ECLI:NL:RBAMS:2022:7273

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
26Marengo
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Rechtbank Amsterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken in de zaak van verdachte Said R. tijdens de regiezitting

Op 30 november 2022 vond een regiezitting plaats in de zaak van verdachte Said R. De verdediging had op 23 november 2022 onderzoekswensen ingediend bij de rechtbank en het Openbaar Ministerie, waarop het OM op 29 november schriftelijk reageerde. Tijdens de regiezitting werd medegedeeld dat de rechtbank schriftelijk zou beslissen op de verzoeken. De rechtbank constateerde dat het OM inhoudelijk had gereageerd op het verzoek om inzage in gegevens van de iPhone van de kroongetuige, en dat er geen verdere beslissing nodig was. Dit gold ook voor verzoeken om informatie over telefoons van de verdachte en afluisterinformatie in de EBI, waarop het OM eveneens had gereageerd.

De verdediging verzocht de rechtbank om het OM op te dragen vragen te stellen aan de TBG-officier van justitie over financiële afspraken met de kroongetuige. De rechtbank herhaalde dat eerdere verzoeken op dit punt waren afgewezen, omdat er geen sterke aanwijzingen waren voor onrechtmatig handelen door het OM. De verdediging vroeg ook om inzage in een psychiatrische rapportage over de kroongetuige, maar de rechtbank oordeelde dat het OM geen rapport had laten opmaken in de strafzaak van de verdachte. De rechtbank wees het verzoek af, omdat de betrouwbaarheid van de kroongetuige aan de hand van het dossier moest worden onderzocht.

Daarnaast verzocht de verdediging om inzage in iPhone-berichten van de kroongetuige. De rechtbank begreep het belang van de verdediging en besloot dat de berichten voor vier weken ter inzage aan de verdediging moesten worden gesteld. De verdediging vroeg ook om het horen van getuigen, waaronder de vriendin van de broer van de kroongetuige, maar dit verzoek werd afgewezen op basis van gezondheidsredenen van de getuige. De rechtbank concludeerde dat de eerdere beslissingen over deze verzoeken nog steeds van toepassing waren en dat er geen nieuwe argumenten waren aangevoerd.

Uitspraak

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken in de zaak van verdachte [verdachte] , besproken op de regiezitting van 30 november 2022
Inleiding
1. De verdediging heeft op 23 november 2022 ten behoeve van de regiezitting namens verdachte [verdachte] haar onderzoekswensen aan de rechtbank en het Openbaar Ministerie gestuurd. Het Openbaar Ministerie heeft op 29 november 2022 schriftelijk op deze wensen gereageerd. Op de regiezitting heeft vervolgens re- en dupliek plaatsgevonden. De rechtbank heeft medegedeeld dat zij schriftelijk zal beslissen op de verzoeken.
2. Hieronder volgen, voor zover nog nodig, de beslissingen op de verzoeken.
Beslissingen
3. De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie inhoudelijk heeft gereageerd op het verzoek van de verdediging (onder punt 5 van het schriftelijk stuk) om inzage in de gegevens van de iPhone van de kroongetuige voor zover dit betreft de communicatie via of middels Signal. Ook de bij repliek gestelde vragen van de verdediging op dit punt zijn ter zitting door het Openbaar Ministerie beantwoord. De rechtbank gaat er daarom van uit dat hierover geen beslissing meer nodig is.
4. Hetzelfde geldt voor de (eveneens onder punt 5 van het schriftelijk stuk vermelde) verzoeken om informatie over de aan verdachte [verdachte] toegeschreven telefoons (in Colombia) en de verzoeken om informatie met betrekking tot afluisteren in de EBI. Hierop heeft het Openbaar Ministerie eveneens inhoudelijk gereageerd, zodat de rechtbank ook ten aanzien van deze verzoeken ervan uitgaat dat geen beslissing meer nodig is.

Verzoek met betrekking tot financiële afspraken

5. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om het Openbaar Ministerie op te dragen de navolgende vraag ter beantwoording voor te leggen aan de betrokken TBG-officier van justitie:
Is er met de kroongetuige op enig moment voorafgaande aan het tekenen van de overeenkomst ex art. 226g van het Wetboek van Strafvordering d.d. 27 december 2017 gesproken over geld c.q. geldbedragen, dan wel vergoedingen, die al dan niet in het vooruitzicht zijn gesteld, dan wel zijn hierover (nadere) afspraken gemaakt?
Oordeel van de rechtbank
6. Op de terechtzitting van 2 november 2022 heeft de verdediging over hetzelfde onderwerp al vragen opgeworpen die door de TBG-officier van justitie zouden moeten worden beantwoord. Het huidige verzoek is, aldus de verdediging, een herhaling van het eerdere verzoek.
7. Op het verzoek van de verdediging van 2 november 2022 heeft de rechtbank in haar beslissing van 10 november 2022 [1] het volgende beslist:
“15. De rechtbank stelt vast dat de kroongetuige ter terechtzitting van 2 november 2022 op een vraag van de verdediging heeft geantwoord dat hem geen financiële beloning is gegeven om te verklaren. Op de vraag van de verdediging of er financiële afspraken zijn gemaakt in het kader van de getuigenbeschermingsovereenkomst heeft de kroongetuige gezegd dat hij deze vraag op grond van de beschermingsovereenkomst niet mag beantwoorden. Hij heeft daar vervolgens op aangevuld dat hij geen financiële afspraken heeft gemaakt, dat er geen financiële toezeggingen zijn gedaan en dat hij niets, nul komma nul, heeft ontvangen.
16. Reeds omdat de kroongetuige de gestelde vragen heeft beantwoord, is de rechtbank van oordeel dat de verdediging geen belang meer heeft bij haar verzoek deze vragen ter beantwoording voor te leggen aan de TBG-officier van justitie. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding deze vragen ter beantwoording voor te leggen aan de TBG-officier van justitie. De rechtbank verwijst in dit verband naar de overwegingen van het gerechtshof Amsterdam in de zaak Passage (onder 2.1.2.2.5.2). De enkele verwijzing van de verdediging naar de aangehaalde iPhone-berichten is onvoldoende om het Openbaar Ministerie op te dragen de verzochte openheid over eventuele financiële afspraken in het kader van de beschermingsovereenkomst te laten geven. Zoals de rechtbank in de beslissing van 13 juli 2021 in de zaken van medeverdachten over deze iPhone-berichten reeds heeft overwogen, lijkt het er in die berichten op dat de kroongetuige spreekt over wat hij wenst in het kader van de (onderhandelingen over de) getuigenbescherming en blijkt daaruit niets over waar het Openbaar Ministerie mee akkoord is gegaan en wat uiteindelijk met de kroongetuige ten aanzien van de getuigenbescherming is overeengekomen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.”
8. De verdediging heeft nu nog aangevoerd dat (in eerste instantie) alleen wordt gevraagd of er in de onderhandelingen met betrekking tot de beschermingsovereenkomst is gesproken over geld en of er een (en zo ja welke) vergoeding in de overeenkomst is opgenomen. Niet nodig is dat wordt uitgelegd hoe dit bedrag tot stand is gekomen en waarvoor het bestemd is. De antwoorden op de te stellen vragen raken niet de veiligheid van de kroongetuige, aldus de verdediging.
9. De rechtbank ziet in de toelichting van de verdediging geen aanleiding om nu anders te oordelen dan op 10 november 2022. In het eerdergenoemde Passage-arrest van het gerechtshof Amsterdam [2] is overwogen dat in de wettelijke regeling geen toetsing aan de (straf)rechter is opgedragen van de rechtmatigheid (doelmatigheid daarvan in dit verband mede begrepen) van maatregelen die zijn getroffen voor de feitelijke bescherming van de getuige. Daarop heeft het gerechtshof een (mogelijke) nuancering aangebracht voor het geval “waarin blijkt van feiten en omstandigheden die zodanig sterke aanwijzingen opleveren voor onrechtmatig handelen door het Openbaar Ministerie, dat geoordeeld moet worden dat dit onder het mom van bescherming van de getuige afspraken maakt met of toezeggingen doet die redelijkerwijs niet met passende bescherming in verband kunnen worden gebracht doch wel strekken tot het louter of overwegend (financieel) belonen van de bereidheid van de getuige om in een strafvorderlijke context te verklaren.”
10. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van dergelijke sterke aanwijzingen voor onrechtmatig handelen door het Openbaar Ministerie als door het gerechtshof genoemd. De rechtbank wijst het verzoek daarom wederom af.
Verzoeken met betrekking tot een psychiatrische of psychologische rapportage over of ten behoeve van de kroongetuige
11. De verdediging heeft opnieuw verzocht om het Openbaar Ministerie opdracht te geven om al dan niet via de TBG-officier van justitie de vraag te beantwoorden of er een psychiatrische of psychologische rapportage (of anderszins een rapportage omtrent de persoon) is opgemaakt over of ten behoeve van de kroongetuige. Bij de eerdere afwijzing van dit verzoek heeft de rechtbank een onjuist toetsingskader gehanteerd. Nu de beweringen van de voormalig advocaat over de iPhone ook bleken te kloppen en ook in de klachtprocedure bij de Raad van Discipline tegen deze voormalig advocaat is uitgegaan van het bestaan van een psychologische rapportage, is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van zijn uitlating hieromtrent. Mocht de rechtbank twijfelen aan het bestaan van een dergelijk rapport dan ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om daar uitsluitsel over te geven.
12. Ervan uitgaande dat dit rapport er is, verzoekt de verdediging inzage in dit rapport en in het verlengde daarvan voeging. De inhoud van dit rapport zegt zowel iets over de persoon van de kroongetuige als zijn denkwijzen en denkpatronen. Nu het Openbaar Ministerie niet voor niets dit rapport heeft laten opmaken valt niet in te zien waarom kennisneming van de inhoud niet van belang zou zijn voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De toetsing van de betrouwbaarheid aan de hand van de persoon van de kroongetuige is van eminent belang voor de bewijswaardering en als reeds duidelijk was dat sprake is van een onbetrouwbare kroongetuige raakt dit ook de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
13. Voor zover de rechtbank deze verzoeken afwijst wordt (voorwaardelijk) verzocht de hiervoor genoemde voormalig advocaat als getuige te horen omtrent zijn kennis van het bestaan van de psychologische rapportage waarover hij heeft gesproken, of hij de beschikking hierover heeft gehad, hoe hij weet dat het bestaat en of hij weet wat in het rapport staat met betrekking tot de persoon van de kroongetuige en waarom de kroongetuige laaiend was over de inhoud van dit rapport.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
14. Het Openbaar Ministerie geeft aan dat het zaaks-Openbaar Ministerie geen rapport over [verdachte 1] heeft laten opmaken in zijn strafzaak en dat, als er in een ander verband rapportages over hem zijn opgemaakt, deze niet relevant zijn voor de strafzaak. Het eerste verzoek is een herhaald verzoek op dezelfde gronden, dat eerder is afgewezen. Het verzoek moet daarom ook nu worden afgewezen. Dat geldt ook voor de twee daaraan gekoppelde verzoeken.
Oordeel van de rechtbank
15. Het eerste verzoek van de verdediging is een herhaald verzoek, waarop de rechtbank op 10 november 2022 afwijzend heeft beslist. [3] De nieuwe onderbouwing, die overigens grotendeels een herhaling van zetten is en veelal speculatief van aard, leidt thans niet tot een ander oordeel. Uitgangspunt is en blijft dat de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuige dient te onderzoeken aan de hand van het dossier. Het verzoek wordt daarom op dezelfde gronden afgewezen. Dit leidt eveneens tot afwijzing van het verzoek om inzage in dan wel voeging van die eventuele rapportage en het verzoek om de voormalige advocaat als getuige te horen, nu hieraan dezelfde onderbouwing ten grondslag is gelegd.

Verzoek ten aanzien van de inzage in iPhone-berichten

16. De verdediging heeft verzocht om opnieuw, kortdurend, inzage te kunnen krijgen in de iPhone-berichten van de kroongetuige op de wijze zoals dat eerder is gefaciliteerd, namelijk door plaatsing van die berichten op het aan de verdediging ter beschikking gestelde MacBook.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
17. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat in alle zaken voor de inzage op het eigen kantoor een termijn is verleend van 19 weken, namelijk van 22 juli 2021 tot 1 december 2021. Alleen in de zaak van verdachte [verdachte 2] is die termijn destijds langer geweest. De rechtbank heeft die termijn toen verlengd tot 1 februari 2022 waarmee de inzage in totaal 28 weken heeft geduurd. De overweging van de rechtbank was dat het verdedigingsbelang bij het zeer grondig bekijken van de chatgesprekken vanwege de destijds bestaande vriendschap tussen verdachte [verdachte 2] en de kroongetuige begrijpelijk was en dat het aannemelijk was dat dit buitengewoon tijdrovend is. Het Openbaar Ministerie heeft zich op 26 januari 2022 niet verzet tegen een verlenging van de inzagetermijn in de zaak van verdachte [verdachte] tot maximaal 25 weken (tot 1 mei 2022) omdat het zich kon voorstellen dat deze situatie tot op zekere hoogte ook in zijn zaak speelde. Het Openbaar Ministerie heeft daarbij het aanbod gedaan dat de verdediging die verlenging ook op een later moment kon inzetten en de rechtbank heeft overeenkomstig beslist. De verdediging heeft van die laatste mogelijkheid echter geen gebruik gemaakt en vraagt nu toch zonder onderbouwing om een nieuwe termijn van inzage te verlenen op het eigen kantoor. Onder verwijzing naar de beslissingen van de rechtbank over de noodzaak de periode van inzage op kantoor te beperken (zie beslissingen van 4 oktober 2021 [4] en 20 december 2021 [5] ) stelt het Openbaar Ministerie dan ook dat het verzoek moet worden afgewezen. Daarbij merkt het op dat inzage op het politiebureau en in de EBI al die tijd mogelijk is geweest en nog steeds mogelijk is.
Oordeel van de rechtbank
18. De rechtbank heeft eerder in de door het Openbaar Ministerie aangehaalde beslissingen overwogen, kort samengevat, dat vanwege de precaire aard van de berichten aanleiding bestaat de termijn van inzage op het eigen kantoor door plaatsing op een MacBook niet langer te laten duren dan voor een adequate verdediging noodzakelijk is. De nu gegeven motivering van de verdediging om een nieuwe inzagetermijn op het MacBook te verlenen is, tegen de achtergrond van de reeds geboden en nog altijd bestaande inzagemogelijkheden die het Openbaar Ministerie heeft geschetst, summier. Desondanks kan de rechtbank het belang van de verdediging bij het verzoek, namelijk dat zij de kroongetuige recent ter zitting heeft ondervraagd, het proces-verbaal van die verhoren ter zitting recent is verstrekt en de verdediging de berichten op kantoor met de verklaringen van de kroongetuige erbij nog eens goed wil nalezen om zo ‘de puntjes op de i’ te kunnen zetten, begrijpen. De rechtbank wijst het verzoek daarom toe en bepaalt dat de iPhone-berichten voor de duur van vier weken ter inzage aan de verdediging van verdachte [verdachte] worden versterkt door plaatsing van die berichten op het MacBook.

Verzoek om een getuigenverhoor van de vriendin van de broer van de kroongetuige

19. De verdediging heeft opnieuw verzocht de vriendin van de broer van de kroongetuige als getuige te horen. Daartoe is gesteld dat het geplande verhoor van deze getuige door de rechter-commissaris op 18 november 2022 is geannuleerd om redenen betreffende de gezondheid van de getuige. Het is voor de verdediging noch voor andere procespartijen mogelijk om de juistheid van deze beslissing te kunnen toetsen. De verdediging is ook niet gevraagd om een standpunt voorafgaand aan deze beslissing. Voor zover de veiligheid en/of gezondheid van de getuige ter discussie staat is een nadere onderbouwing middels medische stukken noodzakelijk. De verdediging heeft subsidiair verzocht nadere informatie bij de rechter-commissaris op te vragen en aan de verdediging te doen verstrekken zodat partijen hierover een standpunt kunnen innemen alvorens een beslissing wordt genomen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
20. De rechtbank heeft eerder dit verhoor toegewezen. De rechter-commissaris heeft bericht dat is vastgesteld dat de gezondheid en het welzijn van de getuige ernstig in gevaar kan worden gebracht indien door deze getuige een getuigenverklaring zou moeten worden afgelegd. Overigens heeft de rechter-commissaris meegewogen het door de advocaat van de getuige aangekondigde beroep op het verschoningsrecht (dat haar als verdachte toekomt) ten aanzien van alle vragen. Bij deze stand van zaken dient het verzoek van de verdediging tot het alsnog horen van de getuige te worden afgewezen. Ook het verzoek om meer informatie ten aanzien van de gezondheid van de getuige dient te worden afgewezen. Het is ingevolge de wet aan de rechter-commissaris om deze informatie te wegen. Daarbij is het inwinnen van een standpunt van partijen niet noodzakelijk of voorgeschreven.
Oordeel van de rechtbank
21. Op grond van artikel 264, eerste lid, onder b, Sv kan de oproeping van een getuige worden geweigerd indien de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht, en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige ter terechtzitting te kunnen ondervragen.
22. De rechter-commissaris heeft op basis van de aan haar verstrekte concrete informatie over de gezondheid van de getuige, waaronder een schriftelijk stuk van haar behandelaars, geconcludeerd dat de gezondheid en het welzijn van de getuige in gevaar kan worden gebracht door de ondervraging. Ook heeft de rechter-commissaris blijk gegeven van een belangenafweging tussen de belangen van de getuige en waarborging van het ondervragingsrecht van de verdachte. Daarmee heeft een onafhankelijke rechterlijke autoriteit geoordeeld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 264, eerste lid, onder b, Sv zich voordoet. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht geen aanleiding een nader onderzoek in te stellen. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek overweegt de rechtbank dat de wet niet voorschrijft dat de verdediging recht heeft op de onderliggende informatie om zelf te kunnen toetsen. Evenmin is vereist dat de verdediging voorafgaand aan de beslissing tot weigering daarover gehoord moet worden.
23. De rechtbank wijst het herhaalde verzoek om deze getuige te horen en het subsidiaire verzoek om nadere informatie af.

Verzoek tot het horen van de partner van de kroongetuige

24. De verdediging heeft opnieuw verzocht om het horen van de partner van de kroongetuige als getuige en gesteld dat zij op geen enkel moment in de procedure in de gelegenheid is gesteld deze toegewezen getuige vragen te stellen. Dit maakt inbreuk op het ondervragingsrecht. Het feit dat het Openbaar Ministerie, dat wel aanwezig was bij het verhoor, het proces-verbaal van verhoor aan de procespartijen heeft verstrekt vormt geen compensatie voor deze tekortkoming. Dit raakt het recht op een eerlijk proces in ernstige mate.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
25. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een herhaald verzoek op dezelfde gronden dat eerder is afgewezen. Het verzoek moet daarom ook nu worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
26. De rechtbank stelt vast dat de verdediging aan het herhaald verzoek om de partner van de kroongetuige als getuige te horen geen nieuwe argumenten ten grondslag heeft gelegd. Onder verwijzing naar haar eerdere beslissingen van 8 juli 2022 [6] en 28 september 2022 [7] wijst de rechtbank het verzoek dan ook af.

Voetnoten

2.ECLI:NL:GHAMS:2017:2497 (in de beslissing van 10 november 2022 staat abusievelijk een onjuist ECLI-nummer, namelijk dat van een arrest van een andere verdachte in de zaak Passage).