ECLI:NL:RBAMS:2022:132

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
26Marengo
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken in de strafzaak 26Marengo

Op 14 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak 26Marengo, waarin verschillende verzoeken van de verdediging zijn behandeld. De regiezitting vond plaats op 20 december 2021, voorafgaand aan een schriftelijke ronde waarin alleen mr. I.N. Weski gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om onderzoekswensen in te dienen. De verdediging heeft namens verschillende verdachten verzoeken ingediend, waaronder verzoeken tot voeging van geluidsdragers en gespreksverslagen, alsook verzoeken om inzage in berichten van de kroongetuige. De rechtbank heeft deze verzoeken beoordeeld en in veel gevallen afgewezen, onder andere omdat de verdediging niet voldoende onderbouwd had waarom de gevraagde stukken relevant waren voor de waarheidsvinding. De rechtbank heeft ook geweigerd om het Openbaar Ministerie te dwingen tot het onderzoeken van mogelijke meineed van de kroongetuige, omdat dit een herhaling van eerder afgewezen verzoeken betrof. De rechtbank heeft wel ingestemd met het verzoek om inzage in berichten van de kroongetuige, maar met de beperking dat deze inzage niet langer duurt dan strikt noodzakelijk. Daarnaast zijn er verzoeken gedaan om getuigen te horen, waaronder de kroongetuige zelf en andere betrokkenen. De rechtbank heeft de verzoeken om getuigen te horen in sommige gevallen afgewezen, omdat de relevantie niet voldoende was aangetoond. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de planning van de zittingen en de behandeling van de zaken van de verschillende verdachten, waarbij de rechtbank de belangen van alle partijen in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft besloten dat de zaken van verdachte [verdachte 4] voorlopig gelijktijdig met de andere verdachten behandeld zullen worden, maar heeft ook ruimte gelaten voor afzonderlijke behandeling indien nodig.

Uitspraak

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken in 26Marengo, gedaan op de regiezitting van 20 december 2021
1. Aan de regiezitting van 20 december 2021 is een schriftelijke ronde voorafgegaan. Hiervan heeft alleen mr. I.N. Weski gebruik gemaakt. De raadsvrouw heeft in deze eerste termijn namens verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] onderzoekswensen ingediend bij e-mailbericht van 5 december 2021. Het Openbaar Ministerie heeft op 13 december 2021 op deze onderzoekswensen gereageerd. Op 20 december 2021 heeft vervolgens re- en dupliek plaatsgevonden.
2. Namens verdachte [verdachte 4] is door mrs. H.M. Dunsbergen en R. van ’t Land ter terechtzitting van 20 december 2021 een regieverzoek gedaan. Hierop heeft het Openbaar Ministerie gereageerd.
3. Namens verdachte [verdachte 5] heeft mr. G.N. Weski ter terechtzitting van 20 december 2021 een tweetal onderzoekswensen gedaan waarop het Openbaar Ministerie heeft gereageerd.
4. Verdachte [verdachte 6] heeft ter terechtzitting van 20 december 2021 een aantal onderzoekwensen gedaan. Het Openbaar Ministerie heeft hierop ter terechtzitting van 21 december 2021 gereageerd, waarna nog repliek en dupliek heeft plaatsgevonden.
5. Hieronder volgen de beslissingen van de rechtbank op de gedane verzoeken en op het door het Openbaar Ministerie gehandhaafde verzoek tot het horen van een getuige bij de rechter-commissaris. Tot slot volgen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de invulling van de zittingsdagen in de periode van maart tot en met juni 2022. De concrete invulling is opgenomen in een bijlage.
In de zaken van verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3]

Verzoek tot voeging geluidsdrager en zeven gespreksverslagen uit Rotonde

6. Namens verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] is verzocht om voeging van de geluidsdrager en zeven gespreksverslagen die worden genoemd in het proces-verbaal van 17 januari 2017, met betrekking tot TGO Kreta, dat recent – op 3 december 2021 – door het Openbaar Ministerie is gevoegd.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank wijst erop dat bedoeld proces-verbaal van 17 januari 2017 is gevoegd op verzoek van de verdediging van medeverdachte [verdachte 7] . Die verdediging had in verband met de verdenking in zaaksdossier Kreta verzocht om voeging van een tapgesprek tussen [naam 1] en [naam 2] . Aan dit verzoek is tegemoet gekomen door voeging van genoemd proces-verbaal met bijlagen. Die bijlagen betreffen de uitwerking van twee tapgesprekken en twee sms-berichten tussen deze personen. Dat de geluidsdrager en zeven gespreksverslagen relevant zouden zijn voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is niet door de verdediging onderbouwd. Het verzoek om ook deze stukken te voegen wordt daarom afgewezen.

Verzoek met betrekking tot onderzoek meineed kroongetuige

8. De verdediging heeft verzocht het Openbaar Ministerie te laten toelichten of er ook nu geen plannen bestaan de meinedige verklaringen van de kroongetuige te onderzoeken en hem voor meineed te vervolgen. Volgens de verdediging is dit van belang in het kader van de beoordeling door de rechtbank van de betrouwbaarheid van de waarheidsvinding en het door het Openbaar Ministerie getoonde eventuele gunstbetoon.
Oordeel van de rechtbank
9. Dit verzoek komt neer op een herhaling van zetten. Hetzelfde verzoek heeft de verdediging gedaan bij gelegenheid van de vorige regiezitting en daarop heeft de rechtbank beslist op 8 november 2021. Onder verwijzing naar die beslissing wijst de rechtbank het herhaalde verzoek af.
Verzoek met betrekking tot de inzage in berichten uit de iPhone van de kroongetuige
10. De verdediging heeft verzocht om de nog niet ter inzage verstrekte berichten uit de iPhone van de kroongetuige alsnog te verstrekken, met uitzondering van de berichten die met machtiging van de rechter-commissaris worden onthouden. Daarnaast is verzocht de al verstrekte berichten wederom ter inzage op een MacBook aan de verdediging ter beschikking te stellen, in ieder geval tot het einde van de procedure bij de rechtbank. De verdediging kan dan in de aankomende periode gedurende dit proces nog nadere analyses uitvoeren.
Oordeel van de rechtbank
11. Aan het eerste verzoek is voldaan. De verdediging heeft inzage in alle berichten uit de iPhone van de kroongetuige, met uitzondering van de berichten die met machtiging van de rechter-commissaris worden onthouden. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de mededeling van het Openbaar Ministerie hierover.
12. Ten aanzien van het verzoek de berichten wederom ter inzage op een MacBook ter beschikking te stellen wijst de rechtbank op haar beslissing van 4 oktober 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:5545). Daarin heeft de rechtbank over de wijze van inzage op de MacBooks het volgende overwogen:
“De rechtbank ziet vanwege de precaire aard van de berichten wel aanleiding te bepalen dat de inzage op de huidige wijze niet langer duurt dan strikt noodzakelijk in het kader van het voeren van een adequate verdediging en zal daarom bepalen dat de huidige wijze van inzage nog voortduurt tot 1 december 2021. De rechtbank is van oordeel dat deze termijn voldoende gelegenheid biedt aan de verdediging om na te gaan of zich in de inzageset nog berichten bevinden die zij aan het dossier toegevoegd wenst te zien. Na die periode zou inzage in de berichten op het politiebureau moeten kunnen volstaan.”De rechtbank stelt vast dat de verdediging de termijn van 1 december 2021 heeft laten verstrijken zonder dat binnen die termijn gemotiveerd om verlenging is verzocht. De berichten zijn inmiddels van het MacBook verwijderd. De verdediging heeft geen concreet argument aangevoerd dat in de zaken van verdachten de termijn te kort was voor het voeren van een adequate verdediging. Het verzoek wordt daarom afgewezen. De rechtbank wijst erop dat de berichten nog steeds op het politiebureau en de inzagelaptops in de Extra Beveiligde Inrichting (hierna: EBI) kunnen worden ingezien.
In de zaak van verdachte [verdachte 3]
13. Namens verdachte [verdachte 3] is een aantal verzoeken gedaan gerelateerd aan het verhoor van de
liaison officerdat op 10 november 2021 bij de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden. Samengevat wordt verzocht:
  • Het Openbaar Ministerie aan te doen geven waarom het functioneren van een andere
  • Aan de verdediging te doen toekomen kopieën van de vele politiële rechtshulpverzoeken waar de
  • De ‘andere’
  • De reeds gehoorde
  • De rechercheur(s) die verantwoordelijk is/zijn voor het verstrekken van persberichten en andere informatie ter terechtzitting als getuige op te roepen;
  • De ontbrekende acht pagina’s in het proces-verbaal JM2723 van verbalisant [verbalisant] (eventueel geanonimiseerd) aan de verdediging ter kennis te brengen ter eventuele voeging in het dossier;
  • De PowerPointpresentatie die op 12 september 2018 is getoond aan de
14. Het Openbaar Ministerie heeft zich niet verzet tegen het afronden van het verhoor van de reeds gehoorde
liaison officeren het horen van de ‘andere’
liaison officer. Voor het overige concludeert het Openbaar Ministerie tot afwijzing van de verzoeken.
15. De argumenten van de verdediging en het Openbaar Ministerie komen – voor zover van belang – bij de beslissing van de rechtbank aan de orde. De rechtbank had op 20 en 22 december 2021, toen de verzoeken op de terechtzitting werden besproken, nog niet de beschikking over het proces-verbaal van de rechter-commissaris van 10 november 2021, maar inmiddels is dat wel zo.
Oordeel van de rechtbank

Verzoek met betrekking tot het horen van de liaison officers

16. Uit de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 13 december 2021 leidt de rechtbank af dat ook de zaaksofficieren van justitie er pas tijdens het verhoor op 10 november 2021 achter kwamen dat de getuige niet de
liaison officerwas die aanwezig was bij het bezoek van twee rechercheurs aan de
Dubai Policeop 12 september 2018. De rechtbank ziet geen aanwijzing dat dit gegeven is verzwegen. Gelet daarop wordt het verzoek van de verdediging daarover afgewezen.
17. Het verhoor van de
liaison officerbij de rechter-commissaris op 10 november 2021 is nog niet afgerond. Dat zal nog moeten gebeuren. Het verzoek van de verdediging om daarnaast de
liaison officerte horen die bij het bezoek aan de
Dubai Policeop 12 september 2018 aanwezig is geweest, zal de rechtbank toewijzen. De rechtbank ziet – anders dan door de verdediging verzocht – geen aanleiding om de
liaison officersop de terechtzitting als getuige te horen. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris op goede gronden de vordering tot het treffen van beschermende maatregelen ex artikel 190 lid 3 Sv toegewezen. De rechter-commissaris is bij uitstek geëquipeerd voor een dergelijk verhoor onder complexe omstandigheden. Daar komt bij dat de inhoudelijke onderbouwing van de verdediging – de rechter-commissaris zou de beslissing van de rechtbank denatureren – niet door de rechtbank wordt gevolgd. De rechtbank heeft op 13 juli 2021 beslist dat de rechter-commissaris de
liaison officerzou moeten horen over “welke informatie door of via de
liaison officerover verdachte [verdachte 3] is gedeeld met de autoriteiten van de VAE en over de feitelijke uitvoering van de aanhouding en de overdracht van verdachte [verdachte 3] ”. Daarbij heeft de rechtbank beslist
: “Mocht de beantwoording van vragen over deze onderwerpen aanleiding geven om (verdiepings)vragen te stellen over een onderwerp dat de rechtbank nu niet expliciet heeft benoemd, dan kan de rechter-commissaris de relevantie van de vragen bepalen en wanneer de vragen relevant zijn, ook die vragen (laten) stellen.”De rechter-commissaris heeft dit terecht als een gesloten opdracht beschouwd en de vragen van de verdediging die dit bestek te buiten gingen belet. Voorshands is de rechtbank van oordeel dat er door de rechter-commissaris tot op heden geen vragen zijn belet die bij nadere beschouwing toch door de getuige beantwoord hadden moeten worden. Aanvullend geldt dat de rechtbank van oordeel is dat de rechter-commissaris de opdracht om de ‘andere’
liaison officerte horen op eenzelfde wijze dient te interpreteren.
18. De rechtbank heeft kennis genomen van de e-mail van de rechters-commissaris van 21 december 2021 waarin zij aangeven – kort gezegd – dat het met alle beschermende maatregelen die van toepassing zijn en de beperkingen als gevolg van corona, een grote logistieke operatie is om een verhoor van een
liaison officerte organiseren, dat zij niet bekend zijn met de zittingsplanning van 26Marengo en dat zij de suggestie doen aan de rechtbank om eventueel akkoord te gaan met een afsluitende schriftelijke vragenronde. De rechters-commissaris gaan in hun e-mail nog enkel uit van het afronden van verhoor van 10 november 2021. Inmiddels is duidelijk dat niet alleen dit verhoor nog moet worden afgerond, maar dat ook de ‘andere’
liaison officergehoord moet worden. De rechtbank is zich zeer bewust van de complexiteit van de planning van dergelijke verhoren, maar het gegeven dat er pas in juni 2022 gerekwireerd zal worden maakt dat hier voldoende tijd voor lijkt te zijn. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om af te zien van een verhoor en de verdediging schriftelijke vragen te laten stellen.

Verzoek om kopieën van politiële rechtshulpverzoeken

19. Dat er op politie-politie basis informatie is uitgewisseld met de
Dubai Policeover verdachte [verdachte 3] staat vast. Het proces-verbaal van 22 februari 2021 van de verbindingsambtenaar van het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum (hierna: LIRC), waaruit blijkt dat er een grote hoeveelheid informatie over verdachte [verdachte 3] is gedeeld met de
Dubai Police, is daar een weerslag van. De getuige heeft op 10 november 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij geen extra informatie aan Dubai heeft verstrekt dan genoemd in dit proces-verbaal, behalve twee (kranten)artikelen die hij tijdens het verhoor eerder noemde. Aan het verzoek lijkt de impliciete stelling ten grondslag te liggen dat er meer of andere informatie aan de autoriteiten van Dubai zou zijn verstrekt, maar die stelling is op geen enkele wijze onderbouwd. Dat leidt tot afwijzing van dit verzoek.
Verzoek om de rechercheur te horen die verantwoordelijk is voor het verstrekken van persberichten en andere informatie
20. De getuige heeft op 10 november 2021 uitgebreid geantwoord op de vragen van de verdediging omtrent het attenderen van de buitenlandse collega’s op krantenberichten en andere open bronnen. De rechtbank leest – anders dan de verdediging stelt – in dit verhoor niet terug dat de getuige het aankomend verschijnen van een artikel in De Telegraaf over de vermeende Iran-connectie met de
Dubai Policeheeft gedeeld
op verzoekvan een rechercheur. De getuige heeft verklaard dat de rechercheur hem er slechts op heeft geattendeerd dat er een artikel over verdachte [verdachte 3] zou verschijnen, dat daar geen verzoek aan was verbonden, dat hij door meerdere collega’s is gebeld over publicaties in de Nederlandse pers, dat het gebruikelijk is dat je elkaar (de rechtbank begrijpt: in dit geval de
Dubai Police) informeert en dat er geen specifieke reden is waarom hij iets doorstuurt. Daarmee komt de grondslag aan dit verzoek te ontvallen. Dit leidt tot afwijzing van het verzoek.
Verzoek met betrekking tot de ontbrekende acht pagina’s in het proces-verbaal JM2723 van verbalisant [verbalisant]
21. De verdediging verzoekt inzage in genoemde pagina’s en stelt daartoe dat deze pagina’s informatie bevatten die bepalend kan zijn geweest voor de wijze waarop verdachte [verdachte 3] is bejegend. Die onderbouwing is, in het licht van de beslissing tot onthouding van dit stuk van de rechter-commissaris, onbegrijpelijk. Deze overweegt immers na kennisname – voor zover hier van belang – dat de onthouden informatie geen verzoeken aan de autoriteiten van Dubai bevat voor de inzet van BOB-middelen, geen betrekking heeft op een eventuele connectie tussen verdachte [verdachte 3] (of andere verdachten) en Iran en geen ontlastende informatie bevat. In dat licht valt niet in te zien hoe deze informatie bepalend kan zijn geweest voor de wijze waarop verdachte [verdachte 3] is bejegend. Dit leidt tot afwijzing van het verzoek.
Verzoek met betrekking tot de PowerPointpresentatie die op 12 september 2018 is getoond aan deDubai Police
22. De verdediging verzoekt inzage in deze presentatie en onderbouwt dit met de stelling dat de getuige op 10 november 2021 heeft verklaard dat de inhoud van deze presentatie deel uitmaakt van het proces-verbaal van het LIRC van 22 februari 2021. De verdediging stelt dat dit proces-verbaal betrekking heeft op meldingen van 21 december 2017 tot en met 17 december 2019, dat een presentatie in september 2018 nooit betrekking kan hebben op meldingen van na die datum en dat de uitspraken van de
liaison officerdan ook onbegrijpelijk en onvolledig zijn. De rechtbank kan deze redenering niet volgen en deze kan daarom niet dienen ter onderbouwing van het verzoek. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Nu de beide
liaison officersnog als getuige gehoord gaan worden kan de verdediging uiteraard aanvullende vragen stellen over dit onderwerp.

Verzoek met betrekking tot verklaringen van medeverdachte [verdachte 7]

23. De rechtbank heeft in de zaak van medeverdachte [verdachte 7] op 23 juni 2021 een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van zijn voorlopige hechtenis behandeld in raadkamer. Het Openbaar Ministerie heeft het proces-verbaal van die raadkamerzitting in het dossier van de medeverdachten gevoegd, maar een deel van de tekst van het proces-verbaal is zwartgelakt.
24. De verdediging heeft verzocht om verstrekking van het gehele, ongezwarte proces-verbaal. Zij stelt daartoe dat de verdediging aan de hand van het te verstrekken stuk kan beslissen of zij medeverdachte [verdachte 7] als getuige wil ondervragen. Volgens de raadsvrouw is de rechtbank mogelijk al ten nadele van haar cliënten beïnvloed door kennisname van de zwartgemaakte delen en dient de verdediging in een gelijkwaardige situatie te zijn als de rechtbank, voor wat betreft het procesdossier.
Oordeel van de rechtbank
25. De rechtbank overweegt als volgt. De behandeling in raadkamer van verzoeken over de voorlopige hechtenis vindt achter gesloten deuren plaats (artikel 22 lid 1 Sv). Wat op raadkamerzittingen wordt besproken, wordt (gelet op het vertrouwelijke karakter van die zittingen) niet zonder meer gedeeld met anderen, zoals medeverdachten. In dit geval heeft het Openbaar Ministerie het betreffende proces-verbaal van de raadkamer van 23 juni 2021 gevoegd in het dossier onder weglating van namen van beroepshalve betrokken derden en de standpunten van de verdediging en het Openbaar Ministerie in het kader van het schorsingsverzoek.
26. De raadsvrouw wijst er terecht op dat de situatie zich kan voordoen dat de rechtbank meer weet dan de verdediging, als niet het gehele proces-verbaal van een raadkamerzitting van een medeverdachte in het dossier wordt gevoegd. Dat geldt echter per definitie voor alle besloten behandelingen en is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bij informatie over persoonlijke omstandigheden en belangen en het debat daarover hebben medeverdachten geen gerechtvaardigd belang. De inhoudelijke verklaring is wel leesbaar gevoegd in het dossier van de medeverdachten, waardoor er zich geen situatie voordoet waarin de verdediging op achterstand staat. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
In de zaak van verdachte [verdachte 6]

Verzoek om [naam 3] als getuige te horen

27. Verdachte [verdachte 6] heeft in de zaak Raspvijl verzocht als getuige op te roepen de tussenpersoon met wie de kroongetuige volgens diens verklaring contact heeft gehad over het leveren van semtex en die als ‘ [naam 3] ’ in de telefoon van de kroongetuige zou staan.
Oordeel van de rechtbank
28. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voldoende belang heeft bij het (doen) horen van deze getuige. De kroongetuige heeft immers in zijn kluisverklaring van 28 januari 2017 (zie Dossier verhoren [kroongetuige] , pagina’s 245-255) verklaard dat hij met zowel verdachte [verdachte 6] als met diens broer [verdachte 4] heeft gesproken over het regelen van semtex, en dat hij vervolgens met ‘ [naam 3] ’ contact heeft gehad over de vraag of de semtex in plaats van met een kabel met een ontsteking via een telefoon kon worden gemaakt. Mogelijk kan de getuige de verklaring van de kroongetuige dan ook verifiëren of falsificeren.
29. De rechtbank zal de rechter-commissaris belasten met dit verhoor. Het is aan de verdediging om de personalia op te geven van de getuige waar zij om verzoekt. Zeker nu de verdachte aan heeft gegeven te weten om wie het gaat. Omdat geen (officiële) personalia van de getuige bij de rechtbank bekend zijn, dient de verdediging binnen een maand na heden aan de rechter-commissaris de (identificerende) gegevens van de getuige op te geven zodat deze kan worden opgeroepen.
30. De rechtbank realiseert zich dat verdachte in de laatste zittingsperiode niet actief is bijgestaan door een raadsman, in verband met het door de verdediging ingenomen standpunt over de huidige onmogelijkheid voor de raadsman om een laptop met daarop het verdedigingsdossier in de EBI mee te nemen tijdens bezoek aan zijn cliënt. De rechtbank laat het aan goed overleg tussen de rechter-commissaris en de raadsman over om het getuigenverhoor te plannen. De rechtbank ziet in de situatie in de EBI op voorhand geen beletsel voor de raadsman om dit getuigenverhoor voor te bereiden. Het is in elk geval niet de bedoeling van de rechtbank dat verdachte zelf het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris bij zal wonen om rechtstreeks vragen aan de getuige te stellen.

Verzoek om buurjongens van de kroongetuige als getuigen te horen

31. Verdachte [verdachte 6] wil verder twee buurjongens van de kroongetuige als getuige doen horen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de kroongetuige heeft verklaard dat hij voor die buurjongens semtex heeft geregeld, om voor een plofkraak te gebruiken.
Oordeel van de rechtbank
32. De rechtbank wijst dat verzoek af. Onvoldoende is onderbouwd wat de relevantie is van de verklaring van die buurjongens voor het strafproces van verdachte. Zijn zaak gaat immers over levensdelicten en niet over plofkraken. Verder is niet onderbouwd dat de buurjongens zouden kunnen verklaren over de hierboven genoemde contacten met verdachten [verdachte 6] , [verdachte 4] , de kroongetuige en ‘ [naam 3] ’ over de levering van semtex met ontsteking via een telefoon.

Verzoek om de ex-vriendin van de broer van de kroongetuige als getuige te horen

33. Verdachte [verdachte 6] heeft de rechtbank verzocht om het getuigenverhoor van de ex-vriendin van de broer van de kroongetuige. Zij zou volgens de verklaring van de kroongetuige kentekens voor hem hebben nagetrokken. Door haar te verhoren kan getoetst worden of de kroongetuige via haar een kenteken heeft nagetrokken in december 2016, aldus verdachte.
34. De officier van justitie heeft in reactie op dit verzoek opgemerkt dat bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer is nagegaan of het bewuste kenteken van de auto waarin [slachtoffer] reed, is nagetrokken. Dit bleek het geval te zijn, op 8 december 2016 om 14:51 uur. Dit staat in het verificatiejournaal waarin inzage is verleend, maar is niet in het dossier gevoegd. Van deze bevraging zal alsnog een proces-verbaal worden opgemaakt dat in het dossier zal worden gevoegd, aldus de officier van justitie. Bij die stand van zaken ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om de verzochte getuige te (doen) horen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

Verzoek om [naam 4] als getuige te horen

35. Verdachte [verdachte 6] heeft verzocht om [naam 4] te horen als getuige. Hij heeft daaraan allereerst ten grondslag gelegd dat uit het dossier (zie Algemeen dossier, pagina 2151) volgt dat de getuige heeft verklaard dat verdachten [verdachte 6] en [verdachte 4] hem hebben gezegd zijn onderneming te verkopen aan verdachte [verdachte 3] .
Oordeel van de rechtbank
36. De rechtbank ziet wel de (mogelijke) relevantie van een verhoor van de getuige over dat onderwerp. Het is echter niet aannemelijk dat de getuige (binnen redelijke termijn) gehoord zal kunnen worden. De getuige is gedetineerd in Marokko, en het Openbaar Ministerie heeft op de terechtzitting van 3 november 2020 gemeld dat de autoriteiten van Marokko sinds december 2018 op geen enkel rechtshulpverzoek in de zaak 26Marengo antwoord hebben gegeven. Het verzoek wordt daarom op dit moment afgewezen. De rechtbank verzoekt het Openbaar Ministerie wel om de rechtbank op de volgende zittingsdag te informeren over de actuele stand van zaken van de relatie met Marokko ten aanzien van de uitvoering van rechtshulpverzoeken.
37. Verdachte [verdachte 6] heeft nog een tweede onderbouwing gegeven aan zijn verzoek om [naam 4] te verhoren als getuige: de kroongetuige verklaart in zijn kluisverklaring van 27 maart 2017 (zie Dossier verhoren [kroongetuige] , pagina 740) over een ‘troef’ die hij mogelijk wil bewaren, en hij noemt vervolgens de naam ‘ [naam 4] ’. Verdachte [verdachte 6] wil aan de getuige vragen of hij in contact stond met de kroongetuige.
38. Het verzoek is ten aanzien van deze grondslag – nog los van het hierboven overwogene – niet toewijsbaar. De kroongetuige heeft het in de bewuste passage over de moord op een andere persoon, die mogelijk met een partij drugs te maken heeft. Hij voegt daar dan aan toe:
“Dus daar moet ik nog op terugkomen. Of dat de bedoeling is om wel te vertellen of niet te vertellen. Omdat we niet weten, kijk, als de Nederlandse Staat daar niks mee kan, dan heeft het geen nut om te vertellen. Maar sommige dingen ken je van tevoren al weten of ze in Nederland er wat mee kan of niet mee kan. Alleen is het dan handig om het wel dan te vertellen of die troef te bewaren voor iets, andere organisatie. Die er wel wat mee kan. Maar goed, het is, daar komen we op terug.”De rechtbank kan uit deze verklaring niet afleiden dat dit over [naam 4] gaat, maar de verdachte kan uiteraard aan de kroongetuige de vraag stellen welke betekenis zijn verklaring op het genoemde punt (de troef) heeft. Als onderbouwing voor het horen van [naam 4] als getuige is de verwijzing naar deze passage echter onvoldoende.
In de zaken van alle verdachten

Verzoek van het Openbaar Ministerie om een persoon als getuige te horen

39. Desgevraagd door de rechtbank heeft het Openbaar Ministerie ter terechtzitting van 20 december 2021 opgemerkt dat het ter terechtzitting van 16 april 2021 gedane verzoek tot het horen van een getuige wordt gehandhaafd. Het gaat om een getuige die zou kunnen verklaren over een ontmoeting tussen verdachte [verdachte 3] en de kroongetuige in [theehuis] . De naam van deze persoon is door de kroongetuige ter zitting van 9 april 2021 op een briefje geschreven en dit briefje is vervolgens door zijn raadsman (opgevouwen) aan de rechtbank overhandigd. Het Openbaar Ministerie heeft voorgesteld deze getuige te horen zonder van te voren de naam van deze getuige bij procespartijen (inclusief het Openbaar Ministerie) bekend te maken.
Oordeel van de rechtbank
40. De rechtbank merkt allereerst op dat het overhandigde briefje opgevouwen is gebleven, zoals ter terechtzitting van 9 april 2021 door de voorzitter is bepaald. De rechtbank kent de inhoud van het briefje dan ook niet. Volgens de kroongetuige is de persoon wiens naam op het briefje staat aanwezig geweest bij de eerste ontmoeting tussen de kroongetuige en verdachte [verdachte 3] . Deze eerste ontmoeting zou volgens de kroongetuige hebben plaatsgevonden in [theehuis] in de periode tussen 2006 en 2008, uiterlijk 2009. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd waarom het horen van de getuige van belang is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. Daarbij weegt mee dat de periode niet alleen zeer ruim is omschreven maar ook buiten de tenlastegelegde periode valt. Ook inhoudelijk heeft de vraag of deze concrete ontmoeting al dan niet heeft plaatsgevonden onvoldoende relevantie voor de beoordeling van de tenlastegelegde feiten. Het verzoek van het Openbaar Ministerie wordt daarom afgewezen.

Verhoor van de partner van de kroongetuige

41
.De rechtbank heeft op 29 september 2020 op het verzoek van de verdediging van verdachten [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 10] , [verdachte 6] en [verdachte 4] beslist dat de partner van de kroongetuige bij de rechter-commissaris gehoord zal worden over de telefoons die de kroongetuige (mogelijk) in zijn cel heeft gehad in 2017 en over haar wetenschap met betrekking tot de betrokkenheid van de kroongetuige bij de feiten uit de zaaksdossiers Roos/Doorn. Bij de regiezitting van 16 april 2021 heeft de verdediging van verdachten [verdachte 9] , [verdachte 10] en [verdachte 6] de rechtbank verzocht te bepalen dat de partner ook mag worden ondervraagd over de
inhoudvan de iPhone. De rechtbank heeft dat verzoek – evenals de verzoeken van de andere raadslieden om bij dat verhoor in dat geval te mogen aansluiten – voor dat moment afgewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de beslissing of de verdediging daarbij belang heeft pas kan worden genomen nadat de kroongetuige zelf over de inhoud van de iPhone is gehoord. Een reeds gepland verhoor van de partner over de eerste twee onderwerpen is om een praktische reden uitgesteld. De rechtbank wenste namelijk te voorkomen dat de getuige mogelijk een tweede keer bij de rechter-commissaris zou moeten verschijnen.
42. De kroongetuige is inmiddels (op 22 september 2021) verhoord over algemene onderwerpen, waaronder over de inhoud van berichten uit de iPhone. Het verhoor van de partner van de kroongetuige over de eerste twee onderwerpen heeft nog niet plaatsgevonden. De rechtbank stelt zich voor dat een eventueel debat over de vraag of de partner van de kroongetuige ook over de
inhoudvan de iPhone mag worden bevraagd op de eerstvolgende regiezitting plaatsvindt. Daarna zal de rechtbank de rechter-commissaris verzoeken het verhoor van de partner in te plannen.

Overige verzoeken en vragen

43. Namens verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] is een aantal vragen gesteld over het recent op 2 december 2021 verstrekte proces-verbaal met aanvullende PGP-berichten in de zaaksdossiers Ster, Kreta en het zaaksdossier artikel 140 Sr. Ook namens verdachte [verdachte 5] zijn naar aanleiding van dit proces-verbaal vragen gesteld. Het Openbaar Ministerie heeft op al deze vragen geantwoord. De verdediging heeft daarop laten weten dat hier geen beslissing van de rechtbank meer nodig is.
44. Hetzelfde geldt voor het verzoek namens verdachte [verdachte 3] om het document ‘geen bezwaar tegen uitlevering aan NL’ dat hij bij de
Dubai Policezou hebben ondertekend te verstrekken. Het Openbaar Ministerie heeft daarop geantwoord dat dit document niet van de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: VAE) is ontvangen maar dat dit wel (opnieuw) is opgevraagd met het aanvullende rechtshulpverzoek aan de VAE overeenkomstig de beslissing van de rechtbank van 8 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:6338) hierover. Ook hierop hoeft de rechtbank dan ook niet meer te beslissen.
45. De verdediging van verdachte [verdachte 5] heeft ten slotte nog verzocht om inzage ter eventuele voeging in het dossier van een (tap)gesprek dat verdachte op 26 november 2021 met zijn eigen telefoonkaart heeft gevoerd met een persoon op het telefoonnummer eindigend op [nummer] . Dit gesprek, dat vanwege de ordemaatregelen in detentie volgens de verdediging zal zijn opgenomen, kan van belang zijn in het kader van de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [naam 5] . Het Openbaar Ministerie heeft ter terechtzitting toegezegd hier ‘achter aan te gaan’. De rechtbank begrijpt daaruit dat is toegezegd dat nagegaan zal worden of het gesprek is opgenomen en bewaard gebleven, in welk geval een uitwerking van die opname aan de verdediging ter inzage wordt verstrekt. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat hier geen beslissing meer nodig is.
46. Voor zover de verdediging nog andere verzoeken heeft gedaan of vragen heeft gesteld, blijven deze hier onbesproken omdat de rechtbank er, gelet op de reactie van het Openbaar Ministerie, van uitgaat dat hierop geen beslissing meer hoeft te volgen. Voor zover dit anders is, kan de verdediging bij gelegenheid van een volgende zitting deze (eventuele) onbesproken verzoeken en vragen opnieuw onder de aandacht brengen.

Beslissingen ten aanzien van de planning

47. De raadslieden van verdachte [verdachte 4] hebben verzocht zijn zaken los te koppelen van de zaken van de overige Marengo-verdachten. Op basis van de dikte van het dossier schatten zij in dat zij in september 2022 zo ver in het dossier zijn ingelezen dat een inhoudelijke regiezitting zou kunnen worden gehouden. Alleen dan zou een goede verdediging gevoerd kunnen worden.
48. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven de laatste negen zittingsdagen van juni 2022 voor het requisitoir te willen gebruiken en heeft een globale invulling gegeven aan de overige zittingsdagen die in de periode daaraan voorafgaand gereserveerd zijn. Het standpunt van het Openbaar Ministerie is dat de zaken van verdachte [verdachte 4] dan inhoudelijk op zitting behandeld zouden moeten kunnen zijn en dat zijn zaken meegenomen moeten kunnen worden in het dan geplande requisitoir. Het Openbaar Ministerie wil ook dat de zaken van verdachte [verdachte 4] voor het overige gelijktijdig met de zaken van de medeverdachten in 26Marengo worden behandeld. De raadslieden zijn op een rijdende trein gestapt en wisten waar ze aan begonnen, aldus het Openbaar Ministerie.
De rechtbank heeft de wensen ten aanzien van de planning geïnventariseerd. Naast de hiervoor genoemde wensen zijn dat:
  • Verdediging verdachte [verdachte 5] : één dag horen kroongetuige over ‘algemene onderwerpen’;
  • Verdediging verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] : één dag horen kroongetuige over ‘algemene onderwerpen’, daarna een dagdeel om namens cliënten ‘stukken in het geding te brengen’.
  • Verdediging verdachte [verdachte 11] : zo lang wachten met het requisitoir dat medeverdachte [verdachte 4] nog inhoudelijk als getuige gehoord kan worden;
  • Verdediging verdachte [verdachte 6] : één dag bespreking van de zaaksdossiers met cliënt, vier dagen horen van de kroongetuige (over algemene onderwerpen, iPhone-chats en zaaksdossiers);
  • Verdediging overige verdachten: geen bijzondere wensen, zo snel mogelijk requisitoir.
Overwegingen van de rechtbank
Alles overziend hebben de verschillende procespartijen grote belangen die niet zonder meer te verenigen zijn. Daarnaast speelt op de achtergrond een algemeen belang om alle zaken bij elkaar te houden. Zo is het minder wenselijk dat verschillende zittingscombinaties zich uit moeten laten over dezelfde vraagstukken en de kroongetuige door een andere zittingscombinatie opnieuw moet worden ondervraagd. In praktische zin zal het inwerken op dit dossier door een nieuwe zittingscombinatie bovendien een groot beslag leggen op kostbare capaciteit. Nog daargelaten het beslag op de capaciteit van het Openbaar Ministerie, de beveiligings- en transportdiensten en de schaars beschikbare beveiligde zittingszalen. Juridische bezwaren tegen het afzonderlijk behandelen van de zaak van verdachte [verdachte 4] zijn er echter niet. Als het niet anders kan zal de rechtbank tot afzonderlijke behandeling beslissen. Dat punt is op dit moment niet bereikt. De rechtbank ziet voldoende mogelijkheden voor een goede verdediging van verdachte [verdachte 4] en (nagenoeg) gelijktijdige behandeling van alle zaken.
In het geval dat er in juni 2022 slechts in de zaken van de overige zestien Marengo-verdachten kan worden gerekwireerd, heeft de rechtbank voor ogen dat op enig moment na de zomer ook tijd ingeruimd kan worden voor de verdere behandeling op zitting van de zaken van verdachte [verdachte 4] . Er is geen beletsel dit in dezelfde periode van of zelfs na de pleidooien, repliek en dupliek in de andere zestien zaken te doen. In beginsel staat er niets aan in de weg om het requisitoir, het pleidooi en de repliek en dupliek in de zaken van verdachte [verdachte 4] later, apart, te doen waarna in alle zaken gelijktijdig vonnis wordt gewezen.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het volgende:
  • Het verzoek van de verdediging van verdachte [verdachte 4] om zijn zaken niet langer gelijktijdig te behandelen met de zaken van de andere verdachten wordt in dit stadium afgewezen. Dat betekent dat de zittingsdagen die ‘in alle zaken’ plaatsvinden, ook plaatsvinden in de zaken van verdachte [verdachte 4] . Dit betreft overigens een beperkt aantal zittingsdagen, zie hiervoor de bijlage. Er zal ook een groot aantal zittingsdagen worden gepland in zaken van afzonderlijke verdachten (waarna de processen-verbaal van die zittingen gevoegd zullen worden in de zaken van alle verdachten);
  • De rechtbank heeft meegewogen dat de verdediging van verdachte [verdachte 4] de inleestijd – zeer begrijpelijk – ruim heeft ingeschat. Vast staat echter dat de verdediging van verdachte [verdachte 4] beschikt over een nagenoeg compleet dossier en dat er al veel onderzoek is verricht, ook in de zaken van verdachte [verdachte 4] . De rechtbank schat in dat de verdediging van verdachte [verdachte 4] gaandeweg in staat zal zijn om bij de eerstvolgende regiezitting eventuele (eerste) onderzoekswensen in te dienen. Speciale aandacht vraagt de rechtbank in dit verband voor onderzoekswensen waartoe een rechtshulpverzoek moet worden ingediend. In verband met de benodigde tijd voor de uitvoering daarvan, wordt de verdediging van verdachte [verdachte 4] verzocht dergelijke verzoeken zo spoedig als mogelijk is kenbaar te maken. De rechtbank stelt zich verder voor dat (alleen) de zaken van verdachte [verdachte 4] na die regiezitting open worden verwezen naar de rechter-commissaris. Eventuele na die zitting opgekomen wensen bij de verdediging van verdachte [verdachte 4] kunnen dan direct bij de rechter-commissaris worden ingediend, zodat niet gewacht hoeft te worden op een volgende regiezitting;
  • De rechtbank zal in mei 2022 zittingsdagen plannen waarop zij de zaaksdossiers aan verdachte [verdachte 4] zal voorhouden. De rechtbank realiseert zich dat de verdediging daar op die data mogelijk nog niet geheel klaar voor is. In dat geval zal de mogelijkheid aan verdachte [verdachte 4] en diens verdediging worden geboden hier op nader te bepalen zittingsdagen op voort te bouwen;
  • De rechtbank gaat ervan uit dat het Openbaar Ministerie in juni 2022 zal rekwireren. De rechtbank hecht er aan dat de data voor het requisitoir nu al worden vastgelegd, maar houdt rekening met de mogelijkheid dat de verdediging van verdachte [verdachte 4] hiervoor dan nog niet gereed is. In dat geval zal het Openbaar Ministerie in juni 2022 rekwireren in de zaken van de overige zestien verdachten en zal de rechtbank met de verdediging van verdachte [verdachte 4] en het Openbaar Ministerie een verdere planning maken. Hiervoor is een regiedag ingepland op de laatste zittingsdag in juni 2022;
  • In maart, april en mei 2022 is een groot aantal zittingsdagen gereserveerd die de rechtbank zo goed mogelijk wil gebruiken. In de bijlage wordt de planning weergegeven. Er is een aantal reservedagen ingepland. Een drietal zittingsdagen komt definitief te vervallen;
  • De rechtbank zal vanaf begin september 2022 een groot aantal zittingsdagen in De Bunker vastleggen voor pleidooien, repliek en dupliek. Tijdens de regiezitting begin maart 2022 wil de rechtbank van de raadslieden, met uitzondering van de raadslieden van verdachte [verdachte 4] , vernemen hoeveel tijd zij nodig denken te hebben voor hun pleidooi, zodat daarvoor een indeling gemaakt kan worden.