ECLI:NL:RBAMS:2022:6994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
C/13/692040 / HA ZA 20-1079
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WAMCA-collectieve actie van FNV en CNV tegen Temper B.V. met incident tot voeging door derden

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 4 mei 2022, wordt een incident tot voeging behandeld in het kader van een collectieve actie onder de Wet collectieve actie (WAMCA) door de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en CNV Vakmensen tegen Temper B.V. De eisers, FNV en CNV, vorderen onder andere de erkenning van een uitzendovereenkomst en een arbeidsovereenkomst tussen Temper en de werkers die via het Temper-platform werken. De Stichting FreeFlex, opgericht door enkele werkers van het Temper-platform, vraagt zich aan te sluiten bij de hoofdzaak om de belangen van de FreeFlexers te behartigen. De rechtbank oordeelt dat de Stichting en de betrokken werkers, die via het Temper-platform hebben gewerkt, een belang hebben bij de voeging, omdat een ongunstige uitspraak voor Temper ook nadelige gevolgen voor hen kan hebben. De rechtbank staat de voeging van de werkers toe, maar houdt de beslissing over de voeging van de Stichting aan, zodat deze kan reageren op de bezwaren van FNV en CNV. De mondelinge behandeling is gepland op 12 mei 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/692040 / HA ZA 20-1079
Vonnis in incident tot voeging van 4 mei 2022
in de zaak van
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING (FNV),
gevestigd te Utrecht,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV VAKMENSEN,
gevestigd te Utrecht,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident tot voeging,
advocaat mr. M.H.D. Vergouwen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEMPER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
belanghebbende in het incident tot voeging,
advocaat mr. J.M. van Slooten te Amsterdam,
en
1. de stichting
STICHTING FREEFLEX,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[eiser i.h.inc. 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser i.h.inc. 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
4.
[eiser i.h.inc. 4],
wonende te [woonplaats 3] ,
eisers in het incident tot voeging,
advocaat mr. D.F. Berkhout te Amsterdam.
Partijen in de hoofdzaak worden hierna FNV en CNV en Temper genoemd. Eisers in het incident tot voeging worden gezamenlijk ‘de Stichting c.s.’ genoemd. [eiser i.h.inc. 2] , [eiser i.h.inc. 3] en [eiser i.h.inc. 4] worden gezamenlijk ‘ [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
  • de dagvaarding van 22 oktober 2020,
  • de akte overleggen producties (1 t/m 24) van FNV en CNV,
  • de akte overleggen productie (25) van FNV en CNV,
  • de conclusie van antwoord op de voet van artikel 1018c lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), laatste volzin, met producties, met begeleidende brief van 10 maart 2021 van de raadslieden van Temper, (hierna, ter onderscheiding: in
  • de conclusie in het ontvankelijkheidsincident van FNV en CNV,
  • het tussenvonnis van 12 januari 2022, waarbij een mondelinge behandeling in het ontvankelijkheidsincident is bepaald,
  • de incidentele conclusie tot voeging van de Stichting c.s., met producties, met begeleidende brief van 7 april 2022 van mr. G.J.M. Verburg, met daarin het subsidiaire verzoek om de Stichting c.s. toe te staan hun incidentele vordering tot voeging tijdens de mondelinge behandeling van 12 mei 2022 toe te lichten,
  • de akte van referte in het incident tot voeging van Temper,
  • de conclusie van antwoord in het incident tot voeging van FNV en CNV,
  • de brief van mr. Verburg van 29 april 2022, met daarin een herhaling van het verzoek van de Stichting c.s. tot een mondelinge toelichting van hun incidentele vordering tot voeging tijdens de mondelinge behandeling op 12 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident tot voeging.

2.De feiten voor zover van belang in het incident tot voeging

2.1.
Temper exploiteert sinds 1 januari 2016 het Temper-platform. Het Temper-platform is kort gezegd een online platform waarop professionals en ondernemers elkaar kunnen vinden in de context van een mogelijke opdracht tot het verrichten van werkzaamheden, bijvoorbeeld in de horeca, retail en logistiek.
2.2.
De Stichting is opgericht op 20 december 2021 door [eiser i.h.inc. 2] . De statuten van de Stichting luiden - voor zover hier relevant - als volgt:
“(..)
DEFINITIES
In de statuten wordt verstaan onder: (..)
c. FreeFlexer: personen die als opdrachtnemer werkzaamheden hebben verricht via het zogenoemde Temper platform en/of enig ander soortgelijk platformbedrijf (..);
d. Participant een FreeFlexer die een Participatieovereenkomst met de Stichting heeft gesloten;
e. Participatieovereenkomst: de overeenkomst tussen een Participant en de stichting die strekt tot ondersteuning van de doelstellingen van de stichting, en het toekennen van specifieke rechten aan de stichting, zoals de Participatieovereenkomst die het bestuur op de website van de stichting beschikbaar zal stellen (..);
(..)
DOEL
ARTIKEL 2
1. De stichting heeft ten doel het behartigen van de belangen van FreeFlexers binnen en buiten rechte, en onder meer door in overleg te treden met Temper, vakbonden FNV en CNV, en andere partijen over de voorwaarden waaronder FreeFlexers gebruik kunnen maken van het Temper platform, en met andere derden over soortgelijke platforms. De stichting heeft tevens tot doel al hetgeen te doen dat met het voorstaande verband houdt (..), waaronder (..):
a. (..) het verbeteren van het Temper platform en eventuele andere soortgelijke platforms en het verbeteren van de positie van FreeFlexers;
b. (..)
c. het behartigen van de (collectieve) belangen van FreeFlexers en het vertegenwoordigen van FreeFlexers in juridische procedures (..);
d. het verkrijgen en verdelen van financiële compensatie voor (een gedeelte van) de schade die de FreeFlexers, waaronder de Participanten, stellen te hebben geleden (..);
2. De Stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door:
a. de mogelijkheid te bieden aan geïnteresseerde partijen (..) om deel te nemen aan de Stichting als Participanten door het aangaan van de Participatieovereenkomst;
b. (..)
c. (..)
d. het verstrekken van adequate informatie en voorlichting aan FreeFlexers voor wie de Stichting opkomt onder meer via de door de Stichting beheerde website(s);
e. (..)
f. (..) het zich voegen in procedures (..), waaronder (..) procedures op grond van artikel 3:305a en artikel 6:240 [BW, rb], (..) het oplossen van geschillen door middel van (..) vaststellingsovereenkomsten, waaronder (..) vaststellingsovereenkomsten die vervolgens op verzoek van de stichting door het gerechtshof Amsterdam bindend kunnen worden verklaard op grond van artikel 7:907 [BW, rb]. (..)”
2.3.
[eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] zijn professionals die werkzaamheden hebben verricht via het Temper-platform. Satatiello c.s. zijn tevens bestuurders van de Stichting.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
In de hoofdzaak vorderen FNV en CNV onder meer, en voor zover in dit incident relevant, om te verklaren voor recht:
Primair:
I. dat sprake is van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek (BW) tussen Temper en alle werkers die werkzaamheden verrichten of hebben verricht via Temper;
Subsidiair:
I. dat sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW tussen de opdrachtgevers en de werkers die via Temper werkzaamheden verrichten of hebben verricht bij de opdrachtgevers van Temper;
Uiterst subsidiair:
I. te verklaren voor recht dat sprake is van terbeschikkingstelling van arbeid zoals bedoeld in de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) en dat Temper in dat kader mede in strijd handelt met artikel 8 Waadi door aan werkers die door Temper tewerk zijn gesteld niet hetzelfde loon en andere arbeidsvoorwaarden te betalen als de arbeidsvoorwaarden die gelden voor werknemers in gelijkwaardige functies.
3.2.
FNV en CNV baseren hun vorderingen op artikel 3:305a BW (collectieve actie), dan wel de artikelen 15 e.v. van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (Wet CAO) en artikel 3 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet AVV).
3.3.
Temper heeft in de hoofdzaak op de voet van artikel 1018c lid 5 Rv alleen nog van antwoord gediend met betrekking tot de ontvankelijkheid en andere processuele aspecten (het reeds in 1.1 vermelde ontvankelijkheidsincident). In het ontvankelijkheidsincident is een mondelinge behandeling bepaald op 12 mei 2022.
in het incident tot voeging
3.4.
De Stichting c.s. vorderen:
zich te mogen voeging in de hoofdzaak, aan de zijde van Temper, teneinde met Temper de door FNV en CNV ingestelde eis te bestrijden,
kosten rechtens.
3.5.
De Stichting c.s. leggen aan hun incidentele vordering, kort samengevat, het volgende ten grondslag. Zowel de belanghebbenden wier belangen de Stichting behartigt (de FreeFlexers), als de Stichting, als [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] , hebben belang bij voeging, omdat zij ieder voor zich nadelige gevolgen kunnen ondervinden indien de uitkomst in de hoofdzaak ongunstig is voor Temper.
3.5.1.
Het zelfstandige belang van de stichting blijkt direct uit haar statutaire doelstelling om de rechten en belangen van FreeFlexers te beschermen. Het feitelijk gevolg van een nadelige uitspraak voor Temper is dat het Temper-platform in zijn huidige vorm - een platform voor zelfstandigen - zal ophouden te bestaan, terwijl de Stichting nu juist mede tot doel heeft en haar bestaansrecht eraan ontleent om dat platform door te ontwikkelen. Daarnaast bestaat een tegenstelling tussen de belangen van FNV en CNV en die van de FreeFlexers, en zijn FNV en CNV ook niet representatief, waardoor de belangen van de FreeFlexers niet via FNV en CNV zijn gewaarborgd. Daarmee doet zich de situatie voor dat in de hoofdzaak
over de FreeFlexers, maar niet
namens de FreeFlexerswordt geprocedeerd. De Stichting is daarentegen wel een representatieve belangenvertegenwoordiger voor de FreeFlexers. Op dit moment heeft de Stichting 971 Participanten die gebruik maken van het Temper-platform. Dit aantal groeit bovendien snel. Hierdoor is de Stichting in staat juiste informatie te verschaffen over de FreeFlexers.
3.5.2.
De gevolgen van een nadelige uitspraak voor Temper in de hoofdzaak, zijn voor de FreeFlexers het verlies van de feitelijke en juridische flexibiliteit van het huidige model van Temper, dat hen de vrijheid biedt om zelf naar eigen wens te bepalen wanneer en tegen welke vergoeding zij opdrachten verrichten, al dan niet in aanvulling op het gebruik van andere acquisitiekanalen. Daarnaast ondervinden zij nadelige financiële gevolgen, doordat de opbrengsten voor de FreeFlexers veel hoger zijn dan via een uitzendbureau of krachtens een cao. Daarnaast heeft herkwalificatie van de rechtsverhouding met Temper nadelige fiscale consequenties voor de FreeFlexers, zoals het verlies van MKB-winstvrijstelling, het niet langer behalen van de urennorm voor zelfstandigen- of startersaftrek, het verliezen van inkomen waarover BTW kan worden afgetrokken of het (met terugwerkende kracht) verliezen van aanspraken op de Kleineondernemingsregeling (KOR (oude stijl)).
3.5.3.
De hiervoor toegelichte nadelige gevolgen voor de FreeFlexers gelden in het bijzonder ook voor [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] die als zelfstandigen gebruik maken van het Temper-platform.
3.6.
FNV en CNV voeren verweer in het incident tot voeging. Temper refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.7.
Op de stellingen van partijen in het incident wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident tot voeging

4.1.
Artikel 217 Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding kan vorderen zich daarin te mogen voegen.
4.2. “
Voeging is de figuur waarbij de derde zich schaart aan de zijde van één van beide partijen, en dus niet méér beoogt dan toewijzing van de vorderingen in de hoofdzaak (voeging aan de zijde van eiser) (…)” (Van Dam-Lely, T&C Rv, aantekening 1.b bij artikel 217).
4.3.
Voor het aannemen van een belang bij de door hen gewenste voeging is nodig dat de Stichting c.s. nadelige gevolgen kunnen ondervinden van een uitkomst van de hoofdzaak die ongunstig is voor Temper (HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6692 en HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241). Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toewijzing van de vordering tegen Temper of het gezag van gewijsde van eindbeslissingen in de hoofdzaak zal kunnen hebben voor de Stichting c.s., zie HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:306 en HR 15 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:43. In precedentwerking is niet voldoende belang gelegen, ook niet als het gaat om sterk op elkaar gelijkende zaken tussen deels dezelfde partijen (HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602).
4.4.
In geschil is de vraag of de Stichting c.s. bij de door hen gevorderde voeging een belang in de hiervoor bedoelde zin hebben. De standpunten van partijen geven aanleiding om deze kwestie voor [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] en de Stichting afzonderlijk te bespreken.
[eisers i.h.inc. 2, 3 en 4]
4.5.
Ten aanzien van [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] kan allereerst worden vastgesteld dat zij alle drie behoren tot de categorie van personen waar FNV en CNV zich met hun verschillende collectieve hoofdvorderingen in de hoofdzaak (3.1) op richten. Immers, die groep van personen is in algemene zin omschreven als “
werkers die werkzaamheden verrichten of hebben verricht via Temper” en wordt niet nader gedefinieerd of afgebakend. [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] behoren tot die groep omdat zij onbetwist persoonlijk werkzaamheden hebben verricht via het Temper-platform. Zij staan daarmee dan ook, evenzeer als Temper zelf, bloot aan het risico van toewijzing van de collectieve vorderingen en intreding van de gevolgen daarvan, die in hun visie nadelig zijn. Daarmee hebben zij in beginsel belang bij de door hen gevorderde voeging. Weliswaar menen FNV en CNV dat de gevolgen van een toewijzing van de vorderingen in de hoofdzaak niet nadelig maar voordelig zijn voor [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] , en zien een dergelijke toewijzing voor [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] daarom niet als een risico maar als een kans, maar dat is inherent aan het verschil van inzicht tussen partijen en doet aan het voorgaande niet af.
4.6.
Voor hun betoog dat [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] een belang ontberen, wijzen FNV en CNV op de
opt-outmogelijkheid van artikel 1018f Rv. Daarmee kunnen belanghebbenden in een collectieve procedure, zoals [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] , zich heel gemakkelijk onttrekken aan de uitkomst van de procedure, waardoor de procedure voor hen geen gevolg heeft en niet tot gebondenheid leidt. Deze mogelijkheid bestaat voor [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] , aldus FNV en CNV.
4.7.
FNV en CNV miskennen daarbij evenwel dat [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] in dat geval - dat de vorderingen in de hoofdzaak worden toegewezen - dus altijd nog genoodzaakt zullen zijn tot het verrichten van een rechtshandeling, te weten het gebruik maken van de opt-out mogelijkheid, om te voorkomen dat die toewijzing voor hen gevolg heeft. Dit terwijl [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] met de door hen gevorderde voeging en daaropvolgende deelname aan het debat in de hoofdzaak, juist willen voorkomen dat de vorderingen in de hoofdzaak worden toegewezen, in welk geval het helemaal niet nodig zal zijn enige rechtshandeling te verrichten en de situatie simpelweg blijft zoals zij is. Met andere woorden: Een opt-out mogelijkheid maakt niet dat [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] geen belang hebben bij voeging in de hoofdzaak omdat zij door voeging in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan de hoofdzaak en daar als direct belanghebbende hun inbreng kunnen leveren op de voorliggende vragen. Bovendien kunnen [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] met die inbreng proberen te voorkomen dat een nadelige uitspraak wordt gewezen, aan de gevolgen waarvan zij zich anders zouden moeten onttrekken door middel van opt-out. Het betoog van FNV en CNV dat de voeging van [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] geen enkele meerwaarde heeft, gaat daarom niet op.
4.8.
FNV en CNV menen daarnaast dat [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] een belang ontberen, omdat zij enkel in het verleden werkzaamheden hebben verricht en dat momenteel niet meer doen. Dat [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] het Temper-platform niet meer zouden gebruiken is slechts een aanname van FNV en CNV die niet uit de stellingen van [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] kan worden afgeleid. De aanname van FNV en CNV is bovendien irrelevant. Immers, ook in het geval dat de aanname juist is, zijn [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] aan te merken als belanghebbenden bij de collectieve vorderingen van FNV en CNV, omdat de groep van personen waar de collectieve vorderingen zich op richten niet is beperkt tot personen die werkzaamheden (zullen) verrichten via het Temper-platform maar ook bestaat uit de personen die dat in het verleden hebben gedaan. Ook dit betoog van FNV en CNV faalt dan ook.
4.9.
Nu overige op de incidentele vordering van [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] toegespitste verweren ontbreken, zal de rechtbank het [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] toestaan zich te voegen aan de zijde van Temper. De goede procesorde staat hieraan ook niet in de weg.
de Stichting
4.10.
Ten aanzien van de Stichting geldt het volgende. Blijkens haar statuten, zoals die hiervoor onder de feiten zijn aangehaald (2.2), is de doelstelling van de Stichting onder meer om de belangen van ‘FreeFlexers’ binnen en buiten rechte te behartigen, het Temper-platform en de positie van FreeFlexers te verbeteren, en door FreeFlexers in juridische (collectieve) procedures te vertegenwoordigen. Onder FreeFlexers wordt daarbij in de statuten verstaan: personen die werkzaamheden hebben verricht via het Temper-platform (of een soortgelijk platformbedrijf). Daarmee vallen deze FreeFlexers binnen de omschrijving van de groep waar de collectieve hoofdvorderingen in de hoofdzaak (3.1) op zijn gericht. Een eventuele toewijzing van die vorderingen geldt daarom mede voor deze groep van FreeFlexers, en heeft voor hen gevolgen, zodat de Stichting bij de door haar gevorderde voeging ter behartiging van de belangen van deze FreeFlexers in beginsel ook belang heeft.
4.11.
FNV en CNV betogen evenwel dat de Stichting een belang ontbeert. Zij wijzen er in de eerste plaats op dat de Stichting pas is opgericht lang nadat de hoofdzaak is gestart en dat zij als enige doelstelling heeft de belangen van FreeFlexers te vertegenwoordigen in de onderhavige juridische procedure (de hoofdzaak).
4.12.
Anders dan FNV en CNV betogen, doet het moment waarop de Stichting is opgericht niet ter zake bij de beoordeling van de vraag of zij een belang heeft in de hiervoor bedoelde zin. Daarnaast geldt dat, zoals hiervoor al is aangehaald (4.11) en anders dan FNV en CNV bepleiten, de statutaire doelstelling van de Stichting niet is beperkt tot het louter vertegenwoordigen van FreeFlexers in de onderhavige hoofdzaak, maar onder meer ook het verbeteren van het Temper-platform en de positie van FreeFlexers omvat.
4.13.
In de tweede plaats betwisten FNV en CNV dat de Stichting een representatieve belangenvertegenwoordiger van de FreeFlexers is. Hiertoe wijzen zij erop dat de Stichting wel heeft gesteld dat zij een achterban heeft van 971 Participanten die gebruik maken van het Temper-platform, maar geen participatieovereenkomsten in het geding heeft gebracht. Daarnaast voeren FNV en CNV aan dat het Temper en niet de Stichting is geweest die de afgelopen maand meerdere mails heeft verstuurd aan personen die via Temper werkzaamheden hebben verricht, alsmede gezorgd heeft voor pop-ups in de Temper-app waarin door Temper aangedrongen wordt om zich aan te sluiten bij de Stichting. Bij gebrek aan inzage in de financiële stukken van de Stichting, moet het er bovendien voor gehouden worden dat de externe financier van de Stichting - gelet op haar belang daarbij - Temper is. Verder wijzen FNV en CNV erop dat voor aansluiting bij de Stichting, op de website van Temper aangeduid als de FreeFlex Foundation, men alleen een eenvoudig formulier met personalia hoeft in te vullen, hetgeen niet gelijk staat aan een ondertekende participatieovereenkomst. Ook wijzen FNV en CNV erop dat de FreeFlexers een worst is voorgehouden indien zij zich zouden aansluiten bij de Stichting, te weten dat zij het eerste jaar van hun arbeidsongeschiktheid 90% in plaats van 70% van hun inkomen doorbetaald krijgen. De FreeFlexers die zich hebben aangesloten bij de Stichting hebben dus geen enkel idee welke doelstellingen zij ondersteunen. Tot slot wijzen FNV en CNV erop dat de FreeFlexers geen enkele inspraak in het doel en de werkzaamheden van de Stichting hebben, niet weten wie de bestuurders van de Stichting zijn en ondanks een knop ‘lees meer’ op de website achter de vraag “wil je invloed uitoefenen op ons beleid, wordt lid van ons bestuur” niet duidelijk wordt op welke wijze FreeFlexers lid kunnen worden van het bestuur.
4.14.
Op grond van dit gemotiveerde betoog van FNV en CNV moet voorshands worden betwijfeld dat de Stichting een voldoende representatieve, van Temper onafhankelijke belangenvertegenwoordiger van de FreeFlexers is, zoals zij wel stelt te zijn. Nu de Stichting evenwel nog niet in de gelegenheid is geweest om op dit betoog van FNV en CNV te reageren, en zij daar wel uitdrukkelijk om heeft verzocht, zal de rechtbank haar daartoe in de gelegenheid stellen tijdens een op 12 mei 2022 te houden mondelinge behandeling in dit incident tot voeging. Aansluitend aan deze mondelinge behandeling zal dan de reeds geplande mondelinge behandeling in het ontvankelijkheidsincident plaatsvinden, waarin [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] in ieder geval al als gevoegde partijen zullen worden toegelaten. Een en ander betekent dat de rechtbank de beslissing op de incidentele vordering van de Stichting zal aanhouden. Hetzelfde geldt voor de beslissing over de proceskosten in het incident tot voeging.
4.15.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident tot voeging
5.1.
staat [eisers i.h.inc. 2, 3 en 4] toe om zich in de hoofdzaak aan de zijde van Temper te voegen,
5.2.
bepaalt dat op12 mei 2022om13:30 uureen mondelinge behandeling in het incident tot voeging van de Stichting zal plaatsvinden,om de Stichting in de gelegenheid te stellen te reageren op het hiervoor onder 4.13 weergegeven betoog van FNV en CNV,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst naar de in het tussenvonnis van 12 januari 2022 gegeven beslissing en houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, voorzitter, en mrs. H.J. Schaberg en M.L.S. Kalff, rechters, bijgestaan door mr. P.C.N. van Gelderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.