4.3.1.In zaak A
4.3.1.1. Welke gegevens waren bij aangeefsters en aangever bekend?
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.De rechtbank zal per aangeefsters en aangever weergeven welke gegevens van [gebruikersnaam 1] en/of [gebruikersnaam 3] en/of [gebruikersnaam 2] bij hen bekend waren.
Aangeefster [benadeelde partij 4] heeft verklaard dat zij [gebruikersnaam 1] heeft leren kennen in augustus 2018 via Snapchat (gebruikersnaam onbekend) en dat [gebruikersnaam 1] gebruik maakte van het Instagram account [gebruikersnaam 4] . Het telefoonnummer van [gebruikersnaam 1] was [telefoonnummer 1] . [gebruikersnaam 1] verzocht [benadeelde partij 4] om geld over te maken naar de rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] . [benadeelde partij 4] heeft op 23 december 2018 en 5 januari 2019 met [gebruikersnaam 1] afgesproken in Vlaardingen en hij reed toen in een zilvergrijze personenauto. Ook op 10 januari 2019 heeft [benadeelde partij 4] met [gebruikersnaam 1] afgesproken in Vlaardingen. [gebruikersnaam 1] reed toen in een blauwe personenauto.Later heeft [benadeelde partij 4] verklaard dat [gebruikersnaam 1] ook gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , dat hij rond de twintig jaar oud is en dat hij kort donker haar en een gouden tand heeft.
[benadeelde partij 4] heeft verdachte op een door de politie getoonde SKDB-foto herkend als zijnde [gebruikersnaam 1] .
Aangeefster [benadeelde partij 5] heeft verklaard dat zij vanaf oktober 2019 werd gebeld door een anoniem telefoonnummer en dat de beller zichzelf [gebruikersnaam 3] noemde. Op 1 november 2019 werd [benadeelde partij 5] door [gebruikersnaam 3] gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Toen [benadeelde partij 5] een dag later aan [gebruikersnaam 3] vroeg wat zijn echte naam was, zei [gebruikersnaam 3] dat hij [gebruikersnaam 1] heette. Op 10 november 2019 stond [gebruikersnaam 1] samen met [naam 1] aan de deur bij [benadeelde partij 5] . [benadeelde partij 5] herkende [gebruikersnaam 1] aan zijn stem, omdat zij zijn stem vaker had gehoord via de telefoon. De ouders van [benadeelde partij 5] hebben [gebruikersnaam 1] en [naam 1] om hun legitimatiebewijs en telefoonnummers gevraagd. [gebruikersnaam 1] legitimeerde zichzelf met een legitimatiebewijs op naam van verdachte en gaf [telefoonnummer 3] op als zijn telefoonnummer.[naam 1] had op 8 november 2019 ook aan [benadeelde partij 5] gevraagd of zij met [gebruikersnaam 1] [verdachte] bedoelde. De moeder van [benadeelde partij 5] heeft daarnaast screenshots van de Snapchataccounts van [gebruikersnaam 3] overgelegd. Hieruit is gebleken dat [gebruikersnaam 3] gebruik maakte van de gebruikersnamen [gebruikersnaam 5] , [gebruikersnaam 6] , [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 8] .De vader van [benadeelde partij 5] heeft verdachte ook herkend op foto’s die staan op het Instagramaccount [gebruikersnaam 9] .
Aangever [benadeelde partij 6] heeft verklaard dat hij in augustus 2020 een WhatsApp bericht van [gebruikersnaam 1] kreeg via het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . In april 2021 zocht [gebruikersnaam 1] wederom contact via WhatsApp, maar ditmaal met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] .[gebruikersnaam 1] nam daarnaast op
4 november 2020 via WhatsApp contact op met de vader van [benadeelde partij 6] via het telefoonnummer [telefoonnummer 6] .[benadeelde partij 6] maakte op verzoek van [gebruikersnaam 1] geld over naar de rekeningnummers [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 4] .
Aangeefster [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat zij op 15 september 2020 een WhatsApp bericht ontving van [gebruikersnaam 10] . Die persoon gaf in het WhatsApp gesprek aan dat zijn gebruikersnaam op Snapchat [gebruikersnaam 11] betrof. [benadeelde partij 1] wist via Snapchat hoe [gebruikersnaam 1] eruit zag en dat hij met rapper [naam 2] omging. Zo kwam [benadeelde partij 1] erachter dat de gebruikersnaam van [gebruikersnaam 1] op Instagram [gebruikersnaam 12] was. [benadeelde partij 1] heeft een screenshot van een Instagrambericht van [gebruikersnaam 12] bij haar aangifte gevoegd, waaruit blijkt dat [gebruikersnaam 12] op 23 september 2019 een foto heeft geplaatst met de tekst “jarig”. Ook heeft [benadeelde partij 1] bij haar aangifte verschillende screenshots gevoegd van de WhatsApp gesprekken met [gebruikersnaam 1] , zijn rekeningnummer en zijn telefoonnummers. Hieruit is gebleken dat met [benadeelde partij 1] contact werd gezocht via de telefoonnummers [telefoonnummer 6] , [telefoonnummer 7] , [telefoonnummer 8] en [telefoonnummer 9] . Uit de screenshots van de betalingen bleek dat [benadeelde partij 1] op verzoek van [gebruikersnaam 1] geld heeft overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 3] .[benadeelde partij 1] heeft verdachte op twee door de politie aan haar getoonde foto’s herkend als [gebruikersnaam 1] .
Aangeefster [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat zij begin december 2020 een Snapchat heeft gekregen van [gebruikersnaam 13] . [gebruikersnaam 2] vertelde dat hij [gebruikersnaam 1] heette. [benadeelde partij 2] heeft op 15 december 2020 en op een andere dag met [gebruikersnaam 1] afgesproken in hotel [hotel]en omschrijft hem als een getinte jongen met een Marokkaans uiterlijk, met een normaal postuur en krullen die hij stijlt. [benadeelde partij 2] schatte hem ongeveer 24 jaar oud en tussen de 1.80 en 1.85 meter lang. [gebruikersnaam 1] vertelde [benadeelde partij 2] dat hij een stiefbroer had die rapper [naam 2] heet. [benadeelde partij 2] ontving ook Tikkies van [gebruikersnaam 1] , die zij doorstuurde aan haar klasgenoot [naam 3] en vriendin [naam 4] . [gebruikersnaam 1] heeft een Instagramaccount met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 14] en zijn telefoonnummers waren [telefoonnummer 10] en [telefoonnummer 8] .Getuige [naam 3] heeft verklaard dat hij voor [benadeelde partij 2] geld heeft overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] .
Aangeefster [benadeelde partij 3] heeft verklaard dat zij op 21 december 2020 en vriendschapsverzoek op Instagram van gebruiker [gebruikersnaam 15] heeft gekregen. [gebruikersnaam 15] liet via een persoonlijk bericht op Instagram weten [gebruikersnaam 1] te heten en vroeg naar de gebruikersnaam van [benadeelde partij 3] op Snapchat. [benadeelde partij 3] gaf haar gebruikersnaam en ontving daarna op Snapchat een bericht van [gebruikersnaam 11] , met als roepnaam [gebruikersnaam 2] . [benadeelde partij 3] ontmoette [gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 2] op
22 december 2020 in Amsterdam en omschrijft [gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 2] als een Marokkaans uitziende man, tussen de twintig en vijfentwintig jaar oud en tussen de 1.80 en 1.85 meter lang. [gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 2] had kort stijl zwart haar, dat hij naar één kant had gekamd. Zijn telefoonnummer was [telefoonnummer 10] .[benadeelde partij 3] heeft verdachte op door de politie aan haar getoonde foto’s herkend als [gebruikersnaam 1] / [gebruikersnaam 2] .
Tot slot heeft aangeefster [benadeelde partij 7] verklaard dat zij contact heeft opgenomen met de beheerder van een Telegramgroep, nadat op 12 juni 2021 een compromitterende video van haar was verspreid in de Telegramgroep [telegramgroep 1] . Op verzoek van de beheerder van de Telegramgroep, die zichzelf [gebruikersnaam 2] noemde, maakte [benadeelde partij 7] geldbedragen over naar [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 3] . Via een vriendin kreeg [benadeelde partij 7] een Snapchataccount door met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 16] . De gebruiker daarvan noemde zichzelf ook [gebruikersnaam 2] .
4.3.1.2. Onderzoek naar aanleiding van deze gegevens
Naar aanleiding van de verklaringen van aangeefster [benadeelde partij 4] werden van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] de historische verkeersgegevens opgevraagd. Hieruit is gebleken dat [benadeelde partij 4] en voornoemde telefoonnummers in de periode van
16 december 2018 en 11 januari 2019 in totaal 47 telefonische contactmomenten hebben gehad.Bovendien is uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer het volgende naar voren gekomen. Verdachte heeft in de periode van 11 december 2018 tot en met 5 januari 2019 een zilverkleurige personenauto van het merk Chrysler, type Neon en voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] op zijn naam gehad. Dit voertuig is op 5 januari 2019 afgevoerd naar de sloop en sindsdien had verdachte een blauwe Renault Vel Satis voorzien van het kenteken [kentekennummer 2] op zijn naam.
De politie heeft ook een onderzoek ingesteld naar de rekeningnummers. Hieruit is gebleken dat de rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 5] op naam stonden van verdachte.
Uit de aangiftes van [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 7] is gebleken dat geldbedragen zijn overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 3] . Dit rekeningnummer stond ook op naam van verdachte.Daarnaast had verdachte de bankpas behorende bij dit rekeningnummer op het moment van zijn overlevering naar Nederland ook bij zich.Op het rekeningnummer [rekeningnummer 3] was ook te zien dat een telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] op 6 januari 2021 was verkocht aan [telefoonwinkel] . Vanaf dit rekeningnummer zijn betalingen gedaan aan Lebara; die betalingen betroffen opwaarderingen voor het telefoonnummer [telefoonnummer 11] .
Verder is uit de vordering verstrekking identificerende gegevens bij banken gebleken dat verdachte bij de SNS Bank actief gebruik maakte van nog twee andere rekeningnummers, namelijk [rekeningnummer 6] en [rekeningnummer 7] .Ook bleek dat er transacties plaatsvonden tussen de rekeningnummers [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 6] met daarbij de omschrijving ‘ [gebruikersnaam 1] ’.
Ook het rekeningnummer [rekeningnummer 4] stond op naam van verdachte.
Naar aanleiding van de aangiftes van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] werden de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers [telefoonnummer 6] , [telefoonnummer 8] , [telefoonnummer 10] en [telefoonnummer 7] gevorderd. Daaruit bleek dat de eerste drie genoemde telefoonnummers in één en dezelfde mobiele telefoon hadden gezeten voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] .Daarnaast bleek uit de gevorderde gegevens van hotel [hotel] dat verdachte in december 2020 driemaal, waaronder op 15 december 2020, een kamer had geboekt. Bij de boeking op 15 december 2020 had hij het telefoonnummer [telefoonnummer 6] opgegeven.Van het rekeningnummer [rekeningnummer 3] , dat op naam staat van verdachte, zijn ook betalingen gedaan, waaronder op 15 december 2020, aan hotel [hotel] .Door de politie werd ook geconcludeerd dat het telefoonnummer [telefoonnummer 7] in gebruik was bij verdachte.
Uit de opgevraagde historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 11] , waarvoor verdachte de opwaarderingen betaalde aan Lebara, bleek dat dit telefoonnummer in de periode van 28 december 2020 tot en met 12 februari 2021 gebruik heeft gemaakt van IMEI-nummers [IMEI-nummer 2] en [IMEI-nummer 3] . Voor beide IMEI-nummers werden de historische verkeersgegevens gevorderd over de periode van 19 september 2020 tot en met 19 maart 2021. Hieruit is naar voren gekomen dat IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] de volgende aansluitingen had gebruikt:
- het telefoonnummer [telefoonnummer 11] tussen 6 januari 2021 en 10 januari 2021; en
- het telefoonnummer [telefoonnummer 5] tussen 22 januari 2021 en 12 februari 2021.
Het IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] had de volgende aansluitingen gebruikt:
- het telefoonnummer [telefoonnummer 11] tussen 28 december 2020 en 12 februari 2021;
- het telefoonnummer [telefoonnummer 5] tussen 12 februari 2021 en 19 maart 2021.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] bleek na een bevraging bij het CIOT op naam gesteld van de moeder van verdachte.Het onderzoeksteam van de politie concludeerde dat niet kon worden uitgesloten dat het telefoonnummer in gebruik was bij verdachte. Uiteindelijk is op 24 februari 2021 een technische actie aangesloten op dit telefoonnummer. Er zijn gesprekken en SMS berichten ontvangen waarbij de voornaam van verdachte, [verdachte] , werd genoemd. Uit de tapgesprekken bleek eveneens dat de gebruiker van dit telefoonnummer zichzelf ook [gebruikersnaam 1] noemde of zo werd genoemd door anderen. Bovendien bleek uit de tapgesprekken dat de gebruiker vaak anderen om geld vroeg. Ook zijn contactmomenten zichtbaar tussen dit telefoonnummer, het telefoonnummer van aangever [benadeelde partij 6] en het telefoonnummer van zijn vader.Het onderzoeksteam heeft geconcludeerd dat verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] .
Het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] werd daarnaast op 12 april 2021 in gebruik genomen door het telefoonnummer [telefoonnummer 4] .
Ook is een CIOT bevraging uitgevoerd voor het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Aan dit telefoonnummer waren geen persoonsgegevens gekoppeld.
4.3.1.3. De gegevens uit onder verdachte in beslag genomen telefoon en laptop
Verdachte is op 23 mei 2021 naar Sicilië gevlogen.Verdachte is in verband met het onderzoek Masapalid op 24 juni 2021 aangehouden in Italië. Verdachte had op dat moment een iPhone SE bij zich, die de Italiaanse politie in beslag heeft genomen. Uit onderzoek is gebleken dat de telefoon is voorzien van twee IMEI-nummers, te weten [IMEI-nummer 4] en [IMEI-nummer 5] . In deze telefoon was een simkaart aanwezig met het nummer [simkaartnummer] en deze simkaart was gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 12] . Dit is een Italiaanse telefoonnummer.
Uit de inhoud van de telefoon bleek dat de gebruiker hiervan vaak [gebruikersnaam 1] of [gebruikersnaam 2] werd genoemd. Op de telefoon zijn veelvuldig afbeeldingen van verdachte aanwezig, maar ook foto’s van officiële poststukken geadresseerd op naam van verdachte.
Op de telefoon zijn in totaal 175 gespreksgroep(en) opgeslagen uit verschillende communicatieapps, waaronder WhatsApp, Telegram, Viber, Snapchat, Facebook Messenger, TikTok en Instagram. Uit meer gesprekken bleek dat de gebruiker van de telefoon “hulp” aanbiedt in verband met exposen. Exposen heeft in dit onderzoek de betekenis het ontmaskeren of onthullen in de zin van het publiekelijk aan de social media schandpaal nagelen van personen door zeer persoonlijke informatie van hun te plaatsen op kanalen met duizenden leden.De gebruiker van de iPhone SE stelde (potentiële) slachtoffers van exposen voor om zijn instructies te volgen. Ook bleek uit Scrambledweergegeven gesprekken dat sociale informatie van mogelijke slachtoffers van exposen door de gebruiker van de telefoon werd gevraagd.
Uit de gegevens van de telefoon is gebleken dat de gebruiker lid was van meerdere expose-groepen op Telegram, namelijk [telegramgroep 2] , [telegramgroep 3] , [telegramgroep 1] , [telegramgroep 4] , [telegramgroep 5] en [telegramgroep 6] . Deze kanalen hebben duizenden tot tienduizenden leden.
In de telefoon zijn ook twee WhatsApp en Viber gesprekken aangetroffen met het telefoonnummer dat in gebruik is bij aangeefster [benadeelde partij 7] . De gesprekken beginnen vanaf 12 juni 2021 en in deze gesprekken gaf de gebruiker van de telefoon, die zichzelf [gebruikersnaam 1] noemde, [benadeelde partij 7] tips over hoe zij moest omgaan met betalingen en vroeg hij tussendoor naar persoonlijke informatie van [benadeelde partij 7] en of zij ooit iets met een jongen heeft gedaan. Naar aanleiding van dit gesprek kreeg de politie het vermoeden dat [benadeelde partij 7] in een andere communicatieapp contact heeft met een persoon die zij [gebruikersnaam 2] noemt. In de dagen daarna besprak [benadeelde partij 7] met [gebruikersnaam 1] onder andere wat zij met [gebruikersnaam 2] had besproken, onder andere dat [gebruikersnaam 2] geld van haar wil, de betalingen die zij had gedaan en bedankte zij [gebruikersnaam 1] dat hij haar heeft geholpen.
In een laptop die voor de aanhouding van verdachte bij een doorzoeking in de woning van verdachte in zijn slaapkamer in beslag was genomen, was een grote hoeveelheid foto’s en video’s beschikbaar. Die foto’s betroffen onder andere foto’s van verdachte (met anderen), WhatsApp screenshots waaruit bleek dat de ontvanger zichzelf [gebruikersnaam 3] noemde en door een ander WhatsAppcontact [gebruikersnaam 1] werd genoemd.
4.3.1.4. Verklaring(en) van verdachte
Op zitting heeft de verdachte het volgende verklaard. Hij heeft in de tenlastegelegde periode contact gehad met aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 7] en met aangever [benadeelde partij 6] . Aangeefster [benadeelde partij 3] kent hij niet en dus heeft hij ook geen contact met haar gehad. Sinds vier of vijf jaar heeft hij de naam [gebruikersnaam 1] gebruikt, omdat hij dit een mooie naam vindt. Sinds zijn aanhouding heeft hij die naam niet meer gebruikt. Ook heeft verdachte zichzelf wel eens [gebruikersnaam 3] genoemd, maar dat is lang geleden geweest. De social media accounts met [gebruikersnaam 3] in de gebruikersnaam zijn niet van hem en betreffen nepaccounts. Hij is niet de gebruiker van de social media accounts [gebruikersnaam 11] en [gebruikersnaam 12] en wie [gebruikersnaam 2] is, weet verdachte niet.
In de zaken van aangeefster [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] had verdachte eerder bij de politie een verklaring afgelegd. In de zaken van de overige aangeefsters en aangever heeft verdachte zich bij de politie telkens op zijn zwijgrecht beroepen.
Verdachte heeft in 2019 in de zaak van [benadeelde partij 4] - samengevat - het volgende verklaard. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is zijn telefoonnummer en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zegt hem niets. Ook de naam [gebruikersnaam 1] zegt hem niets. Hij heeft rekeningen bij de ABN AMRO en Rabobank. Zijn rekeningnummer bij de ABN AMRO is [rekeningnummer 4] en hij weet zijn rekeningnummer bij de Rabobank niet. De rekeningnummers [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 1] zeggen hem niets. Hij is wel eens in Vlaardingen geweest, reed toen in een grijze Chrysler en nadat hij die auto had verkocht, reed hij in een blauwe Renault.
In de zaak van [benadeelde partij 5] heeft verdachte in 2020 als volgt verklaard. Hij noemt zichzelf geen [gebruikersnaam 1] . Vroeger noemde hij zichzelf wel eens [gebruikersnaam 3] . Hij heeft vaker iets gehoord over het Instagram account [gebruikersnaam 9] , omdat mensen vroegen of hij dat was. Hij is niet de gebruiker van dat account. Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] zegt verdachte niks en dat is ook niet zijn telefoonnummer geweest. Nadat verdachte door de verbalisanten is geconfronteerd met het feit dat hij dit telefoonnummer destijds heeft opgegeven aan de ouders van [benadeelde partij 5] , ontkende verdachte dat hij dat telefoonnummer heeft achtergelaten, omdat hij nooit een telefoonnummer heeft gehad wat begon met een drie.
4.3.1.5. Is verdachte de persoon die contact had met aangeefsters en aangever onder de naam [gebruikersnaam 1] en/of [gebruikersnaam 3] en/of [gebruikersnaam 2] en welke gegevens behoren aan hem toe?
De rechtbank stelt op basis van alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat verdachte de gebruiker is geweest van de volgende telefoonnummers:
- [telefoonnummer 1] ;
- [telefoonnummer 5] ;
- [telefoonnummer 6] ;
- [telefoonnummer 8] ;
- [telefoonnummer 7] ;
- [telefoonnummer 4] ;
- [telefoonnummer 10] en
- [telefoonnummer 12] .
Verdachte heeft in een politieverhoor in 2019 en op zitting bekend dat hij zichzelf wel eens [gebruikersnaam 3] heeft genoemd en op zitting heeft hij ook bekend dat hij de naam [gebruikersnaam 1] gebruikte.
De rechtbank stelt op basis van die verklaring, de herkenningen van aangeefsters en de vader van aangeefster [benadeelde partij 5] en op basis van de gegevens ten aanzien van de telefoonnummers ook vast dat verdachte via die telefoonnummers onder de namen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 3] contact heeft gehad met de aangeefsters en aangever.
De rechtbank concludeert verder dat ook het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik is geweest bij verdachte, omdat de gebruiker van dit telefoonnummer zichzelf [gebruikersnaam 1] noemde.
Ook het telefoonnummer [telefoonnummer 3] kan worden toegeschreven aan verdachte, omdat hij dit telefoonnummer zelf aan de ouders van [benadeelde partij 5] heeft opgegeven als zijnde zijn telefoonnummer en de gebruiker van dat telefoonnummer zichzelf in het contact met [benadeelde partij 5] [gebruikersnaam 3] noemde.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] vanaf 12 april 2021 gebruik maakte van IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] dat toegeschreven kan worden aan verdachte. De rechtbank concludeert dit op basis van de opwaarderingen die telkens vanaf zijn rekeningnummer werden gedaan voor het telefoonnummer [telefoonnummer 11] . Volgens aangever [benadeelde partij 6] gebruikte [gebruikersnaam 1] laatstgenoemd telefoonnummer in augustus 2020 in zijn contacten met hem. De rechtbank is gelet op die omstandigheid van oordeel dat verdachte dit telefoonnummer ook al voor april 2021 in gebruik had.
Deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien kunnen daarnaast niet tot een andere conclusie leiden dan dat verdachte ook de gebruiker was van de social media accounts [gebruikersnaam 4] , [gebruikersnaam 12] , [gebruikersnaam 11] , [gebruikersnaam 14] , [gebruikersnaam 13] , [gebruikersnaam 15] , [gebruikersnaam 9] en [gebruikersnaam 16] , [gebruikersnaam 5] , [gebruikersnaam 6] , [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 8] . De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte onder de gebruikersnaam [gebruikersnaam 11] Snapchats verstuurde aan aangeefster [benadeelde partij 1] , waardoor zij wist hoe de gebruiker van dat account eruit zag en dat hij omging met rapper [naam 2] . Via een zoekslag op Instagram kwam [benadeelde partij 1] erachter dat de gebruiker van het voornoemde Snapchataccount actief was op Instagram onder de naam [gebruikersnaam 12] , waarop bleek dat de gebruiker (en dus verdachte) op [geboortedag] jarig was. Ook aan aangeefster [benadeelde partij 2] heeft verdachte, terwijl hij gebruik maakte van de accounts [gebruikersnaam 13] en [gebruikersnaam 14] , verteld dat hij omging met rapper [naam 2] . Bovendien heeft aangeefster [benadeelde partij 3] verdachte herkend van een foto en gesteld dat hij de gebruiker was van accounts [gebruikersnaam 15] en [gebruikersnaam 11] . De rechtbank concludeert daarom dat verdachte, naast de namen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 3] , ook gebruik maakte van de naam [gebruikersnaam 2] . Het alternatief scenario zoals gesuggereerd door verdachte op zitting, namelijk dat sprake zou zijn van nepaccounts, kan alle voornoemde redengevende omstandigheden niet ontkrachten.
Daarnaast stelt de rechtbank op grond van het voorgaande vast dat de rekeningnummers [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 6] , [rekeningnummer 7] en [rekeningnummer 4] toebehoren aan verdachte.
4.3.1.6. De betalingen van aangeefsters en aangever aan verdachte
Alle aangeefsters ( [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 7] ) en aangever [benadeelde partij 6] hebben in hun aangiftes verklaard geld, sieraden of iPhones te hebben afgestaan om verschillende redenen. De redenen van hun betalingen en afgifte van sieraden of Iphones zullen hieronder worden weergegeven. Daarnaast hebben alle aangeefsters en aangever ook te kennen gegeven dat zij willen dat verdachte hiervoor wordt vervolgd.
[benadeelde partij 4]
Aangeefster [benadeelde partij 4] heeft - samengevat - het volgende verklaard. Verdachte had haar verteld dat zijn vriend [naam 5] verliefd op haar was. [naam 5] heeft, nadat zij anderhalve week telefonisch contact met elkaar hadden, voor [benadeelde partij 4] een boete betaald voor het te laat inleveren van schoolboeken. Nadat verdachte haar in contact had gebracht met [naam 5] , vertelde [naam 5] dat hij de gevangenis in moest voor fraude die was gelinkt aan de betaling van de boete van de studieboeken van [benadeelde partij 4] . Vervolgens nam verdachte weer contact op met [benadeelde partij 4] en zei dat zij een geldbedrag moest betalen, zodat [naam 5] uit de gevangenis kon komen. Uiteindelijk is [benadeelde partij 4] een schuld aangegaan bij haar omgeving en is in totaal € 471,- overgemaakt naar twee verschillende rekeningnummers op naam van verdachte.
Op 2 december 2018 hoorde [benadeelde partij 4] , destijds zestien jaar oud, van Marokkaanse komaf en met een traditionele opvoeding, van verdachte dat zij wel voor het geld moest zorgen, omdat [naam 5] anders boos zou worden. Volgens verdachte was [naam 5] geen aardige jongen en zou er wat gebeuren als [benadeelde partij 4] niet zou betalen. Op 23 december 2018 heeft verdachte tegen [benadeelde partij 4] gezegd dat hij geld of goud nodig had en dat [benadeelde partij 4] nooit iets over haar boete aan [naam 5] had moeten vertellen. Verdachte en [naam 5] zaten immers daardoor nu in de problemen. Volgens verdachte moest [benadeelde partij 4] voor goud zorgen, anders zou hij naaktfoto’s van haar openbaar maken, ging hij haar kapot maken en zou hij een stelletje psychopaten op haar afsturen. [benadeelde partij 4] heeft daarom op 2 januari 2019 stiekem goud (vier kettingen, drie ringen en zeven armbanden) gepakt uit haar ouderlijk huis en in Vlaardingen aan verdachte afgegeven. Ook op 5 januari kreeg [benadeelde partij 4] een bericht van verdachte dat hij onderweg was naar Vlaardingen en goud nodig had. [benadeelde partij 4] heeft hem toen nog een gouden ketting, vijf armbanden en een gouden ring gegeven. Verdachte heeft toen ook tegen [benadeelde partij 4] gezegd dat wanneer zij naar de politie zou gaan en zijn naam, [gebruikersnaam 1] , boven water zou komen, hij haar kapot zou maken. Op 10 januari 2019 heeft verdachte [benadeelde partij 4] wederom gebeld dat hij goud van haar wilde hebben en gezegd dat er altijd geld is, dat [benadeelde partij 4] hiervoor moest zorgen en dat het hem anders niet meer boeide wat [benadeelde partij 4] zou overkomen. Verdachte zou [benadeelde partij 4] tussen de haaien laten zwemmen, haar laten afmaken als een schurftige hond en ze zou het maar moeten bekijken.
Uit het Digitale Opkopersregister bleek het volgende. Verdachte had op 3 januari 2019 gouden sieraden ingeleverd bij [winkel 1] in Vlaardingen. Hier had hij
€ 800,- voor ontvangen. Op 5 januari 2019 heeft verdachte gouden sieraden ingeleverd bij [winkel 2] in Schiedam. Hiervoor heeft hij € 252,- ontvangen. Ook op 7 januari 2019 heeft verdachte gouden sieraden ingeleverd, ditmaal bij [winkel 3] in Rotterdam. Hiervoor heeft verdachte € 790,- ontvangen.
[benadeelde partij 5]
Aangeefster [benadeelde partij 5] , destijds veertien jaar oud, heeft - samengevat - het volgende verklaard. Verdachte heeft op 29 oktober 2019 tegen haar gezegd dat hij haar wilde helpen en dat zij geld moest betalen om te voorkomen dat naaktfoto’s van haar op een expose-groep op Telegram zouden worden geplaatst. Dit bedrag werd volgens verdachte steeds hoger. [benadeelde partij 5] gaf aan dat zij niet zoveel geld had en dat zij dit dus niet kon betalen. In de periode daarna bleef verdachte contact opnemen met [benadeelde partij 5] en begon hij te dreigen. Hij vroeg onder andere of [benadeelde partij 5] geen rijke mensen kende bij wie zij langs konden gaan of dat [benadeelde partij 5] een sleutel kon regelen van een rijke vriendin zodat zij haar huis konden leegroven. Volgens verdachte moest [benadeelde partij 5] waardevolle spullen afgeven, bijvoorbeeld goud. [benadeelde partij 5] weigerde dit steeds en zei tegen verdachte dat ze niet wist of zij hem wel serieus moest nemen, omdat ze zijn echte naam niet kende. Verdachte vertelde toen dat hij [gebruikersnaam 1] heette, dat hij ten eerste wilde dat er niets met [benadeelde partij 5] zou gebeuren, omdat hij om haar gaf, dat het geen grapje was want ze hadden pistolen en messen en dat als ze een foto van haar ouders hadden, zij hen dan iets aan zouden doen. Als [benadeelde partij 5] alles aan haar ouders zou vertellen en aan de politie, zou volgens verdachte haar familie hun doelwit worden en zou het geld dan niets meer uitmaken. Uiteindelijk heeft verdachte telefonisch contact met [benadeelde partij 5] opgenomen en gezegd dat zij haar iPhone moest afstaan, zodat hij deze kon verpanden. Op 3 november 2019 heeft [benadeelde partij 5] deze iPhone op een station in Almere aan verdachte afgegeven. Hierna nam [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ), die had gezegd een vriend te zijn van verdachte, op school bij de kluisjes en telefonisch contact op met [benadeelde partij 5] . Volgens [naam 1] zou de iPhone niet genoeg geld opleveren. Ook belde verdachte [benadeelde partij 5] nogmaals met de boodschap dat zij de dag erna nog een iPhone moest afgeven aan [naam 1] . Later belde [naam 1] haar met de vraag of [benadeelde partij 5] een doos, oplader en laderblokje bij haar iPhone af kon geven. Dit heeft zij uiteindelijk ook gedaan. Op 10 november 2019 zijn verdachte en [naam 1] naar de woning van [benadeelde partij 5] in Almere toegegaan, waar uiteindelijk de moeder van [benadeelde partij 5] beide iPhones uit de handen van verdachte heeft gegrist.
[benadeelde partij 6]
De verklaring van aangever [benadeelde partij 6] houdt onder meer het volgende in. Verdachte heeft in augustus 2020 contact met hem opgenomen via WhatsApp. Hij zei dat hij een naaktfoto had van [benadeelde partij 6] . [benadeelde partij 6] heeft een islamitische achtergrond. Verdachte wilde geld hebben, anders zou hij hiermee naar de politie gaan en aangifte doen van pedofilie. Verdachte stuurde [benadeelde partij 6] (en later ook zijn vader) een van hem bewerkte naaktfoto. Daarom heeft hij in november 2020 € 1.000,- overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van verdachte. Verdachte nam uiteindelijk aan het begin van de Ramadan, namelijk op 13 april 2021, opnieuw via WhatsApp contact op met [benadeelde partij 6] waarin hij meermalen op dreigende toon zei dat hij contact zou opnemen of had opgenomen met familieleden van [benadeelde partij 6] . Verdachte heeft ook de familie van [benadeelde partij 6] berichten gestuurd, stuurde via WhatsApp een screenshot van een bericht op Facebook aan de familieleden van [benadeelde partij 6] en hij heeft een vriend uit de moskee van [benadeelde partij 6] een bericht gestuurd voor informatie over [benadeelde partij 6] .Na door de verbalisanten te zijn geconfronteerd met het feit dat uit gegevens is gebleken dat [benadeelde partij 6] meer dan € 1.000,- aan verdachte had betaald, beaamde [benadeelde partij 6] dat dit bedrag inderdaad hoger was. Hij wist niet meer precies hoeveel hij had betaald, werd er gek van dat verdachte maar Tikkies bleef sturen en dat hij uit schaamte niet eerlijk was geweest over de hoogte van het bedrag dat hij had betaald.Dit laatste heeft [benadeelde partij 6] bij de rechter-commissaris bevestigd.
Uit de gevorderde bankgegevens van rekeningnummers op naam van verdachte is gebleken dat [benadeelde partij 6] in de periode van 7 april 2020 tot en met 30 oktober 2020 in totaal € 29.495,- heeft overgemaakt naar verschillende rekeningnummers van verdachte.In april 2020 was [benadeelde partij 6] vierentwintig jaar oud.
[benadeelde partij 1]
Aangeefster [benadeelde partij 1] , destijds zestien jaar oud en afkomstig uit een streng islamitische familie waar eer en goede naam zeer belangrijk zijn, heeft - samengevat - het volgende verklaard. Zij werd op 15 september 2020 via WhatsApp bericht door verdachte. In het bericht stonden haar voornaam, achternaam en haar adresgegevens. Uiteindelijk gaf verdachte [benadeelde partij 1] de instructie wat zij moest doen om ervoor te zorgen dat niks naar buiten werd gebracht wat schande aan haar familie zou veroorzaken. De instructie was om binnen een week € 6.000,- euro over te maken, anders zouden er foto’s van [benadeelde partij 1] gemaakt worden, verspreid worden en zou zij in de gehele Benelux bekend komen te staan. [benadeelde partij 1] gaf aan dat zij niet zoveel geld had en vroeg wat zij anders kon doen zodat er geen foto’s van haar zouden worden verspreid. Hierna nam verdachte contact met haar op via Snapchat. In oktober werd [benadeelde partij 1] bericht door verdachte. Zij zou € 800,- moeten betalen, want anders zouden er dingen gebeuren. Verdachte en [benadeelde partij 1] onderhielden contact en verdachte legde tijdsdruk op door te zeggen dat het bedrag steeds hoger zou worden als [benadeelde partij 1] zou wachten met betalen. Toen [benadeelde partij 1] weer aangaf niet zoveel geld te hebben, vroeg verdachte of zij iets anders waardevols, bijvoorbeeld goud, in huis had. [benadeelde partij 1] zei dat zij niets thuis had wat zo’n waarde vertegenwoordigde, waarop verdachte reageerde dat zij nu dan even € 15,- kon betalen. Op Snapchat ontving [benadeelde partij 1] vervolgens een bericht van verdachte. Dit bericht was een gefotoshopte foto van een naakte vrouw met het hoofd van [benadeelde partij 1] erop. Eind oktober of begin november 2020 zei verdachte dat hij en [benadeelde partij 1] niet meer op Snapchat konden praten en instrueerde haar de app Signal te downloaden. Verdachte begon zich via Signal agressiever te uiten en instructies te geven. Een van de instructies was dat [benadeelde partij 1] haar pinpas met pincode aan een persoon moest overhandigen. Dit zou zij via de brievenbus moeten doen en niemand zou haar gezicht mogen zien. De persoon die de pinpas bij haar ophaalde, herkende [benadeelde partij 1] als haar medestudente en aangeefster [benadeelde partij 2] . Verdachte zei dat [benadeelde partij 2] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde partij 2] ) extra geld bij de ING-bank op haar bankpas zou zetten. Hij stuurde daarna een Tikkie van € 160,-; [benadeelde partij 1] heeft dat bedrag toen betaald. Verdachte wilde desgevraagd die bankpas niet teruggeven aan [benadeelde partij 1] , waarop [benadeelde partij 1] haar bankpas heeft geblokkeerd.
Op 8 januari 2021 heeft de oom van aangeefster [benadeelde partij 3] contact opgenomen met de vader van [benadeelde partij 1] , omdat [benadeelde partij 3] de bankpas van [benadeelde partij 1] in haar bezit had. Via de oom van
[benadeelde partij 3] hoorde [benadeelde partij 1] toen dat zij precies hetzelfde heeft meegemaakt met dezelfde persoon en dat [benadeelde partij 3] aangifte had gedaan.
Uiteindelijk heeft [benadeelde partij 1] in de periode van 7 december 2020 tot en met 19 december 2020 in totaal € 270,80 overgemaakt naar rekeningnummers van verdachte via Tikkies.
[benadeelde partij 1] heeft ook verklaard dat verdachte dingen zei waarin hij haar familie met de dood bedreigde en dat hij zei dat hij haar zusjes, de tweeling, dood ging maken. Ook blijkt uit de door [benadeelde partij 1] overgelegde screenshot van een Snapchatgesprek met verdachte dat hij stuurde:
“
Billah als je het niet regelt ga je zienJij en je familie zijn dan doodNiemand gaat je kunnen helpen”.[benadeelde partij 2]
Aangeefster [benadeelde partij 2] heeft - zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. Zij had in november 2020 met [naam 6] in Utrecht afgesproken. Zij was toen zestien jaar oud en heeft een islamitische achtergrond. Tijdens deze afspraak heeft [benadeelde partij 2] haar hoofddoek afgedaan, zijn zij samen op bed gaan liggen en heeft [benadeelde partij 2] ter hoogte van het geslachtsdeel van [naam 6] op hem gezeten. Ook heeft [benadeelde partij 2] met haar jurk omhoog gezeten, zodat [naam 6] door haar panty heen haar billen kon zien. [naam 6] heeft hiervan, volgens [benadeelde partij 2] , verschillende foto’s gemaakt.
Ongeveer een week later stuurde een vriendin van [benadeelde partij 2] , genaamd [naam 7] , via Snapchat een bericht naar haar dat er een meisje op de school van [benadeelde partij 2] , genaamd [benadeelde partij 1] , om haar gebruikersnaam op Snapchat vroeg. [benadeelde partij 2] vond het goed dat [benadeelde partij 1] haar Snapchat kreeg. [benadeelde partij 2] heeft uiteindelijk nooit de Snapchat van [benadeelde partij 1] gekregen, maar wel die van verdachte. In een bericht van verdachte stond dat [benadeelde partij 2] exposed ging worden en dat haar video’s op Telegram zouden worden gegooid en dat hij haar zou helpen, omdat hij hier ervaring mee had. [benadeelde partij 2] moest wel geld gaan betalen.
De volgende dag heeft [benadeelde partij 2] met verdachte afgesproken in Amsterdam. Verdachte vertelde dat hij [benadeelde partij 2] ging helpen en haar zou beschermen. Omdat [benadeelde partij 2] honger had, kwam een vriend van verdachte, genaamd [naam 8] , eten naar hen brengen. Eenmaal thuis bleef [benadeelde partij 2] in contact met verdachte. Verdachte kwam dan terug op het geld en vertelde [benadeelde partij 2] dat zij geld moest regelen. Zij moest (nog steeds) geld betalen zodat haar foto’s en video’s niet openbaar gemaakt zouden worden. [benadeelde partij 2] zei dat zij niets had en moest van verdachte dan thuis nog eens goed kijken. Verdachte vertelde ook dat er een meisje op de school van [benadeelde partij 2] zou zijn die gegevens had van haar en deze zou willen verspreiden. Dit zou zij doen om [benadeelde partij 2] neer te halen. [benadeelde partij 2] moest van verdachte naar haar huis gaan. Zij zou via haar brievenbus geld en haar bankpas geven aan [benadeelde partij 2] . Deze bankpas stond op naam van [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 2] moest naar de ING gaan om geld te storten op de rekening van [benadeelde partij 1] . Verdachte vertelde [benadeelde partij 2] ook dat hij geld zou storten op een exposed account, zodat haar foto’s en video’s niet verder zouden worden verspreid. Verdachte had aan [benadeelde partij 2] gevraagd de bankpas aan [benadeelde partij 1] terug te geven, maar [benadeelde partij 2] wist niet meer waar [benadeelde partij 1] woonde.
Ongeveer twee dagen daarna, op 7 of 8 december 2020, werd [benadeelde partij 2] gebeld door verdachte. Hij vertelde onder andere dat een jongen, genaamd [naam 9] , in de buurt van [benadeelde partij 2] woonde die haar zou willen verkrachten.
Op 15 december 2020 heeft [benadeelde partij 2] met verdachte afgesproken in een hotel achter [locatie 1] en daar is zij intiem met hem geweest. Later is gebleken dat dit hotel [hotel] betrof. [benadeelde partij 2] verklaarde dat zij daar uit vrije wil was, maar dat zij achteraf spijt heeft omdat zij ook bang was. Ondanks dit was zij toch nog een keer uit vrije wil in het hotel met verdachte geweest. Daar waren zij weer intiem geweest en had [benadeelde partij 2] een ontbloot lichaam. Eenmaal thuis kreeg zij een bericht via Snapchat waarin verdachte vroeg of zij niet nog wat geld had. Verdachte zou anders de gevangenis ingaan. [benadeelde partij 2] had € 300,- gespaard en heeft dit samen met haar bankpas op 16 december 2020 door haar brievenbus naar buiten geschoven, zodat verdachte dit kon pakken. [benadeelde partij 2] had haar inloggegevens en wachtwoord van de ING bank via WhatsApp aan verdachte gegeven.
Verdachte vertelde [benadeelde partij 2] dat het geld niet voldoende was en hij vroeg telkens om weer te kijken of er geld lag. Ook vroeg hij of [benadeelde partij 2] goud had liggen, zodat hij dat kon verpanden. [benadeelde partij 2] heeft toen drie of vier gouden ringen, een armband van haar moeder, een Michael Kors horloge en twee gouden armbanden van haar zelf aan de vriend van verdachte, [naam 8] , gegeven. [benadeelde partij 2] had eerder van haar vriendin [naam 7] een gouden ring en een armband gekregen, omdat zij geld nodig had voor verdachte. Ook deze sieraden heeft zij aan [naam 8] gegeven op station [locatie 2] in Amsterdam op een woensdag.
Verdachte vroeg daarnaast ook aan [benadeelde partij 2] of zij een vriendin had die haar geld kon geven. [benadeelde partij 2] heeft toen aan een klasgenoot [naam 3] gevraagd of hij geld wilde overmaken naar verdachte. [naam 3] heeft via [benadeelde partij 2] een door verdachte gestuurde Tikkie van € 30,- ontvangen en betaald. [benadeelde partij 2] had hetzelfde gevraagd aan haar vriendin [naam 4] . [naam 4] had maar € 20,- en dit heeft [benadeelde partij 2] doorgegeven aan verdachte. [benadeelde partij 2] kreeg uiteindelijk een Tikkie voor dat bedrag van verdachte. Dit betalingsverzoek heeft zij doorgestuurd aan [naam 4] en is door die [naam 4] betaald.
Omdat dit voor verdachte niet voldoende was, heeft [benadeelde partij 2] haar buurmeisje [benadeelde partij 3] voorgesteld. Verdachte vertelde aan [benadeelde partij 2] dat hij met haar in contact zou treden. Verdachte wist haar, volgens [benadeelde partij 2] , ook te bedreigen waardoor zij ook geld aan verdachte had gegeven. [benadeelde partij 2] zat tussen deze bedreigingen in. [benadeelde partij 2] moest aan [benadeelde partij 3] vertellen dat zij geld moest geven aan verdachte. [benadeelde partij 2] voelde zich hiertoe gedwongen omdat hij veel over haar wist.
Vriendin [naam 7] heeft als getuige verklaard dat [benadeelde partij 1] haar heeft gevraagd om de Snapchat van [benadeelde partij 2] en dat zij dit toen heeft doorgegeven. Ook heeft [naam 7] verklaard dat [benadeelde partij 2] een keer heeft gevraagd of zij een ring mocht lenen, maar dat zij die ring nooit meer heeft teruggekregen. [naam 7] hoefde deze ring ook niet terug, want zij hoopte dat [benadeelde partij 2] dan overal vanaf zou zijn. [naam 7] had namelijk gehoord dat zij die ring heeft gebruikt om van hem af te komen.Ook klasgenoot [naam 3] en vriendin [naam 4] verklaarden als getuigen dat zij respectievelijk Tikkies van € 30,- en € 20,- over hebben gemaakt voor [benadeelde partij 2] . Beide bedragen zijn overgemaakt naar een rekeningnummer van verdachte.
Daarnaast heeft verdachte op 5 januari 2021 telefonisch contact opgenomen met de moeder van [benadeelde partij 2] . Volgens verdachte werd hij werd bedreigd vanwege een geldkwestie en wilde hij [benadeelde partij 2] hierbij niet betrekken.
[benadeelde partij 3]
Aangeefster [benadeelde partij 3] heeft - onder andere - het volgende verklaard. Zij heeft in oktober 2020 [naam 10] twee keer gezien. Zij hadden afgesproken bij een bos in Amsterdam, omdat [benadeelde partij 3] niet wilde dat haar ouders wisten dat zij met iemand af zou spreken. [benadeelde partij 3] is islamitisch en wordt vanuit haar culturele- en geloofsachtergrond beschermd opgevoed. [benadeelde partij 3] was toen dit speelde vijftien jaar oud.
[benadeelde partij 3] heeft [naam 10] bij hun eerste afspraak gepijpt. Omdat [benadeelde partij 3] besloot dat ze geen relatie met hem wilde en hem dit wilde vertellen, heeft zij met [naam 10] via Snapchat een tweede afspraak gemaakt. Nog diezelfde week spraken zij een keer met elkaar af, ditmaal in zijn auto. [benadeelde partij 3] heeft [naam 10] toen, om er een punt achter te kunnen zetten, nogmaals gepijpt. In de dagen daarna bleef [naam 10] via Snapchat [benadeelde partij 3] vragen om af te spreken.
Daarna kreeg [benadeelde partij 3] op 21 december 2020 een vriendschapsverzoek op Instagram van verdachte. Nadat [benadeelde partij 3] op verzoek van verdachte haar Snapchat gebruikersnaam had gegeven, ontving zij een bericht via Snapchat van hem. Verdachte schreef dat hij naar huis reed en dat [benadeelde partij 3] ondertussen na moest denken over wat zij de afgelopen tijd verkeerd had gedaan. [benadeelde partij 3] las dat zij op Telegram gezet ging worden en begreep niet wat verdachte bedoelde. Verdachte vroeg vervolgens of [benadeelde partij 3] ooit naaktfoto’s naar iemand had gestuurd. [benadeelde partij 3] zei dat zij dit nog nooit had gedaan, maar verdachte benoemde daarna dat [benadeelde partij 3] ooit iets had gedaan met een jongen uit Amsterdam-Oost. [benadeelde partij 3] ontkende dit. Verdachte bleek veel over [benadeelde partij 3] te weten, waaronder de naam van haar moeder, hoeveel ooms [benadeelde partij 3] had, waar zij woonde, naar welke school zij ging, in welk leerjaar zij zat en hij had ook haar telefoonnummer. Hierdoor werd [benadeelde partij 3] bang en begon zij te twijfelen of er misschien een filmpje van haar was gemaakt door [naam 10] . Hij had namelijk zijn telefoon in zijn handen gehouden toen [benadeelde partij 3] hem pijpte. [gebruikersnaam 1] stuurde
[benadeelde partij 3] het Snapchataccount [gebruikersnaam 17] door. Zij (de rechtbank begrijpt: de gebruiker van dit snapchataccount) zou [benadeelde partij 3] kunnen helpen en vertelde haar dat zij geld moest betalen, zodat het filmpje niet zou worden geplaatst op Telegram. [gebruikersnaam 17] zou bij verdachte controleren hoe hoog het bedrag moest zijn.
Verdachte nam op 22 december 2020 weer contact op met [benadeelde partij 3] via Snapchat. Hij zei dat [benadeelde partij 3] naar het Centraal Stationin Amsterdam moest komen met € 1.400,-. [benadeelde partij 3] is daar naartoe gegaan en heeft daar met verdachte in de omgeving gelopen. Volgens verdachte hadden drie meisjes en een jongen over [benadeelde partij 3] gesproken. Een van die meisjes heette [benadeelde partij 2] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde partij 2] ). Verdachte vroeg of [benadeelde partij 3] nog meer informatie over [benadeelde partij 2] had, hetgeen zij niet had. Diezelfde avond nam [benadeelde partij 2] via Snapchat contact op met [benadeelde partij 3] . Die vertelde dat ze was gebeld door een man met een anoniem telefoonnummer en dat hij had gezegd dat iemand een seksueel getint filmpje van [benadeelde partij 3] ging posten op Snapchat. [benadeelde partij 2] zei dat zij [benadeelde partij 3] moest helpen. Ook bood zij haar excuses aan omdat [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] , die buurmeisjes van elkaar zijn, het nooit zo goed met elkaar konden vinden. [benadeelde partij 2] wilde [benadeelde partij 3] desondanks toch helpen, want zij had ook een keer zoiets meegemaakt. Die avond heeft [benadeelde partij 3] aan verdachte ook de Snapchat van het nichtje van [naam 10] gegeven, [naam 11] geheten. Daarna heeft verdachte [naam 11] een bericht gestuurd. Zij heeft aan verdachte ook het nummer van [naam 10] gegeven, waarna verdachte hem heeft gebeld en een afspraak heeft gemaakt. Verdachte heeft die avond ook tegen [benadeelde partij 3] gezegd dat het filmpje op een grotere Telegramgroep zou worden gedeeld. [benadeelde partij 3] hoorde via via dat zij € 1.200,- moest betalen om dit te voorkomen. [benadeelde partij 3] heeft daarom € 1.200,- gegeven aan [naam 11] bij de Dirk in Amsterdam [locatie 2] .
Op 23 december 2020 hebben [naam 10] en [naam 11] en verdachte afgesproken bij het Centraal Station om die € 1.200,- te betalen. Verdachte heeft toen [benadeelde partij 3] gebeld en gezegd dat iemand zijn excuses wilde aanbieden. [benadeelde partij 3] hoorde toen [naam 10] zeggen dat hij zijn excuses aanbood voor wat er was gebeurd, maar dat hij niet achter de afpersing zat. [benadeelde partij 2] heeft [benadeelde partij 3] op 24 december 2020 ook een bankpas op naam van [benadeelde partij 1] gegeven. [benadeelde partij 3] zou de bankpas bij zich moeten houden.
Ook [naam 10] en [naam 11] verklaarden als getuigen dat zij € 1.200,-, van [benadeelde partij 3] , aan verdachte, op Amsterdam Centraal Station hebben gegeven. Zij herkenden verdachte van door de politie getoonde foto’s.Uit de gegevens van het rekeningnummer van verdachte is gebleken dat op 23 december 2020 driemaal op Amsterdam Centraal Station van zijn rekening werd gepind.
[benadeelde partij 7]
Aangeefster [benadeelde partij 7] heeft - samengevat - het volgende verklaard. Zij kreeg op 12 juni 2021 - toen zestien jaar oud - ruzie in een Facetimegesprek met [naam 12] (de rechtbank begrijpt: [naam 12] ) en [naam 13] (de rechtbank begrijpt: [naam 13] ) en dat [naam 13] tegen haar heeft gezegd dat hij haar ging exposen op Telegram. Tien minuten later werd [benadeelde partij 7] door veel verschillende telefoonnummers gecontacteerd. Die mensen zeiden allemaal dat [benadeelde partij 7] “gelekt” was en dus op Telegram stond, waardoor [benadeelde partij 7] aan hen een screenshot van het Telegrambericht had gevraagd. [benadeelde partij 7] zag dat het een video van haar betrof, waarop zij lachgas aan het gebruiken was. Bij het Telegrambericht in de Telegramgroep [telegramgroep 1] stond haar telefoonnummer en de tekst: “Een kebber (de rechtbank begrijpt: hoer) uit Apeldoorn”. [benadeelde partij 7] herkende de video als een video van ongeveer twee jaar daarvoor. Zij had deze video een jaar geleden naar [naam 13] gestuurd. [benadeelde partij 7] hoorde een dag later via een vriendin [naam 14] dat ook een ander haar zou willen exposen op Telegram met een video waarin zij zich aan het omkleden was. [benadeelde partij 7] hoorde van vrienden dat berichten, foto’s en video’s verwijderd konden worden door de beheerder van de Telegramgroep. Van [naam 14] kreeg zij het Snapchataccount van de beheerder. [benadeelde partij 7] heeft daarom op 14 juni 2021 via Snapchat contact opgenomen met de beheerder van de Telegramgroep. Zij kon het oplossen door te kiezen uit drie opties; een naaktvideo sturen, seks met hem hebben of betalen. Zij koos voor betalen. De beheerder zei dat als [benadeelde partij 7] € 200,- zou hebben betaald, zij niet zou worden exposed. [benadeelde partij 7] heeft dat bedrag in drie deelbetalingen overgemaakt naar een rekeningnummer van verdachte. Diezelfde dag stuurde [naam 14] een tweede Snapchataccount door. De eigenaar van de Telegramgroep berichtte [benadeelde partij 7] op
15 juni 2021 dat iemand hem € 500,- had betaald om [benadeelde partij 7] te exposen. [benadeelde partij 7] moest daarom meer dan € 500,- betalen om te voorkomen dat zij weer werd geexposed. De beheerder zei dat zij veel geld op haar rekening had staan en noemde, volgens [benadeelde partij 7] , ook het exacte bedrag en dat zij een jongeren-rekening of spaarrekening had. [benadeelde partij 7] was daarom bang dat haar telefoon was gehackt. Ook stuurde de beheerder haar een foto van haar met een gouden jurk aan.
[benadeelde partij 7] moest toen van de beheerder € 1.200,- betalen. Zij heeft uiteindelijk nog vier betalingen van respectievelijk € 500,-, € 450,-, € 100,- en € 130,- (in totaal € 1.380,-) overgemaakt op een rekeningnummer van verdachte. Dit blijkt uit de screenshots die [benadeelde partij 7] bij haar aangifte heeft gevoegd. [benadeelde partij 7] verklaarde dat zij dit heeft gedaan omdat zij wilde voorkomen dat haar naam of familienaam wordt aangetast, en dat het binnen haar kring niet wordt goedgekeurd dat men naakt, bijna naakt of alleen al met een decolleté op internet komt te staan.
4.3.1.7. Verklaring(en) van verdachte over de (redenen achter) de betalingen
Verdachte heeft op zitting het volgende verklaard over de aanleiding en achtergrond van de beschreven betalingen.
Het zijn juist aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 7] en aangever [benadeelde partij 6] geweest die contact met hem hebben opgenomen voor hulp. [benadeelde partij 3] kent verdachte niet en haar heeft hij ook nooit ontmoet. Verdachte wist dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] islamitisch waren; hij had gezien dat zij een hoofddoek droegen. Verdachte heeft eerst genoemde personen uit medelijden geholpen. Zij zeiden namelijk dat ze zwart gemaakt zouden worden of dat ze schulden hadden. Hij heeft van aangeefsters en aangever de gegevens van deze personen gekregen, zodat hij met hen contact kon opnemen. Verdachte kende deze mensen in principe niet. Verdachte stond bekend als een persoon die anderen hielp, dus vond het ook niet vreemd dat zij contact met hem opnamen. Verdachte ging vervolgens praten met de mensen die dreigden de aangeefsters en aangever zwart te maken. Hij bleef dan zeuren en dan kwam het uiteindelijk goed.
Volgens verdachte hebben [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd en de verhalen over de pinpas van [benadeelde partij 1] zijn leugens.
Verdachte heeft aangeefsters en aangever niet bedreigd en kent ook geen [naam 5] , [naam 9] of [naam 8] , over wie in de respectievelijke aangiftes is gesproken.
Verdachte heeft in de zaak van [benadeelde partij 4] in 2019 bij de politie verklaard dat hij
heeft ontmoet en van haar hoorde dat zij ruzie had met haar ouders. [benadeelde partij 4] had aan verdachte gevraagd of hij goud voor haar wilde verkopen, omdat zij dit zelf vanwege haar leeftijd, zij was destijds nog geen achttien jaar, niet kon. [benadeelde partij 4] heeft verdachte daarom een armband en een ketting gegeven, die verdachte heeft verkocht in Schiedam. Hij heeft [benadeelde partij 4] vervolgens het geld gegeven. [benadeelde partij 4] heeft na een tijdje gevraagd of verdachte nog meer goud voor haar zou willen verkopen, maar dit heeft hij toen niet gedaan.
In de zaak van [benadeelde partij 5] heeft verdachte in 2020 bij de politie verklaard dat [benadeelde partij 5] contact met hem had gezocht, omdat er naaktfoto’s of video’s van haar zouden zijn. Verdachte heeft haar toen geadviseerd om naar haar ouders te gaan en het proberen op te lossen. [benadeelde partij 5] zou op een gegeven moment twee telefoons hebben gegeven aan een jongen die de telefoons aan verdachte zou geven, zodat verdachte geld zou hebben om haar te kunnen helpen. Verdachte verklaarde toen bekend te staan als iemand die mensen hielp als er foto’s waren.
4.3.1.8. Beoordeling van feit 1
Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor de bedragen die telkens door aangeefsters, aangever of anderen op verzoek van hem op zijn rekeningnummers zijn gestort. De bedragen zijn volgens de verklaring van verdachte immers voor een ander dan verdachte, die slechts optrad als bemiddelaar, bedoeld. Ook is de verklaring van verdachte, namelijk dat hij contact had met degenen die aangeefsters of aangever zouden exposen en op welke wijze dit dan zou zijn geschied, op geen enkele manier onderbouwd. Ook vindt zijn verklaring dat niet hij maar een ander of anderen achter de betalingsverzoeken en de dreigementen / chantage zit of zitten geen steun in het dossier.
Verdachte heeft daarnaast ook niet onderbouwd op welke onderdelen de verklaringen van aangeefsters [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] op elkaar zouden zijn afgestemd.
De rechtbank gaat daarom uit van de verklaringen van aangeefsters en aangever en stelt vast dat deze verklaringen consistent zijn. De rechtbank stelt vast dat deze verklaringen van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] voor de modus operandi ook overeenkomen met de verklaringen van aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 7] en aangever [benadeelde partij 6] . Daarbij is ook van belang dat de laatstgenoemde personen, op de in Amsterdam- [locatie 2] woonachtige [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] na, allemaal afkomstig zijn uit verschillende delen van Nederland, elkaar niet kennen en hun verklaringen niet op elkaar hebben kunnen afstemmen. Dat de verklaringen van aangeefsters en aangever bij de rechter-commissaris enigszins afwijken van hun aangiftes, maakt niet dat daardoor de verklaringen als ongeloofwaardig moeten worden bestempeld en niet kunnen gebruikt voor het bewijs. Voor de verklaring van aangeefster [benadeelde partij 7] bij de rechter-commissaris geldt iets anders, maar dat zal hierna onder zaak B worden besproken.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verklaringen van aangeefsters en aangever steun vinden in objectieve bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de overschrijvingen naar de rekeningnummers van verdachte, het inwisselen van goud bij juweliers in januari 2019, de pintransacties van het rekeningnummer van verdachte op 23 december 2020, de getuigenverklaringen van [naam 3] , [naam 4] , [naam 7] , [naam 10] en [naam 11] en het aantreffen van de pinpas van [benadeelde partij 1] , die door [benadeelde partij 2] is opgehaald, bij [benadeelde partij 3] . Het verweer over de betrouwbaarheid van de aangeefsters en aangever wordt daarom verworpen.
Modus operandi
De rechtbank stelt gelet op alle verklaringen de volgende modus operandi vast. Verdachte is, met uitzondering van aangeefster [benadeelde partij 7] , telkens degene geweest die contact zocht met aangeefsters en aangever. Verdachte nam de rol van zogenaamde bemiddelaar aan tussen het slachtoffer en de zogenaamde kwaadwillende tegenpartij die de slachtoffers zou willen exposen. Verdachte creëerde daarbij een afhankelijkheidsrelatie, omdat bij de slachtoffers telkens sprake was van schaamtegevoelens. Verdachte deed het voorkomen dat hij kon helpen als hij geld, goud of andere waardevolle spullen die hij kon verpanden van hen ontving. Ook verhoogde verdachte vaak het te betalen bedrag en liet hij zich op dreigende en dwingende wijze uit tegen aangeefsters en aangever, waarbij hij in sommige gevallen ook dreigde met geweld. Daarnaast probeerde verdachte, zoals onder andere is gebleken uit de Scrambled weergegeven gesprekken op zijn telefoon en verschillende aangiftes, informatie over zijn slachtoffers (bij anderen) probeerde te vergaren.
De rechtbank is van oordeel dat het dreigen met exposen, het doorsturen van naaktfoto’s of video’s of andere compromitterende beelden valt onder de dreiging van het openbaar maken van een geheim. Uit voornoemde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook gebleken dat de betalingen die zijn gedaan door aangeefsters en aangever rechtstreeks in verband staan met de dreiging van het openbaar maken van een geheim en/of de dreiging met geweld.
De verklaring van verdachte, dat hij het geld zou hebben afgestaan aan de degene die de slachtoffers zou exposen, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het dossier. Verdachte wilde of kon op specifieke vragen van de rechtbank over wat er nadien met de betalingen aan verdachte is gedaan evenmin antwoord geven. Daarnaast merkt de rechtbank op dat uit de feiten en omstandigheden al is gebleken dat verdachte tussen de rekeningnummers [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 6] transacties uitvoerde met daarbij de beschrijving ‘ [gebruikersnaam 1] ’. De rechtbank heeft daarom de overtuiging dat de door hem afhandig gemaakte geldbedragen steeds ten behoeve van hemzelf zijn geweest. Ditzelfde geldt voor de gouden sieraden en iPhones, welke hij volgens zijn modus operandi steeds wilde verpanden. Uit de bewijsmiddelen is immers gebleken dat verdachte ook daadwerkelijk goud heeft verpand en hiervoor geldbedragen heeft ontvangen.
De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte aangeefsters [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 7] en aangever [benadeelde partij 6] , ten behoeve van zichzelf, door de dreiging van het openbaar maken van een geheim en/of het dreigen met geweld heeft gedwongen tot afgifte van geldbedragen, sieraden of iPhones
[benadeelde partij 4]
Verdachte heeft aangeefster [benadeelde partij 4] , nadat hij dreigde naaktfoto’s van haar openbaar te maken en te dreigen met geweld, gedwongen tot de afgifte van vijf kettingen, vier ringen en twaalf armbanden. Verdachte heeft hier alleen gehandeld en de rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen in de zaak van [benadeelde partij 4] .
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij voor de afpersing van het geldbedrag van € 471,-, omdat dit geldbedrag niet is overgemaakt na dreiging van het openbaar maken van een geheim of een dreiging met geweld. Dit geld is overgemaakt na de mededeling dat [naam 5] door deze betaling uit de gevangenis kon en is daarom niet te kwalificeren als afpersing.
[benadeelde partij 5]Verdachte heeft aangeefster [benadeelde partij 5] gedwongen twee iPhones af te staan aan verdachte en medeverdachte [naam 1] , doordat verdachte had gedreigd naaktfoto’s van haar op Telegram te plaatsen en te dreigen met geweld. De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en [naam 1] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarom acht de rechtbank hier het medeplegen bewezen.
[benadeelde partij 6]
Verdachte heeft aangever [benadeelde partij 6] gedwongen tot de afgifte € 29.495,- door te dreigen naaktfoto’s van hem openbaar te maken. Verdachte handelde alleen en zal daarom in de zaak van [benadeelde partij 6] worden vrijgesproken van het medeplegen.
[benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]Verdachte heeft aangeefster [benadeelde partij 2] gedwongen tot de afgifte van € 350,- , ringen, drie armbanden en een horloge van het merk Michael Kors, doordat verdachte heeft gedreigd [benadeelde partij 2] te exposen en te dreigen met geweld, namelijk met de informatie dat ene [naam 9] haar zou willen verkrachten. Verdachte heeft van [benadeelde partij 2] uiteindelijk zijn medepleger gemaakt. Immers heeft verdachte de pinpas bij [benadeelde partij 1] door [benadeelde partij 2] laten ophalen, welke zij later weer aan [benadeelde partij 3] heeft gegeven. Ook heeft [benadeelde partij 2] in opdracht van verdachte contact gezocht met [benadeelde partij 3] over de betalingen die door haar zouden moeten worden gedaan. Uiteindelijk heeft verdachte dus samen met aangeefster [benadeelde partij 2] aangeefster [benadeelde partij 1] gedwongen tot de afgifte van € 270,80, door te dreigen met het openbaar maken van een gefotoshopte naaktfoto en te dreigen met geweld. Verdachte heeft samen met aangeefster [benadeelde partij 2] ook [benadeelde partij 3] gedwongen tot de afgifte van € 1.200,- door te dreigen dat er een seksueel getint filmpje van haar zou worden geplaatst.
Omdat uit het dossier onvoldoende blijkt waaruit de nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam 8] en verdachte bestond, spreekt de rechtbank verdachte in de zaak van [benadeelde partij 2] vrij van het medeplegen.
De rechtbank acht gelet op voorgaande in de zaken van aangeefsters [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] het medeplegen bewezen, omdat de samenwerking tussen verdachte en [benadeelde partij 2] in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
Omdat uit de aangifte van [benadeelde partij 3] niet blijkt dat zij op 22 december 2020 € 1.400,- heeft overhandigd aan verdachte en de betalingen van € 1.300 en € 12.100,- onvoldoende steun vinden in het dossier, zal verdachte daarvoor worden vrijgesproken.
[benadeelde partij 7]Verdachte heeft aangeefster [benadeelde partij 7] gedwongen tot de afgifte van € 1.380,- door te dreigen haar te exposen op Telegram. Uit de aangifte van [benadeelde partij 7] komt de naam [naam 14] naar voren. Op advies van [naam 14] zou [benadeelde partij 7] contact hebben opgenomen met verdachte. Nu uit het dossier onvoldoende blijkt wat haar rol in dit geheel precies is geweest, zal verdachte ook voor [benadeelde partij 7] worden vrijgesproken van het medeplegen.
4.3.1.9. Verklaring van verdachte ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd.
4.3.1.10 Beoordeling van feit 2
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich, overigens op grond van verschillende redeneringen, op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich (al dan niet als medepleger) schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens aangeefster [benadeelde partij 2] .
De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt slechts ten dele kan worden gevolgd en dat deels bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit aan hem tenlastegelegde feit.
Partiële vrijspraak artikel 273f lid 1 sub 1 Sr
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte één van de in feit 2 (ten eerste) beschreven handelingen jegens genoemde [benadeelde partij 2] heeft verricht. Van die handelingen zou slechts de handeling ‘werven’ relevant kunnen zijn maar er is geen bewijs voor de in de lezing van de rechtbank daartoe feitelijk uitgewerkte gedragingen achter de gedachtestreepjes 1, 3, 4 en 5. Verdachte dient dan ook voor dat op artikel 273f, eerste lid sub 1 Sr geënte verwijt te worden vrijgesproken.
Bewijs voor artikel 273f lid 1 sub 4 en artikel 273f lid 1 sub 6 Sr
Ten aanzien van deze feiten is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze feiten, kortgezegd criminele uitbuiting en het voordeel trekken uit uitbuiting ten laste van [benadeelde partij 2] , heeft begaan. Daartoe is het volgende redengevend.
Ten aanzien van artikel 273f lid 1 sub 4 Sr
Vast staat dat ten tijde van het plegen van de verweten handelingen door verdachte, globaal eind november 2020, [benadeelde partij 2] (geboren op 1 april 2004) zestien jaar oud was. Verdachte was op dat moment eenentwintig jaar, vijf jaar ouder dan [benadeelde partij 2] en meerderjarig. Deze minderjarigheid is voor de beoordeling van de rechtbank zoals hierna zal blijken van belang.
Voor een bewezenverklaring op grond van artikel 27f lid 1 sub 4 Sr. is het - voor zover hier van belang - vereist dat kan worden bewezen:
dat gebruik is gemaakt van dwangmiddelen als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 1 Sr;
een ander (daarmee) gedwongen is tot het verrichten van (criminele) diensten;
dat sprake was van het oogmerk van uitbuiting.
Ad a.
Hiervoor is vastgesteld dat verdachte zich ten koste van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] (en overigens een aanzienlijk aantal andere slachtoffers) op de aldaar bewezenverklaarde wijze heeft bevoordeeld door afpersing en bedreiging. Daarmee staat vast dat gebruik is gemaakt van meer dwangmiddelen, te weten dwang, een andere feitelijkheid, dreiging met een andere feitelijkheid, dreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie. Verdachte was zich bewust van haar kwetsbaarheid. Sterker nog: hij zette zijn kennis over de achtergrond van [benadeelde partij 2] , haar geloof en het belang van naam en eer van haar familie actief in.
Daarmee is voldaan aan het eerstgenoemde vereiste. Voor de kwetsbare positie is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie waarin voor [benadeelde partij 2] geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze bestond dan het misbruik te ondergaan. Daarbij is relevant dat niet het perspectief van de verdachte maar dat van het slachtoffer relevant is.
De rechtbank wijst daartoe mede op hetgeen hierna wordt overwogen.
Ad b.
Op grond van hetgeen onder feit 1 is overwogen en blijkens de daartoe aangehaalde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte [benadeelde partij 2] , nadat verdachte haar via zijn account [gebruikersnaam 13] (in een latere (Snap)chat vertelde ‘ [gebruikersnaam 2] ’ [gebruikersnaam 1] te heten) had benaderd rond 1 december 2020, en vanaf dat moment door verdachte werd gedwongen geld te betalen en waardevolle spullen aan hem af te geven. Verdachte zou haar helpen bij het voorkomen dat zij zou worden exposed. Kort daarvoor had verdachte [benadeelde partij 2] al in contact laten brengen met een ander slachtoffer, [benadeelde partij 1] , en heeft hij haar ingezet om nadien (financiële) hand- en spandiensten te verrichten ten behoeve van verdachte en ten laste van genoemde [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 2] heeft ook zelf geld aan verdachte afgedragen om te voorkomen dat zij zou worden exposed.
Rond 7 of 8 december 2020 heeft verdachte [benadeelde partij 2] telefonisch benaderd en verteld dat sprake was van ene [naam 9] die van plan was haar te verkrachten en hij verdachte deze [benadeelde partij 6] in elkaar had geslagen. Een week later, 15 december 2002, hadden verdachte en [benadeelde partij 2] seksueel contact in een hotel in Amsterdam. Op die dag, nadat zij naar huis was teruggekeerd, ontving [benadeelde partij 2] een Snapchat bericht van verdachte waarin hij haar vroeg of zij echt niet nog wat geld had omdat hij anders de gevangenis in moest. Zij heeft daags daarna € 300,- en haar bankpas en inloggegevens en wachtwoord van haar rekening aan verdachte verstrekt en ter beschikking gesteld.
Het betreffende geld zou echter niet voldoende te zijn. Verdachte heeft [benadeelde partij 2] telkens opnieuw om geld gevraagd en voorgesteld of er geen goud (thuis) lag dat hij zou kunnen verpanden. Nadat hij haar had uitgelegd wat dat betekende heeft zij de onder feit 1 genoemde sierraden aan verdachtes ‘beste vriend’, ene [naam 8] , gegeven. Dit weer ten behoeve van hem, verdachte.
Vervolgens heeft verdachte gevraagd of [benadeelde partij 2] geen vriend of vriendinnen hadden die zij om geld zou kunnen vragen. Vastgesteld is dat inderdaad een vriend en een vriendin geld naar verdachte hebben overgemaakt.
Omdat dit ook onvoldoende bleek en [benadeelde partij 2] niet meer over geld of waardevolle goederen zou beschikken, heeft [benadeelde partij 2] haar buurmeisje [benadeelde partij 3] , in de visie van de rechtbank als slachtoffer voorgesteld. Deze [benadeelde partij 3] is vervolgens door verdachte benaderd en bedreigd. In dat verband wordt gewezen op de overwegingen aangaande [benadeelde partij 3] onder feit 1. Blijkens haar aangifte zat [benadeelde partij 2] tussen deze bedreigingen in en moest zij van alles doorgeven aan [benadeelde partij 3] . Bijvoorbeeld dat [benadeelde partij 3] geld moest geven aan [gebruikersnaam 1] . Het zou gaan om veel meer geld dat [benadeelde partij 2] had afgegeven.[benadeelde partij 3] heeft zelf aangifte gedaan tegen verdachte en is door de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft in grote lijnen bevestigd wat [benadeelde partij 2] heeft verklaard over haar rol in de afpersing van [benadeelde partij 3] . Ook [benadeelde partij 2] is door de rechter-commissaris gehoord en haar verklaring komt in grote lijnen overeen met haar aangifte en is voorzien van nadere detaillering en ook dat verdachte haar had geïnstrueerd wat zij tegen [benadeelde partij 3] moest zeggen.
Op grond van onder meer hetgeen hiervoor is overwogen kan worden vastgesteld dat de emotionele druk, de voortdurende angst om te worden exposed met alle gedachte gevolgen van dien en de onmogelijkheid om aan de toenemende financiële eisen van verdachte te voldoen en de slinkse wijze van opereren door verdachte ertoe hebben geleid dat zij als het ware werd meegezogen in zijn criminele praktijken, daaraan en kortgezegd geen kant meer op kon. Dat zij uiteindelijk begin januari 2021 haar familie in vertrouwen nam en aangifte deed, doet daaraan niet af.
De rechtbank concludeert dan ook dat het verdachte was die [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot het verrichten van diensten zoals deze hem worden verweten.
Ad c.
Tenslotte dient te vraag te worden beantwoord of sprake was van het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend.
De beoordeling van de vraag of er sprake is van uitbuiting dient plaats te vinden aan de hand van het door de Hoge Raad in zijn arrest van 27 oktober 2009 geformuleerde kader. “Het in art. 273a, eerste lid, (oud) Sr voorkomende bestanddeel (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. Blijkens de hiervoor onder 2.3.2 weergegeven memorie van toelichting doelt deze bepaling op een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij, waarbij als voorbeeld wordt genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden. De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.” (ECLI:NL:HR:2009:BI7099, rov. 2.6.1, NJ 2010/598 m.nt. Buruma). Deze maatstaf die ook in latere rechtspraak van de Hoge Raad is gehanteerd en aangevuld dient ook in deze criminele uitbuitingszaak te worden aangelegd. Daarbij heeft te gelden dat die afweging bij minderjarigen een andere kan zijn dan bij meerderjarigen. Ad a. de aard en duur van de tewerkstelling.
Verdachte heeft een minderjarige meermalen gedwongen ingezet, als ware een medepleger, bij de afpersing van een andere eveneens kwetsbare minderjarige en gebruikmakend van haar kwetsbare positie gedurende een periode van ruim één maand.
Ad b. de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt.
Verdachte heeft [benadeelde partij 2] volkomen klem gezet door bedreigingen, misbruik van haar kwetsbare positie en haar financieel ernstig benadeeld, bij haar lagen slechts de beperkingen, bij verdachte geen enkele.
Ad c. het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
Alle voordelen waren voor verdachte, er was geen enkel voordeel voor [benadeelde partij 2] . Zij werd ingezet als instrument in het door verdachte ontwikkelde en in stand gehouden criminele verdienmodel.
Ten aanzien van artikel 273f lid 1 sub 6 Sr.
Ten aanzien van de verdenking dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting verwijst de rechtbank naar haar overweging betreffende artikel 273f, lid 1 sub 4 Sr. Het opzet van verdachte was zowel gericht op het voordeel trekken als op de uitbuiting van [benadeelde partij 2] .
Ook dit feit kan daarom bewezen worden verklaard.
4.3.1.11 Beoordeling van de feiten 3 en 4
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de feiten 3 en 4. Immers spreekt [benadeelde partij 7] in haar aangifte alleen het vermoeden uit dat haar telefoon is gehackt en wordt dit niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Verdachte heeft de feiten op zitting ontkend. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van deze feiten.