ECLI:NL:RBAMS:2022:5158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
13/210172-21 en 13/181439-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, mensenhandel en beïnvloeding van een getuige in het onderzoek Masapalid

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij het strafrechtelijk onderzoek Masapalid, heeft de rechtbank Amsterdam op 1 september 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het meermalen (mede)plegen van afpersing, afdreiging, mensenhandel en het beïnvloeden van een getuige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verschillende slachtoffers heeft benaderd via sociale media, waarbij hij hen dreigde met het openbaar maken van compromitterende beelden tenzij zij geld of waardevolle spullen aan hem overhandigden. De slachtoffers, waaronder minderjarigen, voelden zich gedwongen om te betalen uit angst voor de gevolgen voor hun reputatie en veiligheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en heeft een contactverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de geleden schade. De zaak benadrukt de ernst van de misdrijven en de impact op de slachtoffers, die door de verdachte in een kwetsbare positie zijn gebracht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/210172-21 (zaak A) en 13/181439-22 (zaak B)
Datum uitspraak: 1 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. van der Wal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlasteleggingen

2.1
Achtergrond van de zaak
De rechtbank wijst dit vonnis naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek Masapalid dat met betrekking tot een drietal afzonderlijk van elkaar gedane aangiftes van afpersing in 2021 is gestart. In deze aangiftes verklaarden aangeefsters [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] dat zij werden gedwongen geldbedragen af te staan of sieraden af te geven, omdat er anders naaktfoto’s of naaktvideo’s van hen online zouden worden verspreid. De verdachte maakte gebruik van de naam ‘ [gebruikersnaam 1] ’ en ‘ [gebruikersnaam 2] ’ en onderhield contact met aangeefsters via verschillende social media, zoals WhatsApp, Instagram en Snapchat.
[benadeelde partij 2] heeft daarnaast in haar aangifte verklaard dat zij tweemaal met [gebruikersnaam 1] heeft afgesproken in een hotel en daar intiem met hem is geweest. Omdat [gebruikersnaam 1] ook na die twee hotelafspraken telkens tegen [benadeelde partij 2] zei dat het geld wat zij al had betaald en de afgestane sieraden niet voldoende waren, heeft [benadeelde partij 2] haar buurmeisje [benadeelde partij 3] voorgesteld. [benadeelde partij 2] moest vervolgens namens [gebruikersnaam 1] berichten doorgegeven aan [benadeelde partij 3] . Zij moest bijvoorbeeld aan [benadeelde partij 3] vertellen dat zij geld moest betalen aan [gebruikersnaam 1] . [benadeelde partij 2] voelde zich hiertoe gedwongen, omdat [gebruikersnaam 1] teveel over haar wist.
In 2019 hadden ook [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] al aangifte van afpersing gedaan. Aangeefsters verklaarden destijds eveneens dat naaktfoto’s of naaktvideo’s van hen online zouden worden geplaatst als zij geen geld zouden overmaken of sieraden of iPhones zouden afstaan. [benadeelde partij 4] verklaarde dat de verdachte gebruik maakte van de naam [gebruikersnaam 1] en [benadeelde partij 5] verklaarde dat de verdachte gebruik maakte van de namen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 3] .
Uiteindelijk heeft ook [benadeelde partij 6] op 21 april 2021 aangifte gedaan. Aangever verklaarde dat [gebruikersnaam 1] via Snapchat een bericht zou hebben gestuurd dat hij een naaktfoto van [benadeelde partij 6] had en dat hij hiermee naar de politie zou gaan als [benadeelde partij 6] niet zou betalen.
De politie constateerde dat door aangeefsters en aangever vaker bedragen over werden gemaakt naar een rekeningnummer op naam van verdachte. Daarom zijn de financiële gegevens van zijn rekeningnummers gevorderd. Hieruit bleek dat ook meermalen geld werd overgemaakt naar zijn rekeningnummer door [benadeelde partij 7] , waarna de politie met haar contact heeft opgenomen. Uiteindelijk doet ook [benadeelde partij 7] aangifte van afpersing. [benadeelde partij 7] zou geld hebben overgemaakt naar het rekeningnummer op naam van verdachte om te voorkomen dat een video waarin zij lachgas gebruikte en gegevens van haar werden gedeeld op Telegram door de beheerder van die groep, genaamd [gebruikersnaam 2] . [benadeelde partij 7] heeft daarnaast verklaard dat zij dacht dat haar telefoon was gehackt omdat [gebruikersnaam 2] het precieze bedrag op haar rekening noemde, dat hij ook kon benoemen dat zij een jongeren-rekening of spaarrekening had en een foto stuurde van [benadeelde partij 7] in een gouden jurk die zij op haar telefoon had staan.
Verdachte is in de zaak van [benadeelde partij 4] al op 18 maart 2019 aangehouden, verhoord en de dag daarna heengezonden. Deze zaak werd in eerste instantie geseponeerd. In de zaak van [benadeelde partij 5] is verdachte niet eerder aangehouden, maar wel verhoord, en zou hij ook niet worden vervolgd. Naar aanleiding van een vordering op grond van artikel 255 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kon alsnog een opsporingsonderzoek voor deze feiten tegen verdachte worden ingesteld.
Verdachte is uiteindelijk door middel van een Europees Arrestatie Bevel, dat is uitgevaardigd op 22 juni 2021, op 24 juni 2021 aangehouden in Italië. Hij is op 6 augustus 2021 overgeleverd aan Nederland.
De aangeefsters en aangever zijn op verzoek van de verdediging in februari en maart 2022 bij de rechter-commissaris gehoord. Omdat in de verklaringen van [benadeelde partij 7] bij de politie en rechter-commissaris tegenstrijdigheden zaten en omdat zij bij de rechter-commissaris verklaarde contact te hebben gehad met verdachte, werd een vervolgonderzoek ingesteld. Uiteindelijk heeft [benadeelde partij 7] verklaard dat zij, voordat zij naar de rechter-commissaris moest om een verklaring af te leggen, door verdachte onder druk is gezet.
2.2
Samenvatting van de tenlasteleggingen
Verdachte wordt er, na wijziging van de tenlastelegging, van beschuldigd dat hij zich in zaak A schuldig heeft gemaakt aan:
het (mede)plegen van afpersing en/of afdreiging in Nederland en/of Italië van
[benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 1] en/of
[benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 7] in de periode van 1 december 2018 tot en met 16 juni 2021;
de criminele uitbuiting (mensenhandel) van [benadeelde partij 2] in de periode van 1 juli 2020 tot en met 21 april 2021;
het medeplegen van computervredebreuk in de periode van 12 juni 2021 tot en met 15 juni 2021 in Epe, in elk geval in Nederland en/of in/vanuit Italië;
het medeplegen van niet openbare gegevens ter beschikking van een ander stellen en/of aan een ander bekend maken en/of uit winstbejag voorhadden hebben of gebruiken, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft in de periode van 12 juni 2021 tot en met 12 juni 2021 te Epe, in elk geval in Nederland, en/of in/vanuit Italië.
In zaak B wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij opzettelijk mondeling zich jegens een persoon, te weten [benadeelde partij 7] , heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie in zaak A niet-ontvankelijk is in de vervolging van feit 1 ten aanzien van aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] . Afdreiging is een klachtdelict en vervolging kan daarom pas plaatsvinden als het slachtoffer binnen drie maanden een klacht heeft ingediend en daarmee heeft aangegeven dat zij vervolging wenst. Nu de klacht niet tijdig is ingediend door aangeefsters, dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard voor dit onderdeel van de tenlastelegging. De raadsman heeft hierbij verwezen naar een arrest van het Gerechtshof Den Bosch van 15 februari 2019. [1]
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk is ook al zijn de klachten buiten de termijn van drie maanden ingediend. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de belangen van het slachtoffer in dit soort zaken leidend zijn. Zij heeft hierbij verwezen naar een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 juni 2022. [2]
3.3
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat:
  • [benadeelde partij 4] aangifte heeft gedaan op 12 januari 2019 en op 11 oktober 2021 de klacht is gedaan;
  • [benadeelde partij 2] aangifte heeft gedaan op 7 januari 2021 en op 14 april 2021 de klacht is gedaan;
  • [benadeelde partij 3] aangifte heeft gedaan op 5 januari 2021 en op 21 april 2021 de klacht is gedaan.
De rechtbank stelt daarmee vast dat de klacht van deze aangeefsters buiten de formele termijn van drie maanden na kennisneming van het gepleegde feit als bedoeld in artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is ingediend.
De rechtbank merkt daarnaast op dat het in huidige tijdsgewricht ook geldt dat een reparatie van vormen kan worden aangenomen met het oog op de relativering van vormen in de rechtspraak van de Hoge Raad voor klachtdelicten. De Hoge Raad heeft immers al tot uitdrukking gebracht dat met de strekking van het klachtvereiste niet in strijd is dat in gevallen als de onderhavige naar aanleiding van de opsporingswens van een (derde) klachtgerechtigde door de politie op de wijze en onder omstandigheden als in het geval van [benadeelde partij 4] naspeuringen worden gedaan naar mogelijke andere of eerdere slachtoffers. [3] De rechtbank maakt uit deze rechtspraak op, dat degene tegen wie het feit is begaan het recht tot het alsnog indienen van een klacht kan herkrijgen op de voet van artikel 66 lid 2 Sr.
Voor alle aangeefsters is dat wat de rechtbank betreft het geval. Hiervoor is het volgende redengevend.
Het geval van [benadeelde partij 4] onderscheidt zich van de zaak waarin de overschrijding van de klachttermijn
nietwerd gesauveerd door de Hoge Raad. [4] Immers heeft [benadeelde partij 4] in 2019 aangifte gedaan en vrij snel erna is de zaak geseponeerd. Het onderzoek Masapalid is pas in 2021 gestart na drie afzonderlijk later van elkaar gedane aangiftes door anderen, welke aangiftes grote gelijkenissen bleken te hebben met die van [benadeelde partij 4] . De rechtbank betrekt bij haar oordeel mede de jonge leeftijd en daarmee samenhangende kwetsbaarheid van
, ten tijde van het plegen van onderhavig feit, die werd versterkt door haar geloof in de Islam. De kwetsbaarheid van [benadeelde partij 4] blijkt des te meer uit het gegeven dat zij zich gedwongen heeft gevoeld de bruidsschatten van haar familie af te staan. De rechtbank betrekt hierbij ook de bijzonder precaire aard van het delict, waarbij juist de schaamte-gevoelens van het slachtoffer maken dat zij hier moeilijk over kan praten, vooral vanwege haar islamitische achtergrond en traditionele opvoeding. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het belang van [benadeelde partij 4] leidend is, zeker nu een klacht (in de meeste gevallen) slechts wordt ingediend op instigatie van de politie.
De rechtbank is in het geval van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] van oordeel dat de klacht in het geheel kan worden ingelezen in hun aangiften.
Het Openbaar Ministerie is dus ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] .

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 2, 3 en 4 in zaak A. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht verdachte partieel vrij te spreken van feit 1 voor de afpersing van het geldbedrag van [benadeelde partij 4] , omdat hier sprake is geweest van oplichting in plaats van afpersing. Daarnaast heeft de officier van justitie in het geval van [benadeelde partij 4] partiële vrijspraak gevorderd voor de dreiging met het vuurwapen. Omdat niet duidelijk is welke rol anderen hebben gehad in de afpersingen, heeft de officier van justitie ook partiele vrijspraak voor het medeplegen van feit 1 verzocht.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het overige van feit 1 in zaak A en het feit in zaak B op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
In zaak A heeft de raadsman - kortweg - de volgende
primairestandpunten ingenomen.
Feit 1
Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs voor de verklaringen van aangeefsters en aangever, waardoor verdachte moet worden vrijgesproken voor het afpersen en/of afdreigen van hen.
Feit 2
Niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van dwang en (het oogmerk tot) uitbuiting van [benadeelde partij 2] door verdachte.
De feiten 3 en 4
Voor deze feiten bevat het dossier onvoldoende wettig (en overtuigend) bewijs.
De raadsman heeft zich voor alle feiten in zaak A
subsidiairop het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van medeplegen, zodat verdachte daarvoor partieel dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer personen en hoe die samenwerking er precies uit zou hebben gezien.
In zaak B heeft de raadsman zich
primairop het standpunt gesteld dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek zoals bedoeld in artikel 359a Sv. De telefoongesprekken die verdachte vanuit de penitentiaire inrichting heeft gevoerd zijn opgenomen. Daardoor is sprake van een inbreuk op de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De officier van justitie heeft immers door het opvragen van deze opnamen welbewust geprofiteerd van het feit dat de telefoongesprekken waren opgenomen, terwijl in de door de raadsman aangehaalde rechtspraak [5] is vastgesteld dat het structureel opnemen van telefoongesprekken vanuit de penitentiaire inrichting onrechtmatig is. Omdat het proces-verbaal van de uitwerking van het telefoongesprek hieruit voortvloeit, dient dit proces-verbaal te worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiairheeft de raadsman in deze zaak aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat de uitlatingen van verdachte niet dusdanig dwingend van aard zijn dat kan worden vastgesteld dat deze uitlatingen zijn bedoeld om de verklaringsvrijheid van [benadeelde partij 7] te beïnvloeden.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
In zaak A
4.3.1.1. Welke gegevens waren bij aangeefsters en aangever bekend?
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [6] De rechtbank zal per aangeefsters en aangever weergeven welke gegevens van [gebruikersnaam 1] en/of [gebruikersnaam 3] en/of [gebruikersnaam 2] bij hen bekend waren.
Aangeefster [benadeelde partij 4] heeft verklaard dat zij [gebruikersnaam 1] heeft leren kennen in augustus 2018 via Snapchat (gebruikersnaam onbekend) en dat [gebruikersnaam 1] gebruik maakte van het Instagram account [gebruikersnaam 4] . Het telefoonnummer van [gebruikersnaam 1] was [telefoonnummer 1] . [gebruikersnaam 1] verzocht [benadeelde partij 4] om geld over te maken naar de rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] . [benadeelde partij 4] heeft op 23 december 2018 en 5 januari 2019 met [gebruikersnaam 1] afgesproken in Vlaardingen en hij reed toen in een zilvergrijze personenauto. Ook op 10 januari 2019 heeft [benadeelde partij 4] met [gebruikersnaam 1] afgesproken in Vlaardingen. [gebruikersnaam 1] reed toen in een blauwe personenauto. [7] Later heeft [benadeelde partij 4] verklaard dat [gebruikersnaam 1] ook gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , dat hij rond de twintig jaar oud is en dat hij kort donker haar en een gouden tand heeft.
[benadeelde partij 4] heeft verdachte op een door de politie getoonde SKDB-foto herkend als zijnde [gebruikersnaam 1] . [8]
Aangeefster [benadeelde partij 5] heeft verklaard dat zij vanaf oktober 2019 werd gebeld door een anoniem telefoonnummer en dat de beller zichzelf [gebruikersnaam 3] noemde. Op 1 november 2019 werd [benadeelde partij 5] door [gebruikersnaam 3] gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Toen [benadeelde partij 5] een dag later aan [gebruikersnaam 3] vroeg wat zijn echte naam was, zei [gebruikersnaam 3] dat hij [gebruikersnaam 1] heette. Op 10 november 2019 stond [gebruikersnaam 1] samen met [naam 1] aan de deur bij [benadeelde partij 5] . [benadeelde partij 5] herkende [gebruikersnaam 1] aan zijn stem, omdat zij zijn stem vaker had gehoord via de telefoon. De ouders van [benadeelde partij 5] hebben [gebruikersnaam 1] en [naam 1] om hun legitimatiebewijs en telefoonnummers gevraagd. [gebruikersnaam 1] legitimeerde zichzelf met een legitimatiebewijs op naam van verdachte en gaf [telefoonnummer 3] op als zijn telefoonnummer. [9] [naam 1] had op 8 november 2019 ook aan [benadeelde partij 5] gevraagd of zij met [gebruikersnaam 1] [verdachte] bedoelde. De moeder van [benadeelde partij 5] heeft daarnaast screenshots van de Snapchataccounts van [gebruikersnaam 3] overgelegd. Hieruit is gebleken dat [gebruikersnaam 3] gebruik maakte van de gebruikersnamen [gebruikersnaam 5] , [gebruikersnaam 6] , [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 8] . [10] De vader van [benadeelde partij 5] heeft verdachte ook herkend op foto’s die staan op het Instagramaccount [gebruikersnaam 9] . [11]
Aangever [benadeelde partij 6] heeft verklaard dat hij in augustus 2020 een WhatsApp bericht van [gebruikersnaam 1] kreeg via het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . In april 2021 zocht [gebruikersnaam 1] wederom contact via WhatsApp, maar ditmaal met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . [12] [gebruikersnaam 1] nam daarnaast op
4 november 2020 via WhatsApp contact op met de vader van [benadeelde partij 6] via het telefoonnummer [telefoonnummer 6] . [13] [benadeelde partij 6] maakte op verzoek van [gebruikersnaam 1] geld over naar de rekeningnummers [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 4] . [14]
Aangeefster [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat zij op 15 september 2020 een WhatsApp bericht ontving van [gebruikersnaam 10] . Die persoon gaf in het WhatsApp gesprek aan dat zijn gebruikersnaam op Snapchat [gebruikersnaam 11] betrof. [benadeelde partij 1] wist via Snapchat hoe [gebruikersnaam 1] eruit zag en dat hij met rapper [naam 2] omging. Zo kwam [benadeelde partij 1] erachter dat de gebruikersnaam van [gebruikersnaam 1] op Instagram [gebruikersnaam 12] was. [benadeelde partij 1] heeft een screenshot van een Instagrambericht van [gebruikersnaam 12] bij haar aangifte gevoegd, waaruit blijkt dat [gebruikersnaam 12] op 23 september 2019 een foto heeft geplaatst met de tekst “jarig”. Ook heeft [benadeelde partij 1] bij haar aangifte verschillende screenshots gevoegd van de WhatsApp gesprekken met [gebruikersnaam 1] , zijn rekeningnummer en zijn telefoonnummers. Hieruit is gebleken dat met [benadeelde partij 1] contact werd gezocht via de telefoonnummers [telefoonnummer 6] , [telefoonnummer 7] , [telefoonnummer 8] en [telefoonnummer 9] . Uit de screenshots van de betalingen bleek dat [benadeelde partij 1] op verzoek van [gebruikersnaam 1] geld heeft overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 3] . [15] [benadeelde partij 1] heeft verdachte op twee door de politie aan haar getoonde foto’s herkend als [gebruikersnaam 1] . [16]
Aangeefster [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat zij begin december 2020 een Snapchat heeft gekregen van [gebruikersnaam 13] . [gebruikersnaam 2] vertelde dat hij [gebruikersnaam 1] heette. [benadeelde partij 2] heeft op 15 december 2020 en op een andere dag met [gebruikersnaam 1] afgesproken in hotel [hotel] [17] en omschrijft hem als een getinte jongen met een Marokkaans uiterlijk, met een normaal postuur en krullen die hij stijlt. [benadeelde partij 2] schatte hem ongeveer 24 jaar oud en tussen de 1.80 en 1.85 meter lang. [gebruikersnaam 1] vertelde [benadeelde partij 2] dat hij een stiefbroer had die rapper [naam 2] heet. [benadeelde partij 2] ontving ook Tikkies van [gebruikersnaam 1] , die zij doorstuurde aan haar klasgenoot [naam 3] en vriendin [naam 4] . [gebruikersnaam 1] heeft een Instagramaccount met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 14] en zijn telefoonnummers waren [telefoonnummer 10] en [telefoonnummer 8] . [18] Getuige [naam 3] heeft verklaard dat hij voor [benadeelde partij 2] geld heeft overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] . [19]
Aangeefster [benadeelde partij 3] heeft verklaard dat zij op 21 december 2020 en vriendschapsverzoek op Instagram van gebruiker [gebruikersnaam 15] heeft gekregen. [gebruikersnaam 15] liet via een persoonlijk bericht op Instagram weten [gebruikersnaam 1] te heten en vroeg naar de gebruikersnaam van [benadeelde partij 3] op Snapchat. [benadeelde partij 3] gaf haar gebruikersnaam en ontving daarna op Snapchat een bericht van [gebruikersnaam 11] , met als roepnaam [gebruikersnaam 2] . [benadeelde partij 3] ontmoette [gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 2] op
22 december 2020 in Amsterdam en omschrijft [gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 2] als een Marokkaans uitziende man, tussen de twintig en vijfentwintig jaar oud en tussen de 1.80 en 1.85 meter lang. [gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 2] had kort stijl zwart haar, dat hij naar één kant had gekamd. Zijn telefoonnummer was [telefoonnummer 10] . [20] [benadeelde partij 3] heeft verdachte op door de politie aan haar getoonde foto’s herkend als [gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 2] . [21]
Tot slot heeft aangeefster [benadeelde partij 7] verklaard dat zij contact heeft opgenomen met de beheerder van een Telegramgroep, nadat op 12 juni 2021 een compromitterende video van haar was verspreid in de Telegramgroep [telegramgroep 1] . Op verzoek van de beheerder van de Telegramgroep, die zichzelf [gebruikersnaam 2] noemde, maakte [benadeelde partij 7] geldbedragen over naar [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 3] . Via een vriendin kreeg [benadeelde partij 7] een Snapchataccount door met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 16] . De gebruiker daarvan noemde zichzelf ook [gebruikersnaam 2] . [22]
4.3.1.2. Onderzoek naar aanleiding van deze gegevens
Naar aanleiding van de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij 4] werden van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] de historische verkeersgegevens opgevraagd. Hieruit is gebleken dat [benadeelde partij 4] en voornoemde telefoonnummers in de periode van
16 december 2018 en 11 januari 2019 in totaal 47 telefonische contactmomenten hebben gehad. [23] Bovendien is uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer het volgende naar voren gekomen. Verdachte heeft in de periode van 11 december 2018 tot en met 5 januari 2019 een zilverkleurige personenauto van het merk Chrysler, type Neon en voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] op zijn naam gehad. Dit voertuig is op 5 januari 2019 afgevoerd naar de sloop en sindsdien had verdachte een blauwe Renault Vel Satis voorzien van het kenteken [kentekennummer 2] op zijn naam. [24]
De politie heeft ook een onderzoek ingesteld naar de rekeningnummers. Hieruit is gebleken dat de rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 5] op naam stonden van verdachte. [25]
Uit de aangiftes van [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 7] is gebleken dat geldbedragen zijn overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 3] . Dit rekeningnummer stond ook op naam van verdachte. [26] Daarnaast had verdachte de bankpas behorende bij dit rekeningnummer op het moment van zijn overlevering naar Nederland ook bij zich. [27] Op het rekeningnummer [rekeningnummer 3] was ook te zien dat een telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] op 6 januari 2021 was verkocht aan [telefoonwinkel] . Vanaf dit rekeningnummer zijn betalingen gedaan aan Lebara; die betalingen betroffen opwaarderingen voor het telefoonnummer [telefoonnummer 11] . [28]
Verder is uit de vordering verstrekking identificerende gegevens bij banken gebleken dat verdachte bij de SNS Bank actief gebruik maakte van nog twee andere rekeningnummers, namelijk [rekeningnummer 6] en [rekeningnummer 7] . [29] Ook bleek dat er transacties plaatsvonden tussen de rekeningnummers [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 6] met daarbij de omschrijving ‘ [gebruikersnaam 1] ’.
Ook het rekeningnummer [rekeningnummer 4] stond op naam van verdachte. [30]
Naar aanleiding van de aangiftes van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] werden de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers [telefoonnummer 6] , [telefoonnummer 8] , [telefoonnummer 10] en [telefoonnummer 7] gevorderd. Daaruit bleek dat de eerste drie genoemde telefoonnummers in één en dezelfde mobiele telefoon hadden gezeten voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] . [31] Daarnaast bleek uit de gevorderde gegevens van hotel [hotel] dat verdachte in december 2020 driemaal, waaronder op 15 december 2020, een kamer had geboekt. Bij de boeking op 15 december 2020 had hij het telefoonnummer [telefoonnummer 6] opgegeven. [32] Van het rekeningnummer [rekeningnummer 3] , dat op naam staat van verdachte, zijn ook betalingen gedaan, waaronder op 15 december 2020, aan hotel [hotel] . [33] Door de politie werd ook geconcludeerd dat het telefoonnummer [telefoonnummer 7] in gebruik was bij verdachte. [34]
Uit de opgevraagde historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 11] , waarvoor verdachte de opwaarderingen betaalde aan Lebara, bleek dat dit telefoonnummer in de periode van 28 december 2020 tot en met 12 februari 2021 gebruik heeft gemaakt van IMEI-nummers [IMEI-nummer 2] en [IMEI-nummer 3] . Voor beide IMEI-nummers werden de historische verkeersgegevens gevorderd over de periode van 19 september 2020 tot en met 19 maart 2021. Hieruit is naar voren gekomen dat IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] de volgende aansluitingen had gebruikt:
  • het telefoonnummer [telefoonnummer 11] tussen 6 januari 2021 en 10 januari 2021; en
  • het telefoonnummer [telefoonnummer 5] tussen 22 januari 2021 en 12 februari 2021.
Het IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] had de volgende aansluitingen gebruikt:
  • het telefoonnummer [telefoonnummer 11] tussen 28 december 2020 en 12 februari 2021;
  • het telefoonnummer [telefoonnummer 5] tussen 12 februari 2021 en 19 maart 2021.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] bleek na een bevraging bij het CIOT op naam gesteld van de moeder van verdachte. [35] Het onderzoeksteam van de politie concludeerde dat niet kon worden uitgesloten dat het telefoonnummer in gebruik was bij verdachte. Uiteindelijk is op 24 februari 2021 een technische actie aangesloten op dit telefoonnummer. Er zijn gesprekken en SMS berichten ontvangen waarbij de voornaam van verdachte, [verdachte] , werd genoemd. Uit de tapgesprekken bleek eveneens dat de gebruiker van dit telefoonnummer zichzelf ook [gebruikersnaam 1] noemde of zo werd genoemd door anderen. Bovendien bleek uit de tapgesprekken dat de gebruiker vaak anderen om geld vroeg. Ook zijn contactmomenten zichtbaar tussen dit telefoonnummer, het telefoonnummer van aangever [benadeelde partij 6] en het telefoonnummer van zijn vader. [36] Het onderzoeksteam heeft geconcludeerd dat verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . [37]
Het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] werd daarnaast op 12 april 2021 in gebruik genomen door het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [38]
Ook is een CIOT bevraging uitgevoerd voor het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Aan dit telefoonnummer waren geen persoonsgegevens gekoppeld. [39]
4.3.1.3. De gegevens uit onder verdachte in beslag genomen telefoon en laptop
Verdachte is op 23 mei 2021 naar Sicilië gevlogen. [40] Verdachte is in verband met het onderzoek Masapalid op 24 juni 2021 aangehouden in Italië. Verdachte had op dat moment een iPhone SE bij zich, die de Italiaanse politie in beslag heeft genomen. Uit onderzoek is gebleken dat de telefoon is voorzien van twee IMEI-nummers, te weten [IMEI-nummer 4] en [IMEI-nummer 5] . In deze telefoon was een simkaart aanwezig met het nummer [simkaartnummer] en deze simkaart was gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 12] . Dit is een Italiaanse telefoonnummer.
Uit de inhoud van de telefoon bleek dat de gebruiker hiervan vaak [gebruikersnaam 1] of [gebruikersnaam 2] werd genoemd. Op de telefoon zijn veelvuldig afbeeldingen van verdachte aanwezig, maar ook foto’s van officiële poststukken geadresseerd op naam van verdachte.
Op de telefoon zijn in totaal 175 gespreksgroep(en) opgeslagen uit verschillende communicatieapps, waaronder WhatsApp, Telegram, Viber, Snapchat, Facebook Messenger, TikTok en Instagram. Uit meer gesprekken bleek dat de gebruiker van de telefoon “hulp” aanbiedt in verband met exposen. Exposen heeft in dit onderzoek de betekenis het ontmaskeren of onthullen in de zin van het publiekelijk aan de social media schandpaal nagelen van personen door zeer persoonlijke informatie van hun te plaatsen op kanalen met duizenden leden. [41] De gebruiker van de iPhone SE stelde (potentiële) slachtoffers van exposen voor om zijn instructies te volgen. Ook bleek uit Scrambled [42] weergegeven gesprekken dat sociale informatie van mogelijke slachtoffers van exposen door de gebruiker van de telefoon werd gevraagd.
Uit de gegevens van de telefoon is gebleken dat de gebruiker lid was van meerdere expose-groepen op Telegram, namelijk [telegramgroep 2] , [telegramgroep 3] , [telegramgroep 1] , [telegramgroep 4] , [telegramgroep 5] en [telegramgroep 6] . Deze kanalen hebben duizenden tot tienduizenden leden.
In de telefoon zijn ook twee WhatsApp en Viber gesprekken aangetroffen met het telefoonnummer dat in gebruik is bij aangeefster [benadeelde partij 7] . De gesprekken beginnen vanaf 12 juni 2021 en in deze gesprekken gaf de gebruiker van de telefoon, die zichzelf [gebruikersnaam 1] noemde, [benadeelde partij 7] tips over hoe zij moest omgaan met betalingen en vroeg hij tussendoor naar persoonlijke informatie van [benadeelde partij 7] en of zij ooit iets met een jongen heeft gedaan. Naar aanleiding van dit gesprek kreeg de politie het vermoeden dat [benadeelde partij 7] in een andere communicatieapp contact heeft met een persoon die zij [gebruikersnaam 2] noemt. In de dagen daarna besprak [benadeelde partij 7] met [gebruikersnaam 1] onder andere wat zij met [gebruikersnaam 2] had besproken, onder andere dat [gebruikersnaam 2] geld van haar wil, de betalingen die zij had gedaan en bedankte zij [gebruikersnaam 1] dat hij haar heeft geholpen. [43]
In een laptop die voor de aanhouding van verdachte bij een doorzoeking in de woning van verdachte in zijn slaapkamer in beslag was genomen, was een grote hoeveelheid foto’s en video’s beschikbaar. Die foto’s betroffen onder andere foto’s van verdachte (met anderen), WhatsApp screenshots waaruit bleek dat de ontvanger zichzelf [gebruikersnaam 3] noemde en door een ander WhatsAppcontact [gebruikersnaam 1] werd genoemd. [44]
4.3.1.4. Verklaring(en) van verdachte
Op zitting heeft de verdachte het volgende verklaard. Hij heeft in de tenlastegelegde periode contact gehad met aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 7] en met aangever [benadeelde partij 6] . Aangeefster [benadeelde partij 3] kent hij niet en dus heeft hij ook geen contact met haar gehad. Sinds vier of vijf jaar heeft hij de naam [gebruikersnaam 1] gebruikt, omdat hij dit een mooie naam vindt. Sinds zijn aanhouding heeft hij die naam niet meer gebruikt. Ook heeft verdachte zichzelf wel eens [gebruikersnaam 3] genoemd, maar dat is lang geleden geweest. De social media accounts met [gebruikersnaam 3] in de gebruikersnaam zijn niet van hem en betreffen nepaccounts. Hij is niet de gebruiker van de social media accounts [gebruikersnaam 11] en [gebruikersnaam 12] en wie [gebruikersnaam 2] is, weet verdachte niet.
In de zaken van aangeefster [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] had verdachte eerder bij de politie een verklaring afgelegd. In de zaken van de overige aangeefsters en aangever heeft verdachte zich bij de politie telkens op zijn zwijgrecht beroepen.
Verdachte heeft in 2019 in de zaak van [benadeelde partij 4] - samengevat - het volgende verklaard. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is zijn telefoonnummer en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zegt hem niets. Ook de naam [gebruikersnaam 1] zegt hem niets. Hij heeft rekeningen bij de ABN AMRO en Rabobank. Zijn rekeningnummer bij de ABN AMRO is [rekeningnummer 4] en hij weet zijn rekeningnummer bij de Rabobank niet. De rekeningnummers [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 1] zeggen hem niets. Hij is wel eens in Vlaardingen geweest, reed toen in een grijze Chrysler en nadat hij die auto had verkocht, reed hij in een blauwe Renault. [45]
In de zaak van [benadeelde partij 5] heeft verdachte in 2020 als volgt verklaard. Hij noemt zichzelf geen [gebruikersnaam 1] . Vroeger noemde hij zichzelf wel eens [gebruikersnaam 3] . Hij heeft vaker iets gehoord over het Instagram account [gebruikersnaam 9] , omdat mensen vroegen of hij dat was. Hij is niet de gebruiker van dat account. Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] zegt verdachte niks en dat is ook niet zijn telefoonnummer geweest. Nadat verdachte door de verbalisanten is geconfronteerd met het feit dat hij dit telefoonnummer destijds heeft opgegeven aan de ouders van [benadeelde partij 5] , ontkende verdachte dat hij dat telefoonnummer heeft achtergelaten, omdat hij nooit een telefoonnummer heeft gehad wat begon met een drie. [46]
4.3.1.5. Is verdachte de persoon die contact had met aangeefsters en aangever onder de naam [gebruikersnaam 1] en/of [gebruikersnaam 3] en/of [gebruikersnaam 2] en welke gegevens behoren aan hem toe?
De rechtbank stelt op basis van alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat verdachte de gebruiker is geweest van de volgende telefoonnummers:
- [telefoonnummer 1] ;
- [telefoonnummer 5] ;
- [telefoonnummer 6] ;
- [telefoonnummer 8] ;
- [telefoonnummer 7] ;
- [telefoonnummer 4] ;
- [telefoonnummer 10] en
- [telefoonnummer 12] .
Verdachte heeft in een politieverhoor in 2019 en op zitting bekend dat hij zichzelf wel eens [gebruikersnaam 3] heeft genoemd en op zitting heeft hij ook bekend dat hij de naam [gebruikersnaam 1] gebruikte.
De rechtbank stelt op basis van die verklaring, de herkenningen van aangeefsters en de vader van aangeefster [benadeelde partij 5] en op basis van de gegevens ten aanzien van de telefoonnummers ook vast dat verdachte via die telefoonnummers onder de namen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 3] contact heeft gehad met de aangeefsters en aangever.
De rechtbank concludeert verder dat ook het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik is geweest bij verdachte, omdat de gebruiker van dit telefoonnummer zichzelf [gebruikersnaam 1] noemde.
Ook het telefoonnummer [telefoonnummer 3] kan worden toegeschreven aan verdachte, omdat hij dit telefoonnummer zelf aan de ouders van [benadeelde partij 5] heeft opgegeven als zijnde zijn telefoonnummer en de gebruiker van dat telefoonnummer zichzelf in het contact met [benadeelde partij 5] [gebruikersnaam 3] noemde.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] vanaf 12 april 2021 gebruik maakte van IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] dat toegeschreven kan worden aan verdachte. De rechtbank concludeert dit op basis van de opwaarderingen die telkens vanaf zijn rekeningnummer werden gedaan voor het telefoonnummer [telefoonnummer 11] . Volgens aangever [benadeelde partij 6] gebruikte [gebruikersnaam 1] laatstgenoemd telefoonnummer in augustus 2020 in zijn contacten met hem. De rechtbank is gelet op die omstandigheid van oordeel dat verdachte dit telefoonnummer ook al voor april 2021 in gebruik had.
Deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien kunnen daarnaast niet tot een andere conclusie leiden dan dat verdachte ook de gebruiker was van de social media accounts [gebruikersnaam 4] , [gebruikersnaam 12] , [gebruikersnaam 11] , [gebruikersnaam 14] , [gebruikersnaam 13] , [gebruikersnaam 15] , [gebruikersnaam 9] en [gebruikersnaam 16] , [gebruikersnaam 5] , [gebruikersnaam 6] , [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 8] . De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte onder de gebruikersnaam [gebruikersnaam 11] Snapchats verstuurde aan aangeefster [benadeelde partij 1] , waardoor zij wist hoe de gebruiker van dat account eruit zag en dat hij omging met rapper [naam 2] . Via een zoekslag op Instagram kwam [benadeelde partij 1] erachter dat de gebruiker van het voornoemde Snapchataccount actief was op Instagram onder de naam [gebruikersnaam 12] , waarop bleek dat de gebruiker (en dus verdachte) op [geboortedag] jarig was. Ook aan aangeefster [benadeelde partij 2] heeft verdachte, terwijl hij gebruik maakte van de accounts [gebruikersnaam 13] en [gebruikersnaam 14] , verteld dat hij omging met rapper [naam 2] . Bovendien heeft aangeefster [benadeelde partij 3] verdachte herkend van een foto en gesteld dat hij de gebruiker was van accounts [gebruikersnaam 15] en [gebruikersnaam 11] . De rechtbank concludeert daarom dat verdachte, naast de namen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 3] , ook gebruik maakte van de naam [gebruikersnaam 2] . Het alternatief scenario zoals gesuggereerd door verdachte op zitting, namelijk dat sprake zou zijn van nepaccounts, kan alle voornoemde redengevende omstandigheden niet ontkrachten.
Daarnaast stelt de rechtbank op grond van het voorgaande vast dat de rekeningnummers [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 6] , [rekeningnummer 7] en [rekeningnummer 4] toebehoren aan verdachte.
4.3.1.6. De betalingen van aangeefsters en aangever aan verdachte
Alle aangeefsters ( [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 7] ) en aangever [benadeelde partij 6] hebben in hun aangiftes verklaard geld, sieraden of iPhones te hebben afgestaan om verschillende redenen. De redenen van hun betalingen en afgifte van sieraden of Iphones zullen hieronder worden weergegeven. Daarnaast hebben alle aangeefsters en aangever ook te kennen gegeven dat zij willen dat verdachte hiervoor wordt vervolgd. [47]
[benadeelde partij 4]
Aangeefster [benadeelde partij 4] heeft - samengevat - het volgende verklaard. Verdachte had haar verteld dat zijn vriend [naam 5] verliefd op haar was. [naam 5] heeft, nadat zij anderhalve week telefonisch contact met elkaar hadden, voor [benadeelde partij 4] een boete betaald voor het te laat inleveren van schoolboeken. Nadat verdachte haar in contact had gebracht met [naam 5] , vertelde [naam 5] dat hij de gevangenis in moest voor fraude die was gelinkt aan de betaling van de boete van de studieboeken van [benadeelde partij 4] . Vervolgens nam verdachte weer contact op met [benadeelde partij 4] en zei dat zij een geldbedrag moest betalen, zodat [naam 5] uit de gevangenis kon komen. Uiteindelijk is [benadeelde partij 4] een schuld aangegaan bij haar omgeving en is in totaal € 471,- overgemaakt naar twee verschillende rekeningnummers op naam van verdachte.
Op 2 december 2018 hoorde [benadeelde partij 4] , destijds zestien jaar oud, van Marokkaanse komaf en met een traditionele opvoeding, van verdachte dat zij wel voor het geld moest zorgen, omdat [naam 5] anders boos zou worden. Volgens verdachte was [naam 5] geen aardige jongen en zou er wat gebeuren als [benadeelde partij 4] niet zou betalen. Op 23 december 2018 heeft verdachte tegen [benadeelde partij 4] gezegd dat hij geld of goud nodig had en dat [benadeelde partij 4] nooit iets over haar boete aan [naam 5] had moeten vertellen. Verdachte en [naam 5] zaten immers daardoor nu in de problemen. Volgens verdachte moest [benadeelde partij 4] voor goud zorgen, anders zou hij naaktfoto’s van haar openbaar maken, ging hij haar kapot maken en zou hij een stelletje psychopaten op haar afsturen. [benadeelde partij 4] heeft daarom op 2 januari 2019 stiekem goud (vier kettingen, drie ringen en zeven armbanden) gepakt uit haar ouderlijk huis en in Vlaardingen aan verdachte afgegeven. Ook op 5 januari kreeg [benadeelde partij 4] een bericht van verdachte dat hij onderweg was naar Vlaardingen en goud nodig had. [benadeelde partij 4] heeft hem toen nog een gouden ketting, vijf armbanden en een gouden ring gegeven. Verdachte heeft toen ook tegen [benadeelde partij 4] gezegd dat wanneer zij naar de politie zou gaan en zijn naam, [gebruikersnaam 1] , boven water zou komen, hij haar kapot zou maken. Op 10 januari 2019 heeft verdachte [benadeelde partij 4] wederom gebeld dat hij goud van haar wilde hebben en gezegd dat er altijd geld is, dat [benadeelde partij 4] hiervoor moest zorgen en dat het hem anders niet meer boeide wat [benadeelde partij 4] zou overkomen. Verdachte zou [benadeelde partij 4] tussen de haaien laten zwemmen, haar laten afmaken als een schurftige hond en ze zou het maar moeten bekijken. [48]
Uit het Digitale Opkopersregister bleek het volgende. Verdachte had op 3 januari 2019 gouden sieraden ingeleverd bij [winkel 1] in Vlaardingen. Hier had hij
€ 800,- voor ontvangen. Op 5 januari 2019 heeft verdachte gouden sieraden ingeleverd bij [winkel 2] in Schiedam. Hiervoor heeft hij € 252,- ontvangen. Ook op 7 januari 2019 heeft verdachte gouden sieraden ingeleverd, ditmaal bij [winkel 3] in Rotterdam. Hiervoor heeft verdachte € 790,- ontvangen. [49]
[benadeelde partij 5]
Aangeefster [benadeelde partij 5] , destijds veertien jaar oud, heeft - samengevat - het volgende verklaard. Verdachte heeft op 29 oktober 2019 tegen haar gezegd dat hij haar wilde helpen en dat zij geld moest betalen om te voorkomen dat naaktfoto’s van haar op een expose-groep op Telegram zouden worden geplaatst. Dit bedrag werd volgens verdachte steeds hoger. [benadeelde partij 5] gaf aan dat zij niet zoveel geld had en dat zij dit dus niet kon betalen. In de periode daarna bleef verdachte contact opnemen met [benadeelde partij 5] en begon hij te dreigen. Hij vroeg onder andere of [benadeelde partij 5] geen rijke mensen kende bij wie zij langs konden gaan of dat [benadeelde partij 5] een sleutel kon regelen van een rijke vriendin zodat zij haar huis konden leegroven. Volgens verdachte moest [benadeelde partij 5] waardevolle spullen afgeven, bijvoorbeeld goud. [benadeelde partij 5] weigerde dit steeds en zei tegen verdachte dat ze niet wist of zij hem wel serieus moest nemen, omdat ze zijn echte naam niet kende. Verdachte vertelde toen dat hij [gebruikersnaam 1] heette, dat hij ten eerste wilde dat er niets met [benadeelde partij 5] zou gebeuren, omdat hij om haar gaf, dat het geen grapje was want ze hadden pistolen en messen en dat als ze een foto van haar ouders hadden, zij hen dan iets aan zouden doen. Als [benadeelde partij 5] alles aan haar ouders zou vertellen en aan de politie, zou volgens verdachte haar familie hun doelwit worden en zou het geld dan niets meer uitmaken. Uiteindelijk heeft verdachte telefonisch contact met [benadeelde partij 5] opgenomen en gezegd dat zij haar iPhone moest afstaan, zodat hij deze kon verpanden. Op 3 november 2019 heeft [benadeelde partij 5] deze iPhone op een station in Almere aan verdachte afgegeven. Hierna nam [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ), die had gezegd een vriend te zijn van verdachte, op school bij de kluisjes en telefonisch contact op met [benadeelde partij 5] . Volgens [naam 1] zou de iPhone niet genoeg geld opleveren. Ook belde verdachte [benadeelde partij 5] nogmaals met de boodschap dat zij de dag erna nog een iPhone moest afgeven aan [naam 1] . Later belde [naam 1] haar met de vraag of [benadeelde partij 5] een doos, oplader en laderblokje bij haar iPhone af kon geven. Dit heeft zij uiteindelijk ook gedaan. Op 10 november 2019 zijn verdachte en [naam 1] naar de woning van [benadeelde partij 5] in Almere toegegaan, waar uiteindelijk de moeder van [benadeelde partij 5] beide iPhones uit de handen van verdachte heeft gegrist. [50]
[benadeelde partij 6]
De verklaring van aangever [benadeelde partij 6] houdt onder meer het volgende in. Verdachte heeft in augustus 2020 contact met hem opgenomen via WhatsApp. Hij zei dat hij een naaktfoto had van [benadeelde partij 6] . [benadeelde partij 6] heeft een islamitische achtergrond. Verdachte wilde geld hebben, anders zou hij hiermee naar de politie gaan en aangifte doen van pedofilie. Verdachte stuurde [benadeelde partij 6] (en later ook zijn vader) een van hem bewerkte naaktfoto. Daarom heeft hij in november 2020 € 1.000,- overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van verdachte. Verdachte nam uiteindelijk aan het begin van de Ramadan, namelijk op 13 april 2021, opnieuw via WhatsApp contact op met [benadeelde partij 6] waarin hij meermalen op dreigende toon zei dat hij contact zou opnemen of had opgenomen met familieleden van [benadeelde partij 6] . Verdachte heeft ook de familie van [benadeelde partij 6] berichten gestuurd, stuurde via WhatsApp een screenshot van een bericht op Facebook aan de familieleden van [benadeelde partij 6] en hij heeft een vriend uit de moskee van [benadeelde partij 6] een bericht gestuurd voor informatie over [benadeelde partij 6] . [51] Na door de verbalisanten te zijn geconfronteerd met het feit dat uit gegevens is gebleken dat [benadeelde partij 6] meer dan € 1.000,- aan verdachte had betaald, beaamde [benadeelde partij 6] dat dit bedrag inderdaad hoger was. Hij wist niet meer precies hoeveel hij had betaald, werd er gek van dat verdachte maar Tikkies bleef sturen en dat hij uit schaamte niet eerlijk was geweest over de hoogte van het bedrag dat hij had betaald. [52] Dit laatste heeft [benadeelde partij 6] bij de rechter-commissaris bevestigd. [53]
Uit de gevorderde bankgegevens van rekeningnummers op naam van verdachte is gebleken dat [benadeelde partij 6] in de periode van 7 april 2020 tot en met 30 oktober 2020 in totaal € 29.495,- heeft overgemaakt naar verschillende rekeningnummers van verdachte. [54] In april 2020 was [benadeelde partij 6] vierentwintig jaar oud. [55]
[benadeelde partij 1]
Aangeefster [benadeelde partij 1] , destijds zestien jaar oud en afkomstig uit een streng islamitische familie waar eer en goede naam zeer belangrijk zijn, heeft - samengevat - het volgende verklaard. Zij werd op 15 september 2020 via WhatsApp bericht door verdachte. In het bericht stonden haar voornaam, achternaam en haar adresgegevens. Uiteindelijk gaf verdachte [benadeelde partij 1] de instructie wat zij moest doen om ervoor te zorgen dat niks naar buiten werd gebracht wat schande aan haar familie zou veroorzaken. De instructie was om binnen een week € 6.000,- euro over te maken, anders zouden er foto’s van [benadeelde partij 1] gemaakt worden, verspreid worden en zou zij in de gehele Benelux bekend komen te staan. [benadeelde partij 1] gaf aan dat zij niet zoveel geld had en vroeg wat zij anders kon doen zodat er geen foto’s van haar zouden worden verspreid. Hierna nam verdachte contact met haar op via Snapchat. In oktober werd [benadeelde partij 1] bericht door verdachte. Zij zou € 800,- moeten betalen, want anders zouden er dingen gebeuren. Verdachte en [benadeelde partij 1] onderhielden contact en verdachte legde tijdsdruk op door te zeggen dat het bedrag steeds hoger zou worden als [benadeelde partij 1] zou wachten met betalen. Toen [benadeelde partij 1] weer aangaf niet zoveel geld te hebben, vroeg verdachte of zij iets anders waardevols, bijvoorbeeld goud, in huis had. [benadeelde partij 1] zei dat zij niets thuis had wat zo’n waarde vertegenwoordigde, waarop verdachte reageerde dat zij nu dan even € 15,- kon betalen. Op Snapchat ontving [benadeelde partij 1] vervolgens een bericht van verdachte. Dit bericht was een gefotoshopte foto van een naakte vrouw met het hoofd van [benadeelde partij 1] erop. Eind oktober of begin november 2020 zei verdachte dat hij en [benadeelde partij 1] niet meer op Snapchat konden praten en instrueerde haar de app Signal te downloaden. Verdachte begon zich via Signal agressiever te uiten en instructies te geven. Een van de instructies was dat [benadeelde partij 1] haar pinpas met pincode aan een persoon moest overhandigen. Dit zou zij via de brievenbus moeten doen en niemand zou haar gezicht mogen zien. De persoon die de pinpas bij haar ophaalde, herkende [benadeelde partij 1] als haar medestudente en aangeefster [benadeelde partij 2] . Verdachte zei dat [benadeelde partij 2] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde partij 2] ) extra geld bij de ING-bank op haar bankpas zou zetten. Hij stuurde daarna een Tikkie van € 160,-; [benadeelde partij 1] heeft dat bedrag toen betaald. Verdachte wilde desgevraagd die bankpas niet teruggeven aan [benadeelde partij 1] , waarop [benadeelde partij 1] haar bankpas heeft geblokkeerd.
Op 8 januari 2021 heeft de oom van aangeefster [benadeelde partij 3] contact opgenomen met de vader van [benadeelde partij 1] , omdat [benadeelde partij 3] de bankpas van [benadeelde partij 1] in haar bezit had. Via de oom van
[benadeelde partij 3] hoorde [benadeelde partij 1] toen dat zij precies hetzelfde heeft meegemaakt met dezelfde persoon en dat [benadeelde partij 3] aangifte had gedaan. [56]
Uiteindelijk heeft [benadeelde partij 1] in de periode van 7 december 2020 tot en met 19 december 2020 in totaal € 270,80 overgemaakt naar rekeningnummers van verdachte via Tikkies. [57]
[benadeelde partij 1] heeft ook verklaard dat verdachte dingen zei waarin hij haar familie met de dood bedreigde en dat hij zei dat hij haar zusjes, de tweeling, dood ging maken. Ook blijkt uit de door [benadeelde partij 1] overgelegde screenshot van een Snapchatgesprek met verdachte dat hij stuurde:

Billah als je het niet regelt ga je zienJij en je familie zijn dan doodNiemand gaat je kunnen helpen”. [58] [benadeelde partij 2]
Aangeefster [benadeelde partij 2] heeft - zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. Zij had in november 2020 met [naam 6] in Utrecht afgesproken. Zij was toen zestien jaar oud en heeft een islamitische achtergrond. Tijdens deze afspraak heeft [benadeelde partij 2] haar hoofddoek afgedaan, zijn zij samen op bed gaan liggen en heeft [benadeelde partij 2] ter hoogte van het geslachtsdeel van [naam 6] op hem gezeten. Ook heeft [benadeelde partij 2] met haar jurk omhoog gezeten, zodat [naam 6] door haar panty heen haar billen kon zien. [naam 6] heeft hiervan, volgens [benadeelde partij 2] , verschillende foto’s gemaakt.
Ongeveer een week later stuurde een vriendin van [benadeelde partij 2] , genaamd [naam 7] , via Snapchat een bericht naar haar dat er een meisje op de school van [benadeelde partij 2] , genaamd [benadeelde partij 1] , om haar gebruikersnaam op Snapchat vroeg. [benadeelde partij 2] vond het goed dat [benadeelde partij 1] haar Snapchat kreeg. [benadeelde partij 2] heeft uiteindelijk nooit de Snapchat van [benadeelde partij 1] gekregen, maar wel die van verdachte. In een bericht van verdachte stond dat [benadeelde partij 2] exposed ging worden en dat haar video’s op Telegram zouden worden gegooid en dat hij haar zou helpen, omdat hij hier ervaring mee had. [benadeelde partij 2] moest wel geld gaan betalen.
De volgende dag heeft [benadeelde partij 2] met verdachte afgesproken in Amsterdam. Verdachte vertelde dat hij [benadeelde partij 2] ging helpen en haar zou beschermen. Omdat [benadeelde partij 2] honger had, kwam een vriend van verdachte, genaamd [naam 8] , eten naar hen brengen. Eenmaal thuis bleef [benadeelde partij 2] in contact met verdachte. Verdachte kwam dan terug op het geld en vertelde [benadeelde partij 2] dat zij geld moest regelen. Zij moest (nog steeds) geld betalen zodat haar foto’s en video’s niet openbaar gemaakt zouden worden. [benadeelde partij 2] zei dat zij niets had en moest van verdachte dan thuis nog eens goed kijken. Verdachte vertelde ook dat er een meisje op de school van [benadeelde partij 2] zou zijn die gegevens had van haar en deze zou willen verspreiden. Dit zou zij doen om [benadeelde partij 2] neer te halen. [benadeelde partij 2] moest van verdachte naar haar huis gaan. Zij zou via haar brievenbus geld en haar bankpas geven aan [benadeelde partij 2] . Deze bankpas stond op naam van [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 2] moest naar de ING gaan om geld te storten op de rekening van [benadeelde partij 1] . Verdachte vertelde [benadeelde partij 2] ook dat hij geld zou storten op een exposed account, zodat haar foto’s en video’s niet verder zouden worden verspreid. Verdachte had aan [benadeelde partij 2] gevraagd de bankpas aan [benadeelde partij 1] terug te geven, maar [benadeelde partij 2] wist niet meer waar [benadeelde partij 1] woonde.
Ongeveer twee dagen daarna, op 7 of 8 december 2020, werd [benadeelde partij 2] gebeld door verdachte. Hij vertelde onder andere dat een jongen, genaamd [naam 9] , in de buurt van [benadeelde partij 2] woonde die haar zou willen verkrachten.
Op 15 december 2020 heeft [benadeelde partij 2] met verdachte afgesproken in een hotel achter [locatie 1] en daar is zij intiem met hem geweest. Later is gebleken dat dit hotel [hotel] betrof. [benadeelde partij 2] verklaarde dat zij daar uit vrije wil was, maar dat zij achteraf spijt heeft omdat zij ook bang was. Ondanks dit was zij toch nog een keer uit vrije wil in het hotel met verdachte geweest. Daar waren zij weer intiem geweest en had [benadeelde partij 2] een ontbloot lichaam. Eenmaal thuis kreeg zij een bericht via Snapchat waarin verdachte vroeg of zij niet nog wat geld had. Verdachte zou anders de gevangenis ingaan. [benadeelde partij 2] had € 300,- gespaard en heeft dit samen met haar bankpas op 16 december 2020 door haar brievenbus naar buiten geschoven, zodat verdachte dit kon pakken. [benadeelde partij 2] had haar inloggegevens en wachtwoord van de ING bank via WhatsApp aan verdachte gegeven.
Verdachte vertelde [benadeelde partij 2] dat het geld niet voldoende was en hij vroeg telkens om weer te kijken of er geld lag. Ook vroeg hij of [benadeelde partij 2] goud had liggen, zodat hij dat kon verpanden. [benadeelde partij 2] heeft toen drie of vier gouden ringen, een armband van haar moeder, een Michael Kors horloge en twee gouden armbanden van haar zelf aan de vriend van verdachte, [naam 8] , gegeven. [benadeelde partij 2] had eerder van haar vriendin [naam 7] een gouden ring en een armband gekregen, omdat zij geld nodig had voor verdachte. Ook deze sieraden heeft zij aan [naam 8] gegeven op station [locatie 2] in Amsterdam op een woensdag.
Verdachte vroeg daarnaast ook aan [benadeelde partij 2] of zij een vriendin had die haar geld kon geven. [benadeelde partij 2] heeft toen aan een klasgenoot [naam 3] gevraagd of hij geld wilde overmaken naar verdachte. [naam 3] heeft via [benadeelde partij 2] een door verdachte gestuurde Tikkie van € 30,- ontvangen en betaald. [benadeelde partij 2] had hetzelfde gevraagd aan haar vriendin [naam 4] . [naam 4] had maar € 20,- en dit heeft [benadeelde partij 2] doorgegeven aan verdachte. [benadeelde partij 2] kreeg uiteindelijk een Tikkie voor dat bedrag van verdachte. Dit betalingsverzoek heeft zij doorgestuurd aan [naam 4] en is door die [naam 4] betaald.
Omdat dit voor verdachte niet voldoende was, heeft [benadeelde partij 2] haar buurmeisje [benadeelde partij 3] voorgesteld. Verdachte vertelde aan [benadeelde partij 2] dat hij met haar in contact zou treden. Verdachte wist haar, volgens [benadeelde partij 2] , ook te bedreigen waardoor zij ook geld aan verdachte had gegeven. [benadeelde partij 2] zat tussen deze bedreigingen in. [benadeelde partij 2] moest aan [benadeelde partij 3] vertellen dat zij geld moest geven aan verdachte. [benadeelde partij 2] voelde zich hiertoe gedwongen omdat hij veel over haar wist. [59]
Vriendin [naam 7] heeft als getuige verklaard dat [benadeelde partij 1] haar heeft gevraagd om de Snapchat van [benadeelde partij 2] en dat zij dit toen heeft doorgegeven. Ook heeft [naam 7] verklaard dat [benadeelde partij 2] een keer heeft gevraagd of zij een ring mocht lenen, maar dat zij die ring nooit meer heeft teruggekregen. [naam 7] hoefde deze ring ook niet terug, want zij hoopte dat [benadeelde partij 2] dan overal vanaf zou zijn. [naam 7] had namelijk gehoord dat zij die ring heeft gebruikt om van hem af te komen. [60] Ook klasgenoot [naam 3] en vriendin [naam 4] verklaarden als getuigen dat zij respectievelijk Tikkies van € 30,- en € 20,- over hebben gemaakt voor [benadeelde partij 2] . Beide bedragen zijn overgemaakt naar een rekeningnummer van verdachte. [61]
Daarnaast heeft verdachte op 5 januari 2021 telefonisch contact opgenomen met de moeder van [benadeelde partij 2] . Volgens verdachte werd hij werd bedreigd vanwege een geldkwestie en wilde hij [benadeelde partij 2] hierbij niet betrekken. [62]
[benadeelde partij 3]
Aangeefster [benadeelde partij 3] heeft - onder andere - het volgende verklaard. Zij heeft in oktober 2020 [naam 10] twee keer gezien. Zij hadden afgesproken bij een bos in Amsterdam, omdat [benadeelde partij 3] niet wilde dat haar ouders wisten dat zij met iemand af zou spreken. [benadeelde partij 3] is islamitisch en wordt vanuit haar culturele- en geloofsachtergrond beschermd opgevoed. [benadeelde partij 3] was toen dit speelde vijftien jaar oud.
[benadeelde partij 3] heeft [naam 10] bij hun eerste afspraak gepijpt. Omdat [benadeelde partij 3] besloot dat ze geen relatie met hem wilde en hem dit wilde vertellen, heeft zij met [naam 10] via Snapchat een tweede afspraak gemaakt. Nog diezelfde week spraken zij een keer met elkaar af, ditmaal in zijn auto. [benadeelde partij 3] heeft [naam 10] toen, om er een punt achter te kunnen zetten, nogmaals gepijpt. In de dagen daarna bleef [naam 10] via Snapchat [benadeelde partij 3] vragen om af te spreken.
Daarna kreeg [benadeelde partij 3] op 21 december 2020 een vriendschapsverzoek op Instagram van verdachte. Nadat [benadeelde partij 3] op verzoek van verdachte haar Snapchat gebruikersnaam had gegeven, ontving zij een bericht via Snapchat van hem. Verdachte schreef dat hij naar huis reed en dat [benadeelde partij 3] ondertussen na moest denken over wat zij de afgelopen tijd verkeerd had gedaan. [benadeelde partij 3] las dat zij op Telegram gezet ging worden en begreep niet wat verdachte bedoelde. Verdachte vroeg vervolgens of [benadeelde partij 3] ooit naaktfoto’s naar iemand had gestuurd. [benadeelde partij 3] zei dat zij dit nog nooit had gedaan, maar verdachte benoemde daarna dat [benadeelde partij 3] ooit iets had gedaan met een jongen uit Amsterdam-Oost. [benadeelde partij 3] ontkende dit. Verdachte bleek veel over [benadeelde partij 3] te weten, waaronder de naam van haar moeder, hoeveel ooms [benadeelde partij 3] had, waar zij woonde, naar welke school zij ging, in welk leerjaar zij zat en hij had ook haar telefoonnummer. Hierdoor werd [benadeelde partij 3] bang en begon zij te twijfelen of er misschien een filmpje van haar was gemaakt door [naam 10] . Hij had namelijk zijn telefoon in zijn handen gehouden toen [benadeelde partij 3] hem pijpte. [gebruikersnaam 1] stuurde
[benadeelde partij 3] het Snapchataccount [gebruikersnaam 17] door. Zij (de rechtbank begrijpt: de gebruiker van dit snapchataccount) zou [benadeelde partij 3] kunnen helpen en vertelde haar dat zij geld moest betalen, zodat het filmpje niet zou worden geplaatst op Telegram. [gebruikersnaam 17] zou bij verdachte controleren hoe hoog het bedrag moest zijn.
Verdachte nam op 22 december 2020 weer contact op met [benadeelde partij 3] via Snapchat. Hij zei dat [benadeelde partij 3] naar het Centraal Stationin Amsterdam moest komen met € 1.400,-. [benadeelde partij 3] is daar naartoe gegaan en heeft daar met verdachte in de omgeving gelopen. Volgens verdachte hadden drie meisjes en een jongen over [benadeelde partij 3] gesproken. Een van die meisjes heette [benadeelde partij 2] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde partij 2] ). Verdachte vroeg of [benadeelde partij 3] nog meer informatie over [benadeelde partij 2] had, hetgeen zij niet had. Diezelfde avond nam [benadeelde partij 2] via Snapchat contact op met [benadeelde partij 3] . Die vertelde dat ze was gebeld door een man met een anoniem telefoonnummer en dat hij had gezegd dat iemand een seksueel getint filmpje van [benadeelde partij 3] ging posten op Snapchat. [benadeelde partij 2] zei dat zij [benadeelde partij 3] moest helpen. Ook bood zij haar excuses aan omdat [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] , die buurmeisjes van elkaar zijn, het nooit zo goed met elkaar konden vinden. [benadeelde partij 2] wilde [benadeelde partij 3] desondanks toch helpen, want zij had ook een keer zoiets meegemaakt. Die avond heeft [benadeelde partij 3] aan verdachte ook de Snapchat van het nichtje van [naam 10] gegeven, [naam 11] geheten. Daarna heeft verdachte [naam 11] een bericht gestuurd. Zij heeft aan verdachte ook het nummer van [naam 10] gegeven, waarna verdachte hem heeft gebeld en een afspraak heeft gemaakt. Verdachte heeft die avond ook tegen [benadeelde partij 3] gezegd dat het filmpje op een grotere Telegramgroep zou worden gedeeld. [benadeelde partij 3] hoorde via via dat zij € 1.200,- moest betalen om dit te voorkomen. [benadeelde partij 3] heeft daarom € 1.200,- gegeven aan [naam 11] bij de Dirk in Amsterdam [locatie 2] .
Op 23 december 2020 hebben [naam 10] en [naam 11] en verdachte afgesproken bij het Centraal Station om die € 1.200,- te betalen. Verdachte heeft toen [benadeelde partij 3] gebeld en gezegd dat iemand zijn excuses wilde aanbieden. [benadeelde partij 3] hoorde toen [naam 10] zeggen dat hij zijn excuses aanbood voor wat er was gebeurd, maar dat hij niet achter de afpersing zat. [benadeelde partij 2] heeft [benadeelde partij 3] op 24 december 2020 ook een bankpas op naam van [benadeelde partij 1] gegeven. [benadeelde partij 3] zou de bankpas bij zich moeten houden. [63]
Ook [naam 10] en [naam 11] verklaarden als getuigen dat zij € 1.200,-, van [benadeelde partij 3] , aan verdachte, op Amsterdam Centraal Station hebben gegeven. Zij herkenden verdachte van door de politie getoonde foto’s. [64] Uit de gegevens van het rekeningnummer van verdachte is gebleken dat op 23 december 2020 driemaal op Amsterdam Centraal Station van zijn rekening werd gepind. [65]
[benadeelde partij 7]
Aangeefster [benadeelde partij 7] heeft - samengevat - het volgende verklaard. Zij kreeg op 12 juni 2021 - toen zestien jaar oud - ruzie in een Facetimegesprek met [naam 12] (de rechtbank begrijpt: [naam 12] ) en [naam 13] (de rechtbank begrijpt: [naam 13] ) en dat [naam 13] tegen haar heeft gezegd dat hij haar ging exposen op Telegram. Tien minuten later werd [benadeelde partij 7] door veel verschillende telefoonnummers gecontacteerd. Die mensen zeiden allemaal dat [benadeelde partij 7] “gelekt” was en dus op Telegram stond, waardoor [benadeelde partij 7] aan hen een screenshot van het Telegrambericht had gevraagd. [benadeelde partij 7] zag dat het een video van haar betrof, waarop zij lachgas aan het gebruiken was. Bij het Telegrambericht in de Telegramgroep [telegramgroep 1] stond haar telefoonnummer en de tekst: “Een kebber (de rechtbank begrijpt: hoer) uit Apeldoorn”. [benadeelde partij 7] herkende de video als een video van ongeveer twee jaar daarvoor. Zij had deze video een jaar geleden naar [naam 13] gestuurd. [benadeelde partij 7] hoorde een dag later via een vriendin [naam 14] dat ook een ander haar zou willen exposen op Telegram met een video waarin zij zich aan het omkleden was. [benadeelde partij 7] hoorde van vrienden dat berichten, foto’s en video’s verwijderd konden worden door de beheerder van de Telegramgroep. Van [naam 14] kreeg zij het Snapchataccount van de beheerder. [benadeelde partij 7] heeft daarom op 14 juni 2021 via Snapchat contact opgenomen met de beheerder van de Telegramgroep. Zij kon het oplossen door te kiezen uit drie opties; een naaktvideo sturen, seks met hem hebben of betalen. Zij koos voor betalen. De beheerder zei dat als [benadeelde partij 7] € 200,- zou hebben betaald, zij niet zou worden exposed. [benadeelde partij 7] heeft dat bedrag in drie deelbetalingen overgemaakt naar een rekeningnummer van verdachte. Diezelfde dag stuurde [naam 14] een tweede Snapchataccount door. De eigenaar van de Telegramgroep berichtte [benadeelde partij 7] op
15 juni 2021 dat iemand hem € 500,- had betaald om [benadeelde partij 7] te exposen. [benadeelde partij 7] moest daarom meer dan € 500,- betalen om te voorkomen dat zij weer werd geexposed. De beheerder zei dat zij veel geld op haar rekening had staan en noemde, volgens [benadeelde partij 7] , ook het exacte bedrag en dat zij een jongeren-rekening of spaarrekening had. [benadeelde partij 7] was daarom bang dat haar telefoon was gehackt. Ook stuurde de beheerder haar een foto van haar met een gouden jurk aan.
[benadeelde partij 7] moest toen van de beheerder € 1.200,- betalen. Zij heeft uiteindelijk nog vier betalingen van respectievelijk € 500,-, € 450,-, € 100,- en € 130,- (in totaal € 1.380,-) overgemaakt op een rekeningnummer van verdachte. Dit blijkt uit de screenshots die [benadeelde partij 7] bij haar aangifte heeft gevoegd. [benadeelde partij 7] verklaarde dat zij dit heeft gedaan omdat zij wilde voorkomen dat haar naam of familienaam wordt aangetast, en dat het binnen haar kring niet wordt goedgekeurd dat men naakt, bijna naakt of alleen al met een decolleté op internet komt te staan. [66]
4.3.1.7. Verklaring(en) van verdachte over de (redenen achter) de betalingen
Verdachte heeft op zitting het volgende verklaard over de aanleiding en achtergrond van de beschreven betalingen.
Het zijn juist aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 7] en aangever [benadeelde partij 6] geweest die contact met hem hebben opgenomen voor hulp. [benadeelde partij 3] kent verdachte niet en haar heeft hij ook nooit ontmoet. Verdachte wist dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] islamitisch waren; hij had gezien dat zij een hoofddoek droegen. Verdachte heeft eerst genoemde personen uit medelijden geholpen. Zij zeiden namelijk dat ze zwart gemaakt zouden worden of dat ze schulden hadden. Hij heeft van aangeefsters en aangever de gegevens van deze personen gekregen, zodat hij met hen contact kon opnemen. Verdachte kende deze mensen in principe niet. Verdachte stond bekend als een persoon die anderen hielp, dus vond het ook niet vreemd dat zij contact met hem opnamen. Verdachte ging vervolgens praten met de mensen die dreigden de aangeefsters en aangever zwart te maken. Hij bleef dan zeuren en dan kwam het uiteindelijk goed.
Volgens verdachte hebben [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd en de verhalen over de pinpas van [benadeelde partij 1] zijn leugens.
Verdachte heeft aangeefsters en aangever niet bedreigd en kent ook geen [naam 5] , [naam 9] of [naam 8] , over wie in de respectievelijke aangiftes is gesproken.
Verdachte heeft in de zaak van [benadeelde partij 4] in 2019 bij de politie verklaard dat hij
heeft ontmoet en van haar hoorde dat zij ruzie had met haar ouders. [benadeelde partij 4] had aan verdachte gevraagd of hij goud voor haar wilde verkopen, omdat zij dit zelf vanwege haar leeftijd, zij was destijds nog geen achttien jaar, niet kon. [benadeelde partij 4] heeft verdachte daarom een armband en een ketting gegeven, die verdachte heeft verkocht in Schiedam. Hij heeft [benadeelde partij 4] vervolgens het geld gegeven. [benadeelde partij 4] heeft na een tijdje gevraagd of verdachte nog meer goud voor haar zou willen verkopen, maar dit heeft hij toen niet gedaan. [67]
In de zaak van [benadeelde partij 5] heeft verdachte in 2020 bij de politie verklaard dat [benadeelde partij 5] contact met hem had gezocht, omdat er naaktfoto’s of video’s van haar zouden zijn. Verdachte heeft haar toen geadviseerd om naar haar ouders te gaan en het proberen op te lossen. [benadeelde partij 5] zou op een gegeven moment twee telefoons hebben gegeven aan een jongen die de telefoons aan verdachte zou geven, zodat verdachte geld zou hebben om haar te kunnen helpen. Verdachte verklaarde toen bekend te staan als iemand die mensen hielp als er foto’s waren. [68]
4.3.1.8. Beoordeling van feit 1
Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor de bedragen die telkens door aangeefsters, aangever of anderen op verzoek van hem op zijn rekeningnummers zijn gestort. De bedragen zijn volgens de verklaring van verdachte immers voor een ander dan verdachte, die slechts optrad als bemiddelaar, bedoeld. Ook is de verklaring van verdachte, namelijk dat hij contact had met degenen die aangeefsters of aangever zouden exposen en op welke wijze dit dan zou zijn geschied, op geen enkele manier onderbouwd. Ook vindt zijn verklaring dat niet hij maar een ander of anderen achter de betalingsverzoeken en de dreigementen / chantage zit of zitten geen steun in het dossier.
Verdachte heeft daarnaast ook niet onderbouwd op welke onderdelen de verklaringen van aangeefsters [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] op elkaar zouden zijn afgestemd.
De rechtbank gaat daarom uit van de verklaringen van aangeefsters en aangever en stelt vast dat deze verklaringen consistent zijn. De rechtbank stelt vast dat deze verklaringen van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] voor de modus operandi ook overeenkomen met de verklaringen van aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 7] en aangever [benadeelde partij 6] . Daarbij is ook van belang dat de laatstgenoemde personen, op de in Amsterdam- [locatie 2] woonachtige [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] na, allemaal afkomstig zijn uit verschillende delen van Nederland, elkaar niet kennen en hun verklaringen niet op elkaar hebben kunnen afstemmen. Dat de verklaringen van aangeefsters en aangever bij de rechter-commissaris enigszins afwijken van hun aangiftes, maakt niet dat daardoor de verklaringen als ongeloofwaardig moeten worden bestempeld en niet kunnen gebruikt voor het bewijs. Voor de verklaring van aangeefster [benadeelde partij 7] bij de rechter-commissaris geldt iets anders, maar dat zal hierna onder zaak B worden besproken.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verklaringen van aangeefsters en aangever steun vinden in objectieve bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de overschrijvingen naar de rekeningnummers van verdachte, het inwisselen van goud bij juweliers in januari 2019, de pintransacties van het rekeningnummer van verdachte op 23 december 2020, de getuigenverklaringen van [naam 3] , [naam 4] , [naam 7] , [naam 10] en [naam 11] en het aantreffen van de pinpas van [benadeelde partij 1] , die door [benadeelde partij 2] is opgehaald, bij [benadeelde partij 3] . Het verweer over de betrouwbaarheid van de aangeefsters en aangever wordt daarom verworpen.
Modus operandi
De rechtbank stelt gelet op alle verklaringen de volgende modus operandi vast. Verdachte is, met uitzondering van aangeefster [benadeelde partij 7] , telkens degene geweest die contact zocht met aangeefsters en aangever. Verdachte nam de rol van zogenaamde bemiddelaar aan tussen het slachtoffer en de zogenaamde kwaadwillende tegenpartij die de slachtoffers zou willen exposen. Verdachte creëerde daarbij een afhankelijkheidsrelatie, omdat bij de slachtoffers telkens sprake was van schaamtegevoelens. Verdachte deed het voorkomen dat hij kon helpen als hij geld, goud of andere waardevolle spullen die hij kon verpanden van hen ontving. Ook verhoogde verdachte vaak het te betalen bedrag en liet hij zich op dreigende en dwingende wijze uit tegen aangeefsters en aangever, waarbij hij in sommige gevallen ook dreigde met geweld. Daarnaast probeerde verdachte, zoals onder andere is gebleken uit de Scrambled weergegeven gesprekken op zijn telefoon en verschillende aangiftes, informatie over zijn slachtoffers (bij anderen) probeerde te vergaren.
De rechtbank is van oordeel dat het dreigen met exposen, het doorsturen van naaktfoto’s of video’s of andere compromitterende beelden valt onder de dreiging van het openbaar maken van een geheim. Uit voornoemde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook gebleken dat de betalingen die zijn gedaan door aangeefsters en aangever rechtstreeks in verband staan met de dreiging van het openbaar maken van een geheim en/of de dreiging met geweld.
De verklaring van verdachte, dat hij het geld zou hebben afgestaan aan de degene die de slachtoffers zou exposen, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het dossier. Verdachte wilde of kon op specifieke vragen van de rechtbank over wat er nadien met de betalingen aan verdachte is gedaan evenmin antwoord geven. Daarnaast merkt de rechtbank op dat uit de feiten en omstandigheden al is gebleken dat verdachte tussen de rekeningnummers [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 6] transacties uitvoerde met daarbij de beschrijving ‘ [gebruikersnaam 1] ’. De rechtbank heeft daarom de overtuiging dat de door hem afhandig gemaakte geldbedragen steeds ten behoeve van hemzelf zijn geweest. Ditzelfde geldt voor de gouden sieraden en iPhones, welke hij volgens zijn modus operandi steeds wilde verpanden. Uit de bewijsmiddelen is immers gebleken dat verdachte ook daadwerkelijk goud heeft verpand en hiervoor geldbedragen heeft ontvangen.
De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 7] en aangever [benadeelde partij 6] , ten behoeve van zichzelf, door de dreiging van het openbaar maken van een geheim en/of het dreigen met geweld heeft gedwongen tot afgifte van geldbedragen, sieraden of iPhones
[benadeelde partij 4]
Verdachte heeft aangeefster [benadeelde partij 4] , nadat hij dreigde naaktfoto’s van haar openbaar te maken en te dreigen met geweld, gedwongen tot de afgifte van vijf kettingen, vier ringen en twaalf armbanden. Verdachte heeft hier alleen gehandeld en de rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen in de zaak van [benadeelde partij 4] .
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij voor de afpersing van het geldbedrag van € 471,-, omdat dit geldbedrag niet is overgemaakt na dreiging van het openbaar maken van een geheim of een dreiging met geweld. Dit geld is overgemaakt na de mededeling dat [naam 5] door deze betaling uit de gevangenis kon en is daarom niet te kwalificeren als afpersing.
[benadeelde partij 5]Verdachte heeft aangeefster [benadeelde partij 5] gedwongen twee iPhones af te staan aan verdachte en medeverdachte [naam 1] , doordat verdachte had gedreigd naaktfoto’s van haar op Telegram te plaatsen en te dreigen met geweld. De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en [naam 1] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarom acht de rechtbank hier het medeplegen bewezen.
[benadeelde partij 6]
Verdachte heeft aangever [benadeelde partij 6] gedwongen tot de afgifte € 29.495,- door te dreigen naaktfoto’s van hem openbaar te maken. Verdachte handelde alleen en zal daarom in de zaak van [benadeelde partij 6] worden vrijgesproken van het medeplegen.
[benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]Verdachte heeft aangeefster [benadeelde partij 2] gedwongen tot de afgifte van € 350,- , ringen, drie armbanden en een horloge van het merk Michael Kors, doordat verdachte heeft gedreigd [benadeelde partij 2] te exposen en te dreigen met geweld, namelijk met de informatie dat ene [naam 9] haar zou willen verkrachten. Verdachte heeft van [benadeelde partij 2] uiteindelijk zijn medepleger gemaakt. Immers heeft verdachte de pinpas bij [benadeelde partij 1] door [benadeelde partij 2] laten ophalen, welke zij later weer aan [benadeelde partij 3] heeft gegeven. Ook heeft [benadeelde partij 2] in opdracht van verdachte contact gezocht met [benadeelde partij 3] over de betalingen die door haar zouden moeten worden gedaan. Uiteindelijk heeft verdachte dus samen met aangeefster [benadeelde partij 2] aangeefster [benadeelde partij 1] gedwongen tot de afgifte van € 270,80, door te dreigen met het openbaar maken van een gefotoshopte naaktfoto en te dreigen met geweld. Verdachte heeft samen met aangeefster [benadeelde partij 2] ook [benadeelde partij 3] gedwongen tot de afgifte van € 1.200,- door te dreigen dat er een seksueel getint filmpje van haar zou worden geplaatst.
Omdat uit het dossier onvoldoende blijkt waaruit de nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam 8] en verdachte bestond, spreekt de rechtbank verdachte in de zaak van [benadeelde partij 2] vrij van het medeplegen.
De rechtbank acht gelet op voorgaande in de zaken van aangeefsters [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] het medeplegen bewezen, omdat de samenwerking tussen verdachte en [benadeelde partij 2] in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
Omdat uit de aangifte van [benadeelde partij 3] niet blijkt dat zij op 22 december 2020 € 1.400,- heeft overhandigd aan verdachte en de betalingen van € 1.300 en € 12.100,- onvoldoende steun vinden in het dossier, zal verdachte daarvoor worden vrijgesproken.
[benadeelde partij 7]Verdachte heeft aangeefster [benadeelde partij 7] gedwongen tot de afgifte van € 1.380,- door te dreigen haar te exposen op Telegram. Uit de aangifte van [benadeelde partij 7] komt de naam [naam 14] naar voren. Op advies van [naam 14] zou [benadeelde partij 7] contact hebben opgenomen met verdachte. Nu uit het dossier onvoldoende blijkt wat haar rol in dit geheel precies is geweest, zal verdachte ook voor [benadeelde partij 7] worden vrijgesproken van het medeplegen.
4.3.1.9. Verklaring van verdachte ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd.
4.3.1.10 Beoordeling van feit 2
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich, overigens op grond van verschillende redeneringen, op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich (al dan niet als medepleger) schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens aangeefster [benadeelde partij 2] .
De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt slechts ten dele kan worden gevolgd en dat deels bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit aan hem tenlastegelegde feit.
Partiële vrijspraak artikel 273f lid 1 sub 1 Sr
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte één van de in feit 2 (ten eerste) beschreven handelingen jegens genoemde [benadeelde partij 2] heeft verricht. Van die handelingen zou slechts de handeling ‘werven’ relevant kunnen zijn maar er is geen bewijs voor de in de lezing van de rechtbank daartoe feitelijk uitgewerkte gedragingen achter de gedachtestreepjes 1, 3, 4 en 5. Verdachte dient dan ook voor dat op artikel 273f, eerste lid sub 1 Sr geënte verwijt te worden vrijgesproken.
Bewijs voor artikel 273f lid 1 sub 4 en artikel 273f lid 1 sub 6 Sr
Ten aanzien van deze feiten is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze feiten, kortgezegd criminele uitbuiting en het voordeel trekken uit uitbuiting ten laste van [benadeelde partij 2] , heeft begaan. Daartoe is het volgende redengevend.
Ten aanzien van artikel 273f lid 1 sub 4 Sr
Vast staat dat ten tijde van het plegen van de verweten handelingen door verdachte, globaal eind november 2020, [benadeelde partij 2] (geboren op 1 april 2004) zestien jaar oud was. Verdachte was op dat moment eenentwintig jaar, vijf jaar ouder dan [benadeelde partij 2] en meerderjarig. Deze minderjarigheid is voor de beoordeling van de rechtbank zoals hierna zal blijken van belang.
Voor een bewezenverklaring op grond van artikel 27f lid 1 sub 4 Sr. is het - voor zover hier van belang - vereist dat kan worden bewezen:
dat gebruik is gemaakt van dwangmiddelen als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 1 Sr;
een ander (daarmee) gedwongen is tot het verrichten van (criminele) diensten;
dat sprake was van het oogmerk van uitbuiting.
Ad a.
Hiervoor is vastgesteld dat verdachte zich ten koste van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] (en overigens een aanzienlijk aantal andere slachtoffers) op de aldaar bewezenverklaarde wijze heeft bevoordeeld door afpersing en bedreiging. Daarmee staat vast dat gebruik is gemaakt van meer dwangmiddelen, te weten dwang, een andere feitelijkheid, dreiging met een andere feitelijkheid, dreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie. Verdachte was zich bewust van haar kwetsbaarheid. Sterker nog: hij zette zijn kennis over de achtergrond van [benadeelde partij 2] , haar geloof en het belang van naam en eer van haar familie actief in.
Daarmee is voldaan aan het eerstgenoemde vereiste. Voor de kwetsbare positie is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie waarin voor [benadeelde partij 2] geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze bestond dan het misbruik te ondergaan. Daarbij is relevant dat niet het perspectief van de verdachte maar dat van het slachtoffer relevant is.
De rechtbank wijst daartoe mede op hetgeen hierna wordt overwogen.
Ad b.
Op grond van hetgeen onder feit 1 is overwogen en blijkens de daartoe aangehaalde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte [benadeelde partij 2] , nadat verdachte haar via zijn account [gebruikersnaam 13] (in een latere (Snap)chat vertelde ‘ [gebruikersnaam 2] ’ [gebruikersnaam 1] te heten) had benaderd rond 1 december 2020, en vanaf dat moment door verdachte werd gedwongen geld te betalen en waardevolle spullen aan hem af te geven. Verdachte zou haar helpen bij het voorkomen dat zij zou worden exposed. Kort daarvoor had verdachte [benadeelde partij 2] al in contact laten brengen met een ander slachtoffer, [benadeelde partij 1] , en heeft hij haar ingezet om nadien (financiële) hand- en spandiensten te verrichten ten behoeve van verdachte en ten laste van genoemde [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 2] heeft ook zelf geld aan verdachte afgedragen om te voorkomen dat zij zou worden exposed.
Rond 7 of 8 december 2020 heeft verdachte [benadeelde partij 2] telefonisch benaderd en verteld dat sprake was van ene [naam 9] die van plan was haar te verkrachten en hij verdachte deze [benadeelde partij 6] in elkaar had geslagen. Een week later, 15 december 2002, hadden verdachte en [benadeelde partij 2] seksueel contact in een hotel in Amsterdam. Op die dag, nadat zij naar huis was teruggekeerd, ontving [benadeelde partij 2] een Snapchat bericht van verdachte waarin hij haar vroeg of zij echt niet nog wat geld had omdat hij anders de gevangenis in moest. Zij heeft daags daarna € 300,- en haar bankpas en inloggegevens en wachtwoord van haar rekening aan verdachte verstrekt en ter beschikking gesteld.
Het betreffende geld zou echter niet voldoende te zijn. Verdachte heeft [benadeelde partij 2] telkens opnieuw om geld gevraagd en voorgesteld of er geen goud (thuis) lag dat hij zou kunnen verpanden. Nadat hij haar had uitgelegd wat dat betekende heeft zij de onder feit 1 genoemde sierraden aan verdachtes ‘beste vriend’, ene [naam 8] , gegeven. Dit weer ten behoeve van hem, verdachte.
Vervolgens heeft verdachte gevraagd of [benadeelde partij 2] geen vriend of vriendinnen hadden die zij om geld zou kunnen vragen. Vastgesteld is dat inderdaad een vriend en een vriendin geld naar verdachte hebben overgemaakt.
Omdat dit ook onvoldoende bleek en [benadeelde partij 2] niet meer over geld of waardevolle goederen zou beschikken, heeft [benadeelde partij 2] haar buurmeisje [benadeelde partij 3] , in de visie van de rechtbank als slachtoffer voorgesteld. Deze [benadeelde partij 3] is vervolgens door verdachte benaderd en bedreigd. In dat verband wordt gewezen op de overwegingen aangaande [benadeelde partij 3] onder feit 1. Blijkens haar aangifte zat [benadeelde partij 2] tussen deze bedreigingen in en moest zij van alles doorgeven aan [benadeelde partij 3] . Bijvoorbeeld dat [benadeelde partij 3] geld moest geven aan [gebruikersnaam 1] . Het zou gaan om veel meer geld dat [benadeelde partij 2] had afgegeven. [69] [benadeelde partij 3] heeft zelf aangifte gedaan tegen verdachte en is door de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft in grote lijnen bevestigd wat [benadeelde partij 2] heeft verklaard over haar rol in de afpersing van [benadeelde partij 3] . Ook [benadeelde partij 2] is door de rechter-commissaris gehoord en haar verklaring komt in grote lijnen overeen met haar aangifte en is voorzien van nadere detaillering en ook dat verdachte haar had geïnstrueerd wat zij tegen [benadeelde partij 3] moest zeggen. [70]
Op grond van onder meer hetgeen hiervoor is overwogen kan worden vastgesteld dat de emotionele druk, de voortdurende angst om te worden exposed met alle gedachte gevolgen van dien en de onmogelijkheid om aan de toenemende financiële eisen van verdachte te voldoen en de slinkse wijze van opereren door verdachte ertoe hebben geleid dat zij als het ware werd meegezogen in zijn criminele praktijken, daaraan en kortgezegd geen kant meer op kon. Dat zij uiteindelijk begin januari 2021 haar familie in vertrouwen nam en aangifte deed, doet daaraan niet af.
De rechtbank concludeert dan ook dat het verdachte was die [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot het verrichten van diensten zoals deze hem worden verweten.
Ad c.
Tenslotte dient te vraag te worden beantwoord of sprake was van het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend.
De beoordeling van de vraag of er sprake is van uitbuiting dient plaats te vinden aan de hand van het door de Hoge Raad in zijn arrest van 27 oktober 2009 geformuleerde kader. “Het in art. 273a, eerste lid, (oud) Sr voorkomende bestanddeel (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. Blijkens de hiervoor onder 2.3.2 weergegeven memorie van toelichting doelt deze bepaling op een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij, waarbij als voorbeeld wordt genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden. De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.” (ECLI:NL:HR:2009:BI7099, rov. 2.6.1, NJ 2010/598 m.nt. Buruma). Deze maatstaf die ook in latere rechtspraak van de Hoge Raad is gehanteerd en aangevuld dient ook in deze criminele uitbuitingszaak te worden aangelegd. Daarbij heeft te gelden dat die afweging bij minderjarigen een andere kan zijn dan bij meerderjarigen.
Ad a. de aard en duur van de tewerkstelling.
Verdachte heeft een minderjarige meermalen gedwongen ingezet, als ware een medepleger, bij de afpersing van een andere eveneens kwetsbare minderjarige en gebruikmakend van haar kwetsbare positie gedurende een periode van ruim één maand.
Ad b. de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt.
Verdachte heeft [benadeelde partij 2] volkomen klem gezet door bedreigingen, misbruik van haar kwetsbare positie en haar financieel ernstig benadeeld, bij haar lagen slechts de beperkingen, bij verdachte geen enkele.
Ad c. het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
Alle voordelen waren voor verdachte, er was geen enkel voordeel voor [benadeelde partij 2] . Zij werd ingezet als instrument in het door verdachte ontwikkelde en in stand gehouden criminele verdienmodel.
Ten aanzien van artikel 273f lid 1 sub 6 Sr.
Ten aanzien van de verdenking dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting verwijst de rechtbank naar haar overweging betreffende artikel 273f, lid 1 sub 4 Sr. Het opzet van verdachte was zowel gericht op het voordeel trekken als op de uitbuiting van [benadeelde partij 2] .
Ook dit feit kan daarom bewezen worden verklaard.
4.3.1.11 Beoordeling van de feiten 3 en 4
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de feiten 3 en 4. Immers spreekt [benadeelde partij 7] in haar aangifte alleen het vermoeden uit dat haar telefoon is gehackt en wordt dit niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Verdachte heeft de feiten op zitting ontkend. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van deze feiten.
4.3.2.
In zaak B
4.3.2.1. Is er sprake geweest van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek?
De rechtbank stelt vast dat de grondslag van het opnemen van telefoongesprekken die verdachte vanuit de penitentiaire inrichting heeft gevoerd, ligt in artikel 39 van de Penitentiaire Beginselenwet en artikel 23a Penitentiaire Maatregel.
Hieruit blijkt dat de opgenomen telefoongesprekken mogen worden bewaard voor een periode van ten hoogste vier maanden. Deze gesprekken mogen slechts worden verstrekt aan derden die ingevolge de uitvoering van hen bij of krachtens de wet opgedragen taken tot kennisgeving daarvan bevoegd zijn. Die verstrekking kan slechts in bepaalde gevallen geschieden, waaronder ter voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
De officier van justitie kan dus gebruik maken van de bevoegdheid uit artikel 126nd Sv en via die wijze de opgenomen telefoongesprekken vorderen van de penitentiaire inrichting.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de door de penitentiaire inrichting opgenomen en opgeslagen telefoongesprekken vastgelegde gegevens zijn in de zin van artikel 126nd Sv. De officier van justitie kon de verstrekking van de gespreksinhoud van de telefoongesprekken vorderen, omdat het geen persoonsgegevens zijn betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging. De rechtbank verwerpt dan ook het primair door de raadsman gevoerde verweer en is van oordeel dat het proces-verbaal van de van de uitwerking van de opgenomen telefoongesprekken mag worden gebruikt voor het bewijs.
4.3.2.2. Verklaring van verdachte
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij het telefoonnummer van [benadeelde partij 7] heeft achterhaald, omdat hij wilde vragen hoe het met haar ging. Volgens verdachte heeft hij wel met [benadeelde partij 7] gebeld, maar heeft hij haar niet onder druk gezet of opgedragen hoe te verklaren. Hij noemde zich [gebruikersnaam 1] en niet [verdachte] . Verdachte wist dat, en wanneer, [benadeelde partij 7] gehoord zou worden bij de rechter-commissaris.
4.3.2.3. Beoordeling van het feit
Vooropgesteld wordt dat de strafbaarstelling van beïnvloeding van getuigen zoals bedoeld in artikel 285a Sr strekt tot bescherming van de vrijheid van personen om onbelemmerd ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te kunnen leggen. Van “beïnvloeden” in de zin van voormeld artikel is sprake indien de uiting ertoe strekt deze verklaringsvrijheid aan te tasten. Voor een bewezenverklaring van beïnvloeding van getuigen is niet vereist dat sprake is geweest van intimidatie, hoewel intimidatie in de regel wel een sterke aanwijzing oplevert dat de desbetreffende uitlating ertoe strekt om de verklaringsvrijheid aan te tasten. Voldoende is dat komt vast te staan dat de uiting kennelijk bedoeld was om de verklaringsvrijheid te beïnvloeden, zonder dat wordt vereist dat die kennelijke beïnvloeding ook tot een daadwerkelijke beïnvloeding heeft geleid. Het bestanddeel “kennelijk” heeft geen betrekking op het opzet van de verdachte, maar op de perceptie van derden, onder wie in het bijzonder de getuige. De uiting moet van dien aard zijn dat de getuige daaruit in redelijkheid heeft kunnen opmaken dat zij ertoe strekt zijn verklaringsvrijheid aan te tasten.
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 februari 2022 heeft [benadeelde partij 7] , nadat zij was beëdigd als getuige, bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Hierin heeft [benadeelde partij 7] verklaard dat zij na afloop van haar aangifte nog contact heeft gehad met verdachte. [71] Haar verklaring bij de rechter-commissaris bevatte meerdere tegenstrijdigheden ten opzichte van haar verklaring bij de politie. [72] Hierdoor is de verdenking ontstaan dat [benadeelde partij 7] mogelijk was beïnvloed door verdachte en daarom zijn de historische gegevens van het telefoonnummer van [benadeelde partij 7] opgevraagd.
Gebleken is dat er vanaf 19 november 2021 190 gesprekspogingen zijn gedaan door het Telio-nummer van verdachte; dit is een telefoonnummer dat wordt gebruikt vanuit de penitentiaire inrichting. Verdachte zat op 3 februari 2022, de dag voor het verhoor van [benadeelde partij 7] , gedetineerd in [detentieplaats] en hij heeft die dag met [benadeelde partij 7] gebeld, zoals blijkt uit de opgemaakte stemherkenningen [73] , hetgeen verdachte op zitting heeft beaamd. Verdachte heeft zich in dat telefoongesprek voorgedaan als [gebruikersnaam 1] en deed voorkomen alsof [benadeelde partij 7] zou worden verhoord in een zaak van een andere verdachte. Uit de opname is gebleken dat zij (M is verdachte, V is [benadeelde partij 7] ) onder andere het volgende hebben besproken:
“M: Als je gewoon sommige vragen niet wil antwoorden kan je gewoon zeggen ja ik wil gewoon niet antwoorden.V: Echt?M: Ja oela je hebt recht op zwijgrecht.V: Mijn moeder wou advocaat regelen maar ik heb gezegd nee.M: Ja?V: Oh mijn god ik heb zaalvoetbal.M: Leuk leuk trouwens ik moet je wat zeggen luister je hebt mij belooft he?V: Wat belooft?M: Dat ik niet meer in de shit kom of wat dan ook.V: Wat?M: Dat ik niet meer in de shit kom.V: Nee klopt.M: Dus morgen sta je goed.V: He.M: Dus morgen ga je mij niet ex..ntv in de problemen brengen of zo?V: [naam 15] (fonetisch) niet ik weet gewoon als ik jou naam niet eens noem of zo.M: Nee maar over [verdachte] bijvoorbeeld hij is gewoon goed gewoon je weet toch? Hij is gewoon goed jullie hebben amper contact met elkaar en zo begrijp je?V: Moet ik als ze jou naam noemen.M: Als ze vragen je kent mij niet toch?V: Ik zie jou niet eens what the fuck.M: Daarom.V: OkeM: En [verdachte] heeft je ook nooit wat aan gedaan.V: He?M: En [verdachte] heeft je ook nooit wat aan gedaan.V: Nee kloptM: Kijk mijn advocaat is er sowieso ook bij.V: Oh mijn god.M: Komt goed komt goed.V: Weet hij dat ik euh?M: Later later later laterV: Dat euhM: Later later later later later je moet gewoon ff die bericht gewoon goed lezen dan ga je begrijpen gewoon komt goed onthouden.V: Ja is goed ik heb euh nu gym hoe laat kan je bellen?M: Ik bel je morgen voor dat je gaat als het lukt.V: Ja is goed ik heb sport doeg.”
De dag na het verhoor van [benadeelde partij 7] belde verdachte, opnieuw onder de naam [gebruikersnaam 1] [benadeelde partij 7] op en vroeg hoe het gisteren was gelopen. [74]
[benadeelde partij 7] is uiteindelijk bij de politie als verdachte van meineed verhoord. Daar heeft [benadeelde partij 7] onder meer verklaard dat zij bij de rechter-commissaris een andere verklaring heeft afgelegd, omdat zij heel erg onder druk was gezet door [gebruikersnaam 1] , verdachte. [benadeelde partij 7] heeft in die tijd ook nog steeds op verzoek van ‘ [gebruikersnaam 1] ’ geld overgemaakt naar verdachte.
De rechtbank is gelet op al deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de uitingen van verdachte zijn gedaan om de verklaringsvrijheid van [benadeelde partij 7] aan te tasten, terwijl verdachte wist dat [benadeelde partij 7] die verklaring zou moeten afleggen. Uit het hiervoor aangehaalde gesprek blijkt ook dat verdachte zich, ook na zijn aanhouding in verband in Italië, voordoet als [gebruikersnaam 1] en het doet voorkomen dat hij - [gebruikersnaam 1] - en [verdachte] twee verschillende personen zijn. Hij wil namelijk niet dat zijn naam - [gebruikersnaam 1] - wordt genoemd en wil [benadeelde partij 7] laten verklaren dat [verdachte] nooit wat heeft gedaan. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
In zaak A:
1. in de periode van 1 december 2018 tot en met 16 juni 2021 in Nederland en als Nederlander vanuit Italië, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, personen, te weten [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 7] door openbaring van een geheim en/of door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het de afgifte van goederen en/of geldbedragen,
- vijf kettingen en vier ringen en twaalf armbanden en
- ongeveer 28.000 euro en
- 350 euro en ringen en drie armbanden en een horloge (merk Michael Kors) en
- 1.380 euro,
welke goederen en geldbedragen geheel of ten dele toebehoorden aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 7] en/of aan een derde, in elk geval telkens aan en ander dan verdachte ,
immers heeft hij
[benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 7] gedreigd met het openbaar maken dan wel aan de politie en/of familie van voornoemde personen openbaren van seksueel getinte foto’s en/of een video met beelden van lachgasgebruik en een naaktfoto van voornoemde personen, als hij/zij de gevraagde geldbedragen en/of goederen niet zouden overmaken/overhandigen aan hem, verdachte,
en
tegen die [benadeelde partij 4] gezegd: “Ik ga je kapot maken, ik stuur een stelletje psychopaten op je af” en “wanneer je naar de politie gaat en mijn naam boven water komt, dan maak ik je kapot” en “er is altijd geld, je moet ervoor zorgen, anders boeit het mij niet meer wat jou overkomt, ik laat je tussen de haaien zwemmen, ik laat je afmaken als een schurftige hond, je bekijkt het maar”
en
tegen [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat [naam 9] in haar buurt woonde en die [benadeelde partij 2] wilde verkrachten en tegen [benadeelde partij 2] gezegd dat zij [benadeelde partij 3] moest vertellen dat [benadeelde partij 3] geld moest overmaken aan hem, verdachte,
en
tegen [benadeelde partij 6] gezegd dat hij, verdachte, geld van hem [benadeelde partij 6] wilde hebben en dat hij verdachte een naaktfoto van hem had en hiermee naar de politie zou gaan en aangifte van pedofiele zou doen; en
In de periode van 1 december 2018 tot en met 16 juni 2021 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, personen, te weten [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] door openbaring van een geheim en/of door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het de afgifte van goederen en/of geldbedragen,
- iPhone’s en- 270,80 euro en
- 1.200 euro
welke goederen en geldbedragen geheel of ten dele toebehoorden aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] en/of aan een derde, in elk geval telkens aan en ander dan verdachte ,
immers heeft hij en/of zijn mededader
[benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] gedreigd met het openbaar maken van seksueel getinte foto’s en een naaktfoto van voornoemde personen, als zij de gevraagde geldbedragen en/of goederen niet zouden overmaken/overhandigen aan hem, verdachte en/of een van zijn mededaders
en
tegen die [benadeelde partij 5] gezegd dat het geen grap was want “ze” hadden pistolen en/of messen en/of als “ze” een foto van haar ouders hadden en dat “zij” hen dan iets zouden aandoen en als zij, [benadeelde partij 5] , alles aan haar ouders en aan de politie zou vertellen, haar familie dan “hun” doelwit zou worden
en
[benadeelde partij 1] gedreigd om haar tweelingzusjes te doden en tegen [benadeelde partij 1] heeft gezegd via Snapchat “Billah als je het niet regelt ga je zien, jij en je hele familie zijn dan dood Niemand gaatje kunnen helpen”.
2.
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 21 april 2021 te Amsterdam [benadeelde partij 2] , geboren op 1 april 2004 door dwang en een andere feitelijkheid en dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en door afpersing en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde partij 2] , waarbij dat geweld of andere feitelijkheden hebben bestaan uit het:
- zich op boze en agressieve en overheersende wijze uiten tegen die [benadeelde partij 2] en te kennen geven aan die [benadeelde partij 2] dat voornoemde foto’s/video openbaar gemaakt zouden worden als zij niet mee zou werken en
- die [benadeelde partij 2] zo te dwingen om [benadeelde partij 3] te benaderen om geld te overhandigen aan hem, verdachte
In zaak B:
op 3 februari 2022 in Lelystad opzettelijk mondeling zich jegens [benadeelde partij 7] heeft geuit, kennelijk om haar vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft, hij verdachte, aan die [benadeelde partij 7] de woorden toegevoegd:
- “Als ze vragen je kent me niet, toch?” en
- tegen die [benadeelde partij 7] gezegd dat zij geen antwoord hoeft te geven op vragen als ze dat niet wil want ze heeft zwijgrecht en
- die [benadeelde partij 7] heeft beloofd dat hij, verdachte, niet meer in de shit komt en
die [benadeelde partij 7] hem, verdachte, morgen dus niet in problemen gaat brengen en
- hij, verdachte, gewoon goed is en
- zij, die [benadeelde partij 7] , en hij, verdachte, amper contact hebben met elkaar en
- hij, verdachte, haar, [benadeelde partij 7] nooit wat heeft gedaan en
- hij, verdachte, haar, [benadeelde partij 7] , nooit wat heeft aangedaan.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de ernst van de feiten alles geprobeerd moet worden om meer inzicht te krijgen in de psyche van verdachte en heeft in dat kader opgemerkt dat de rechtbank ambtshalve kan beslissen tot een observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC).
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd van drieënhalf jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om voor de duur van vijf jaren een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v Sr, aan verdachte op te leggen, inhoudende dat verdachte geen contact mag hebben met aangeefsters en aangever, te bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is en te bepalen dat elke overtreding telkens met een hechtenis voor de duur van één week dient te worden bestraft.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij bewezenverklaring en strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is in Italië aangehouden en hij heeft het daar in detentie erg zwaar gehad. Verdachte was aan het begin van de tenlastegelegde periode slechts negentien jaar oud, heeft geen relevant strafblad en is vader van twee jonge kinderen.
De raadsman heeft voorts verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest van verdachte. De verdediging heeft daarnaast verzocht in overweging te nemen om aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen, omdat de eis van de officier van justitie, mede gezien de door haar verzochte vrijspraak voor de mensenhandel verdenking, disproportioneel hoog is. Verdachte is bereid zich aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden te houden en staat open voor begeleiding en eventuele behandeling.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst feiten
Verdachte heeft zich in een periode van drieënhalf jaar schuldig gemaakt aan de afpersing en/of chantage van zeven slachtoffers, criminele uitbuiting en het voordeel trekken uit de uitbuiting van een van zijn minderjarige slachtoffers en de beïnvloeding van de getuigenverklaring van één van de minderjarige slachtoffers. De slachtoffers wonen in verschillende delen van Nederland.
Verdachte heeft de slachtoffers via verschillende social media benaderd met het bericht dat ze zouden worden exposed op diverse platforms. Hij heeft de slachtoffers laten geloven dat compromitterende foto’s en/of video’s van hen zouden worden verspreid, maar dat dit kon worden voorkomen als werd betaald aan de beheerder van de accounts waarop deze foto’s en/of video’s zouden worden geplaatst. Hij heeft in de communicatie nooit zijn echte naam gebruikt, maar zichzelf steeds [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] of [gebruikersnaam 3] genoemd. Daarin heeft hij zich als redder in nood opgeworpen. Hij zou als bemiddelaar optreden tussen de slachtoffers en de kwaadwillende beheerders van de accounts waarop het exposen zou plaatsvinden. Betaling kon in geld, waardevolle spullen of in naaktfoto’s of seksuele handelingen. Wat de slachtoffers achteraf pas te weten zijn gekomen, is dat het juist verdachte was die achter de dreiging van het exposen zat en dat hij hun “problemen” had verzonnen. Met andere woorden: niets was wat het leek.
Verdachte is daarbij geraffineerd te werk gegaan. Hij heeft zich in het leven van zijn slachtoffers gedrongen en in zijn contacten gebruik gemaakt van informatie over hun achtergrond, hun familie en hun adressen. Ondertussen heeft hij via wisselende communicatiediensten de contacten met zijn slachtoffers onderhouden en heeft hij betalingen in contanten en spullen, zoals (familie)goud, sieraden en een geval telefoons door anderen laten verrichten. Ook heeft hij geldbedragen via zogenaamde Tikkies laten overmaken op een aantal van zijn vele rekeningnummers. In zijn contacten met de slachtoffers is verdachte naarmate de tijd verstreek steeds dwingender geworden, heeft hij gedreigd met geweld en heeft hij er alles aan gedaan om zijn slachtoffers financieel uit te kleden. Hij heeft de slachtoffers bericht dat de betalingen die waren gedaan niet voldoende waren om het exposen te voorkomen dat de bedragen waren verhoogd en de druk op zijn in angst verkerende slachtoffers verhoogd. Hij heeft een aantal van hen verteld dat hun familie wat zou worden aangedaan als niet werd betaald. In een enkel geval heeft het slachtoffer en de vader ook een naaktfoto waarop het slachtoffer duidelijk herkenbaar was toegestuurd gekregen en werd ook een lijst met de contacten van Facebook van dat slachtoffer opgevoerd van personen die waren benaderd. Verdachte heeft in bepaalde gevallen ook rechtstreeks contact opgenomen met familieleden van de slachtoffers en heeft eenmaal zelfs een bezoek aan de ouderlijke woning van een van de slachtoffers gebracht, enkel om de druk om te betalen op te voeren.
Als zelfbenoemde redder in nood en in zijn drang naar geld heeft verdachte slachtoffers suggesties gedaan hoe ze aan nog meer geld konden komen, bijvoorbeeld door te stelen bij familie of vrienden of door andere slachtoffers aan te dragen. In een aantal gevallen heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn slachtoffers door deze in te zetten bij de afpersing en afdreiging van nieuwe slachtoffers en ze aan te zetten tot diefstal van hun familie. Zodoende heeft hij die slachtoffers betrokken bij zijn criminele activiteiten.
Verwerpelijk is ook dat verdachte vanuit detentie één van de slachtoffers voorafgaand aan haar getuigenverklaring bij de rechter-commissaris in deze strafzaak heeft benaderd en weer ingepalmd. Hij heeft gedurende enkele maanden 190 keer contact met haar gezocht of proberen te zoeken. Hij heeft haar zo om de tuin geleid dat zij dacht dat zij ging getuigen in de zaak van een andere verdachte en dat die verdachte onterecht vast zat. Zij mocht daarbij verdachtes naam – [gebruikersnaam 1] – niet noemen. Dit heeft erin geresulteerd dat die getuige meineed heeft gepleegd en toen zij als verdachte werd gehoord, pas besefte dat die [gebruikersnaam 1] de verdachte was die haar vanuit Italië heeft afgedreigd en haar daarna zelfs nog geld voor babykleertjes – kennelijk – voor de baby van zijn vriendin heeft laten overmaken.
Al met al heeft verdachte met de door hem ontwikkelde verdienmethode tientallen duizenden euro’s buitgemaakt. Een van de slachtoffers alleen al heeft hem over een lange periode bijna € 30.000,- betaald.
Wat de rechtbank verdachte ook zwaar aanrekent, is dat hij zijn slachtoffers bewust lijkt te hebben uitgekozen. Zes van hen zijn namelijk tienermeisjes in de leeftijd variërend van toentertijd veertien tot en met zestien jaar. Het enige mannelijke slachtoffer was indertijd vierentwintig jaar oud. Het merendeel van de slachtoffers heeft een islamitische afkomst. Alle slachtoffers zijn kwetsbaar, is dat niet door hun leeftijd dan wel vanwege hun culturele achtergrond. De slachtoffers zijn, zoals blijkt uit hun aangiftes, vorderingen benadeelde partij en slachtofferverklaringen gedwongen tot betalingen en andere handelingen uit schaamte, angst te worden uitgesloten of geïsoleerd te raken en/of uit angst voor het welzijn van hun naasten en de naam en eer van hun familie. Ook het doen van aangifte is voor hen, gelet op hun achtergrond, moeilijk gebleken. Zij droegen immers een groot geheim met zich mee dat zij gedurende langere tijd voor zich hebben gehouden. Een van de slachtoffers omschreef heel beeldend in haar slachtofferverklaring dat zij in een horrorfilm zat die was geregisseerd door verdachte.
Verdachte, die een [land van herkomst] vader heeft en zegt moslim te zijn en dit geloof te belijden, heeft ernstig misbruik gemaakt van deze kwetsbaarheden. Hij heeft daarbij schaamteloos gehandeld en enkel zijn eigen (financiële) gewin voor ogen gehad.
Door zich schuldig te maken aan deze feiten heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en het vermogen van zijn slachtoffers en heeft hij misbruik gemaakt van hun kwetsbare positie. Deze feiten brengen ook in zijn algemeenheid gevoelens van onveiligheid teweeg.
Persoon van de verdachte
Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten tussen de negentien en tweeëntwintig jaar oud. Zijn strafblad bevat een veroordeling door de kinderrechter in 2015 voor heling. Toen was verdacht veertien jaar oud. Uit de informatie uit de over verdachte opgestelde rapporten komt naar voren dat dit feit ook verband hield met afpersing/afdreiging van een leeftijdsgenoot, die zelfmoord heeft gepleegd.
Verdachte heeft ervoor gekozen om over zijn handelen pas op de zitting een nadere verklaring af te leggen. Ook op de zitting heeft hij zich berekenend opgesteld. Hij heeft naar eigen zeggen in de zelfmoord van zijn leeftijdsgenoot, die hij vriend noemt, en de islamitische achtergrond van vijf van de zeven aangevers aanleiding gezien om de slachtoffers te gaan helpen. Geconfronteerd met de patronen, de vele overeenkomsten tussen de aangiftes door de jaren heen, de aan hem gekoppelde telefoonnummers en accounts op social media en rekeningnummers, is verdachte hardnekkig blijven vasthouden aan het verhaal dat hij een goedbedoelende redder in nood was, dat hij alles deed om de slachtoffers te helpen en dat hij er is “ingeluisd”. Verdachte heeft deze mededelingen niet kunnen of willen onderbouwen. Zijn procespositie getuigt van een grove minachting voor al zijn slachtoffers en een totaal gebrek aan inzicht in zijn daden en de gevolgen hiervan.
De rechtbank heeft achter geslagen op de over verdachte uitgebrachte rapporten van de psycholoog M.L. Sikkens van 28 januari 2022, de reclassering van 4 maart 2022 en psychiater J.J.F.M. de Man van 5 april 2022. Verdachte heeft beperkt meegewerkt aan een onderzoek door een psycholoog en psychiater. Hij heeft over de beschuldigingen niet willen praten, ook niet met de reclassering. De deskundigen hebben geen persoonlijkheidsstoornis of psychiatrisch ziektebeeld kunnen vaststellen. Zij hebben niet kunnen adviseren over de rol van zijn persoonlijkheid in de beschuldigingen, eventueel gevaar voor herhaling of een strafmodaliteit bij bewezenverklaring. Wel hebben zij geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft overeenkomstig gerapporteerd. De rechtbank ziet geen reden om van deze adviezen af te wijken en zal deze volgen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding verdachte alsnog ter observatie naar het PBC te sturen.
Alles afwegende, komt de rechtbank tot de conclusie dat de enige reactie die moet volgen op het bewezenverklaarde een langdurige gevangenisstraf is. De strafdoelen vergelding en generale preventie staan hierbij voorop. De boodschap die de rechtbank verdachte, maar ook de maatschappij en de slachtoffers wil geven, is dat dit soort lage en laffe feiten leiden tot een stevige reactie.
De rechtbank zal de verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijf jaren. Deze straf valt hoger uit dan door de officier van justitie is geëist. Dit omdat de rechtbank meer feiten heeft bewezenverklaard en de eis voor de afpersingen en chantage en de beïnvloeding van de getuige onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van die feiten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank legt ook aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v Sr. Deze maatregel zal bestaan uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren geen direct of indirect contact met zijn slachtoffers mag opnemen. Om deze maatregel kracht bij te zetten, geldt iedere keer dat verdachte de maatregel overtreedt een vervangende hechtenis van één week, tot een maximum van zes maanden. De rechtbank beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw strafbaar althans belastend zal gedragen jegens een van zijn slachtoffers. Immers heeft verdachte tijdens zijn voorarrest, voor de afpersing van onder andere [benadeelde partij 7] , opnieuw een strafbaar feit met betrekking tot haar gepleegd.
De rechtbank heeft gezien dat een aantal slachtoffers ook hebben verzocht om een locatieverbod. Gelet op de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de rechtbank verdachte oplegt, zal dat niet aan verdachte worden opgelegd. De rechtbank merkt voor de volledigheid op dat zo’n locatieverbod later, in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling, nog wel een rol kan gaan spelen.

8.Beslag

8.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een computer dient te worden onttrokken aan het verkeer wegens kinderpornografische afbeeldingen. Ook de telefoon van verdachte moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat het feit daarmee is gepleegd. De andere computer en acculader mogen worden geretourneerd aan verdachte.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de teruggave te gelasten van een computer en een acculader. Ten aanzien van het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht het conservatoir beslag op te heffen, gelet op de door de verdediging verzochte vrijspraak.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Het in beslaggenomen en niet teruggeven voorwerp, te weten een computer (6067296), dient te worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Op die computer is immers kinderporno aangetroffen.
De in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon (6086583) dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar aangezien met behulp van dat voorwerp het bewezen geachte in zaak A is begaan.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de computer (6067308) en acculader (6067323).
De rechtbank beveelt de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de bankpas (6014551) en het geld (5786990).
Gelet op de op de zitting aangekondigde ontnemingsvordering zal de rechtbank geen beslissing nemen over de voorwerpen die in conservatoir beslag zijn genomen.

9.Vorderingen benadeelde partij

9.1
Inleidende opmerkingen
De rechtbank zal onder 9.4 waar mogelijk en voor de overzichtelijkheid en leesbaarheid van het vonnis bepaalde algemene overwegingen over de vorderingen benadeelde partij en verweren van de verdediging formuleren. De rechtbank zal daarom eerst de gevorderde materiële schadeposten bespreken, daarna de gevorderde immateriële schadeposten en tot slot de schadevergoedingsmaatregelen.
9.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 7] geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Voor de vordering van [benadeelde partij 6] heeft de officier van justitie de rechtbank primair in overweging gegeven het gevorderde immateriële schadebedrag te zien als materiële schade. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bij [benadeelde partij 6] ook sprake is geweest van enige immateriële schade.
9.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van alle vorderingen primair op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman afgewisseld aangevoerd de vordering af te wijzen of te matigen. Dit komt hieronder per vordering aan de orde.
9.4
Oordeel van de rechtbank
9.4.1.
Vorderingen van de benadeelde partijen
De volgende benadeelde partijen hebben een (herstel)vordering tot vergoeding van materiële en/of immateriële schade ingediend:
Benadeelde partij Materiële schade Immateriële schade
[benadeelde partij 4]
primair€ 70.371,- € 1.500,-
subsidiair€ 19.499,11
[benadeelde partij 5] € 574,54 € 2.500,-
[benadeelde partij 6] € 35.000,-
[benadeelde partij 1] € 270,80 € 1.750,-
[benadeelde partij 3] € 30.000,- € 1.350,-
[benadeelde partij 7] € 1.477,94 € 1.000,-
9.4.2
Materiële schadeposten
De raadsman heeft betoogd dat de vorderingen van [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op zijn ingenomen standpunt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Zoals onder 3.3 door de rechtbank is overwogen, verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk in de vervolging van verdachte en daarom volgt zij de raadsman niet op dit onderdeel van het verweer.
[benadeelde partij 4]
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in haar vordering die ziet op vergoeding van materiële schade van € 371,-, omdat verdachte voor dat geldbedrag wordt vrijgesproken.
Voor het overig gevorderde bedrag, dat ziet op een vergoeding voor het afgestane goud, heeft de raadsman afwijzing verzocht, omdat het bedrag enkel is gebaseerd op schattingen en oude bonnen. De rechtbank overweegt dat uit de gegevens van het Digitale Opkopersregister is gebleken dat verdachte op drie momenten goud heeft ingewisseld en hiervoor respectievelijk € 800,-, € 252,- en € 790,- heeft ontvangen. De rechtbank zal dan ook € 1.842,- aan materiële schade toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De rechtbank acht zich enkel op basis van overgelegde Arabische bonnen en foto’s van sieraden niet in staat gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 5]De benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft € 49,90 gevorderd ter vergoeding van de afgestane opladers van de Iphone en € 524,64 voor reiskosten in verband met de artikel 12 Sv procedure.
De raadsman heeft verzocht de bedragen te matigen, omdat niet is gebleken dat de opladers zijn afgestaan en de vergoeding voor reiskosten van deze procedure te ver van onderhavige strafzaak afstaan.
De rechtbank is van oordeel dat het afstaan van de opladers kan worden ingelezen, dat de kosten voor vervanging in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde en dit bedrag daarom voor toewijzing vatbaar is. Aan dit oordeel doet niet af, dat geen betalingsbewijs van de opladers zijn overgelegd.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de reiskosten voor de artikel 12 Sv procedure zodanig verknocht is aan het bewezenverklaarde en ook een rechtstreeks gevolg is van dit strafbare feit, dat de reiskosten ook voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst daarom het gehele gevorderde materiële schadebedrag toe.
[benadeelde partij 1]
Vast staat dat benadeelde partij [benadeelde partij 1] door het bewezenverklaarde € 270,80 aan materiële schade is toegebracht. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen.
[benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft € 30.000,- gevorderd, omdat zij dit bedrag heeft afgestaan aan verdachte.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag moet worden afgewezen, omdat uit het dossier onvoldoende aanknopingspunten volgen dat dit bedrag daadwerkelijk is afgestaan.
Vast staat dat [benadeelde partij 3] door het bewezenverklaarde € 1.200,- aan materiële schade is toegebracht. De vordering zal dan ook voor dat bedrag worden toegewezen. De rechtbank verklaart het overig gevorderde niet-ontvankelijk, omdat de beoordeling van het restant van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
[benadeelde partij 7]
Vast staat dat benadeelde partij [benadeelde partij 7] door het bewezenverklaarde € 1.380,- aan materiële schade is toegebracht. De rechtbank wijst dit gedeelte van de vordering dan ook toe.
Voor de overig gevorderde € 97,94 voor de aanschaf van babykleding, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering op dit onderdeel moet worden afgewezen, omdat dit bedrag niet in de tenlastelegging is opgenomen en dus te ver van deze procedure afstaat.
De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat de kosten voor babykleding door benadeelde partij [benadeelde partij 7] zijn gemaakt, maar dat deze kosten in een te ver verwijderd verband staan van de bewezenverklaring. De rechtbank wijst dit gedeelte van de vordering daarom af.
9.4.2.
Immateriële schadeposten
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] moet worden afgewezen, omdat de vordering op geen enkele wijze is onderbouwd.
De raadsman heeft zich voor de vorderingen van de overige benadeelde partijen op het standpunt gesteld dat deze moeten worden gematigd, omdat de immateriële schade telkens met onvoldoende concrete gegevens is onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade als de benadeelde partijen in hun eer en goede naam zijn aangetast en als sprake is van een aantasting in de persoon. De rechtbank is van oordeel dat daarvan bij alle benadeelde partijen sprake is. Dit brengt de aard en ernst van het delict immers met zich mee. Ook uit de onderbouwingen van de vorderingen en de aangiftes blijkt de enorme inbreuk op hun privacy en de aantasting van hun persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de impact van het bewezenverklaarde, de vorderingen van de benadeelde partijen redelijk en billijk zijn. De rechtbank vindt de gevorderde bedragen dan ook passend en zal dat aan iedere benadeelde partij toewijzen. Verder heeft het volgende te gelden.
Aan benadeelde partijen [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] wordt een hoger bedrag, namelijk € 2.500,-, toegewezen. Dit is omdat deze benadeelde partijen ook zwaarder zijn getroffen door het handelen van verdachte. De rechtbank overweegt in dat kader dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] destijds nog erg jong was, dat zij zowel telefonisch is benaderd, maar dat ook met haar ook op school contact is gezocht en verdachte zelfs haar ouderlijk huis heeft bezocht en hierdoor de druk op haar fors is opgevoerd. Bovendien is haar vordering, alsmede de impact die het bewezenverklaarde voor haar heeft gehad, duidelijk met stukken van onder andere de kinderpsycholoog onderbouwd.
Voor benadeelde partij [benadeelde partij 6] geldt dat hij gedurende een langere periode onder druk van verdachte heeft gestaan en hij zich erg schaamde. Daarbij heeft verdachte contact gezocht met de vader van de benadeelde partij en hem de bewerkte naaktfoto toegezonden. Ook heeft verdachte via Facebook berichten gestuurd naar familieleden van de benadeelde partij en heeft hij via een vriend van de benadeelde partij van de moskee getracht meer informatie over hem te achterhalen. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank zijn immateriële schat op respectievelijk toewijst tot hetzelfde bedrag als aan [benadeelde partij 5] wordt toegewezen.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij zo te lezen, dan wel in te lezen in diens vordering, dat ook beoogd is een vordering in te dienen ter zake van materiële schade en dat sprake is van een evidente vergissing. Zij heeft dit gedaan omdat de benadeelde partij niet op de zitting is verschenen. De rechtbank kan gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad niet aan dat verzoek voldoen en kan zich daarom alleen uitlaten over de vordering tot vergoeding van de immateriële schade. De rechtbank verklaart het overig gevorderde daarom niet-ontvankelijk.
9.4.3.
Schadevergoedingsmaatregelen
De rechtbank zal voor alle benadeelde partijen de te noemen schadevergoedingsmaatregelen opleggen, aangezien verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit aan de benadeelde partijen is toegebracht.
De rechtbank overweegt voor benadeelde partij [benadeelde partij 6] daarnaast het volgende. De schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr is een zelfstandige strafrechtelijke maatregel die naast andere straffen en maatregelen ook ambtshalve kan worden opgelegd. De rechtbank zal in het belang van benadeelde partij [benadeelde partij 6] die schadevergoedingsmaatregel niet alleen met betrekking tot de voormelde immateriële schade van € 2.500,- opleggen aan verdachte, als extra waarborg voor betaling, maar ook met als doel om verdachte daarnaast te verplichten een bedrag te voldoen ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij 6] ter vergoeding van zijn materiële schade. Hoewel de benadeelde partij geen vergoeding hiervan heeft gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat is vast komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 6] door het bewezenverklaarde € 28.000,- aan materiële schade is toegebracht. Verdachte is dus, als gevolg van het bewezenverklaarde, naar burgerlijk recht hiervoor aansprakelijk. De rechtbank acht het in deze zaak ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] dan ook billijk een bedrag van € 28.000,- ambtshalve toe te wijzen en ook voor dit bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 55, 57, 285a, 312, 317 en 318 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder de feiten 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder de feiten 1 en 2 en het feit in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert in zaak A op:
(de meerdaadse samenloop van)
onder 1:
de eendaadse samenloop van:
Afpersing, meermalen gepleegd en
Afpersing, in vereniging, meermalen gepleegd en
Afdreiging, in vereniging, meermalen gepleegd;
onder 2:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 4º en 6º omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Het bewezen verklaarde levert in zaak B op:
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op de
maatregeldat de verdachte zich voor de duur van
5 (vijf) jarendient te onthouden van ieder direct of indirect contact met [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 7] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens een van zijn slachtoffers, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Verklaart onttrokken aan het verkeer 1 STK computer (6067296).
Verklaart verbeurd 1 STK telefoon (6086583).
Gelast de teruggave aan verdachte van 1 STK computer (6067308) en 1 STK acculader (6067323).
Beveelt de bewaring van de rechthebbende van 1 STK bankpas (6014551) en geld (5786990).
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 4] , van € 3.342 (zegge: drieduizenddriehonderdtweeënveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (2 januari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 1.842,- materiële schade en
€ 1.500,- immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 4] .
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering tot materiële schade niet-ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[benadeelde partij 4] van een bedrag van € 3.342, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (2 januari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor
43 dagengijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 5] , van € 3.074,54 (zegge: drieduizend-vierenzeventig euro en vierenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 november 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 574,54 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 5] .
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[benadeelde partij 5] van een bedrag van € 3.074,54 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 november 2019) tot aan de dag van de algehele. Bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor
40 dagengijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 6] , van € 2.500 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat € 2.500,- immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 6] .
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering tot immateriële schade niet-ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 6] van € 30.500,- (te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.500,- vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening). Bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor
186 dagengijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , van € 2.020,80 (zegge: tweeduizendtwintig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 december 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 270,80 materiële schade en € 1.750,- immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] .
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] van € 2.020,80 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 december 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor
30 dagengijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 3] , € 2.550,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 december 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 1.200,- materiële schade en € 1.350,- immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 3] .
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering tot materiële schade niet-ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] van een bedrag van € 2.550,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 december 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor
35 dagengijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 7] , van € 2.380,- (zegge: tweeduizenddriehonderdtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 juni 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 1.380,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 7] .
Wijst het overige deel van de vordering tot materiële schade af.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 7] van een bedrag van € 2.380,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 juni 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor
33 dagengijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. C. Klomp en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 september 2022.
[(...)]

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 15 februari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:558.
2.Gerechtshof Den Haag, 23 juni 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1275.
3.HR 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2242.
4.HR 32 mei 2022, ECLI:NL:2022:799.
5.Hof ’s-Hertogenbosch, 21 november 2006, ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ3419; Rechtbank ’s-Hertogenbosch 6 februari 2008, ECLI:NL:RBSHE:2008:BC3403.
6.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1700-2019011660-1, ongenummerd (ZD03).
8.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster met nummer PL1700-2019011660-7, ongenummerd (ZD03).
9.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0900-2019341183-1, ZD04 01 0001; Een proces-verbaal van verhoor getuige PL0900-2019341183-8, ZD04 02 0021; Een proces-verbaal van verhoor getuige PL0900-2019341183-6, ZD04 02 0001.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige PL0900-2019341183-8, ZD04 02 0021.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige PL0900-2019341183-6, ZD04 02 0001.
12.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021082688-2, ZD01 01 0078.
13.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14814290, ZD01 04 0108; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14846860, ZD01 04 0123.
14.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021082688-2, ZD01 01 0078; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14721389, ZD01 05 0013.
15.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021007937-2, ZD01 01 0001; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14298871, ZD01 05 0004.
16.Een proces-verbaal van verhoor aangever met documentcode 14649436, ZD01 01 0023.
17.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14274370, ZD01 04 0009.
18.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021002470-5, ZD01 01 0031.
19.Een proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode 14680539, ZD01 02 0014; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14721389, ZD01 05 0013.
20.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster met nummer PL1300-2021002826-2, ZD01 01 0054.
21.Een proces-verbaal van verhoor aangever met documentcode 14649024, ZD01 01 0064.
22.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021123293-2, ZD01 01 0100.
23.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1700-2019011660-18, ongenummerd (ZD03).
24.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1700-2019011660-6, ongenummerd (ZD03).
25.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 1902141300.AMB, ongenummerd (ZD03); Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14721389, ZD01 05 0013.
26.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14276172, ZD01 04 0019; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14721389, ZD01 05 0013.
27.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15226807, ZD01 04 0173.
28.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14497261, ZD01 04 0064.
29.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14276172, ZD01 04 0019; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14721389, ZD01 05 0013.
30.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14721389, ZD01 05 0013.
31.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14454459, ZD01 04 0044.
32.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14274370, ZD01 04 0009.
33.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14454459, ZD01 04 0044
34.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14447674, ZD01 05 0001.
35.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14571974. ZD01 04 0069.
36.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14601771, ZD01 05 0039.
37.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14600699, ZD01 04 0084; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14616809, ZD01 04 0075; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14601771, ZD01 05 0039.
38.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14765547, ZD01 04 0073; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14601771,ZD01 05 0039.
39.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2019341183-5, ZD04 03 0005.
40.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15191642, ongenummerd.
41.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15291991, ZD01 04 0176.
42.Scrambled houdt in dat de gesprekken in WhatsApp zijn verwijderd, maar er wel nog sporen van deze gesprekken op de telefoon aanwezig zijn. Bij het leesbaar maken van deze verwijderde gesprekken worden de woorden in een willekeurige volgorde geplaatst.
43.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15438696, ZD01 05 0104.
44.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15193415, ZD01 05 0111.
45.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1700-2019011660-13, ongenummerd (ZD03).
46.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0900-2019341183-14, ZD04 04 0007.
47.Een proces-verbaal van ontvangst klacht met nummer PL1700-2019011660-7, ZD01 01 0117; Een proces-verbaal van ontvangst klacht met nummer PL0900-2019341183-2, ZD04 01 0006; Een proces-verbaal van ontvangst klacht met nummer PL1300-2021007937-3, ZD01 01 0019; Een proces-verbaal van ontvangst klacht met nummer PL1300-2021002470-8, ZD01 01 0042; Een proces-verbaal van ontvangst klacht met nummer PL1300-2021002826-8, ZD01 01 0059; Een proces-verbaal van ontvangst klacht met nummer PL1300-2021123293-2, ZD01 01 0112; Een proces-verbaal van ontvangst klacht met nummer PL300-2021082688-3, ZD01 01 0099.
48.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1700-2019011660-1, ongenummerd (ZD03).
49.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1700-2019011660-21, ongenummerd (ZD03).
50.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0900-2019341183-1, ZD04 01 0001; Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0900-2019341183-8, ZD04 02 0021.
51.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021082688-2, ZD01 01 0078; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14814290, ZD01 04 0108; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14846860, ZD01 04 0123; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14817454, ZD01 04 0115.
52.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021082688-2, ZD01 01 0078.
53.Een proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij 6] op 7 maart 2022 inzake parketnummer 13/022417-21, ongenummerd.
54.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14721389, ZD01 05 0013.
55.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021082688-2, ZD01 01 0078.
56.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021007937-2, ZD01 01 0001.
57.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14298871, ZD01 05 0004; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14721389, ZD01 05 0013.
58.Een proces-verbaal van verhoor aangever met documentcode 14649436, ZD01 01 0023.
59.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021002470-5, ZD01 01 0031; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14274370, ZD01 04 0009.
60.Een proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode 14756075, ZD01 02 0010.
61.Een proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode 14680539, ZD01 02 0014; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14734735, ZD01 02 0017; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14721389, ZD01 05 0013.
62.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14318110, ZD01 04 0007.
63.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster met nummer PL1300-2021002826-2, ZD01 01 0054.
64.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode 14733130, ZD01 03 0015; Een proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode 14675687, ZD01 03 0001.
65.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode 14652530, ZD01 06 0001, bijlage 15.
66.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021123293-2, ZD01 01 0100; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14974358, ZD01 04 0139.
67.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1700-2019011660-13, ongenummerd (ZD03).
68.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0900-2019341183-14, ZD04 04 0007.
69.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021002470-5, ZD01 01 0031.
70.Een proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 3 februari 2022 inzake parketnummer 13/022417-21, ongenummerd.
71.Een proces-verbaal van verhoor getuige met documentnummer 16147530, ZD01 04 0186.
72.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021123293-2, ZD01 01 0100.
73.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 16266554, ZD01 04 0270; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14600699, PD01 01 0084; Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 16267340, ZD01 04 0272.
74.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL 1300-2021002826, documentcode 16401356, ZD01 04 0204.