Gliwice(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G de Vries en M.M.L.A.T. Doll, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.. Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, parketnummer 13/751539/21 (nog te publiceren), r.o. 4.4.
3.. Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (