ECLI:NL:RBAMS:2022:6464

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
13/226397-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met overwegingen over levenslange gevangenisstraf in Polen

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Gdańsk Regional Court in Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 8 september 2022 en de behandeling vond plaats op 18 oktober 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 in Polen, was gedetineerd in Nederland en werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de zitting.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. In het EAB werd melding gemaakt van een enforceable order for pre-trial detention van het Wejherowo District Court, gedateerd 31 augustus 2022. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW), namelijk moord en doodslag, waarvoor in Polen een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren kan worden opgelegd.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen algemeen risico bestaat op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ondanks de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon geen concrete elementen had aangedragen die zouden wijzen op een individueel reëel gevaar van schending van zijn recht op een eerlijk proces. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan, aangezien er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de eisen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/226397-22
RK nummer: 22/4107
Datum uitspraak: 1 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
2 september 2022 door de
Gdańsk Regional Court(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

4.Grondslag en inhoud van het EABIn het EAB wordt melding gemaakt van een enforceable order for pre-trial detention of Wejherowo District Court van 31 augustus 2022 met referentie II Kp 968/22

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Levenslange gevangenisstraf

Uit onderdeel c) van het EAB volgt dat voor het feit waarvoor de overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht, mogelijk een levenslange gevangenisstraf kan worden opgelegd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een algemeen risico dat opgeëiste personen die in Polen tot een levenslange gevangenisstraf worden veroordeeld, het risico lopen op een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest). Gebleken is namelijk dat in Polen een wettelijke mogelijkheid bestaat om na vijfentwintig jaar te verzoeken om een vervroegde invrijheidsstelling. De rechtbank verwijst in dit kader naar haar uitspraak van 26 november 2018. [1]

7.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [3]

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Gdańsk Regional Court(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
3.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100