ECLI:NL:RBAMS:2022:4620

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
C/13/701741 / HA ZA 21-450
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onzorgvuldig handelen bij kredietverstrekking en opzegging van leningen

In deze civiele zaak vorderen [eiser] en [eiseres] een verklaring voor recht dat de gedaagden, Stichting Trident Portfolio en Stichting PVF Particuliere Hypothekenfonds, onzorgvuldig hebben gehandeld bij de verstrekking van leningen en de daaropvolgende opzeggingen. De eisers, voormalig echtgenoten en vastgoedondernemers, hebben in de periode 2005-2010 verschillende leningen ontvangen van de gedaagden, die rechtsopvolgers zijn van een eerder fonds. De eisers stellen dat zij zijn overkrediteerd en dat de gedaagden ten onrechte leningen hebben opgezegd, wat hen schade heeft berokkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad betalingsachterstanden waren op de leningen, en dat de gedaagden voldoende rekening hebben gehouden met de belangen van de eisers. De rechtbank oordeelt dat de opzeggingen van de leningen niet onzorgvuldig waren en dat de vorderingen van de eisers worden afgewezen. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/701741 / HA ZA 21-450
Vonnis van 20 juli 2022
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. B. Martens te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING TRIDENT PORTFOLIO
(voorheen genaamd Stichting PVF Zakelijke Hypothekenfonds),
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Achterberg te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING PVF PARTICULIERE HYPOTHEKENFONDS,
gevestigd te Amsterdam-Duivendrecht,
gedaagde,
advocaat mr. D.S. Volleberg te Leiden.
Eisers zullen hierna [eiser] en [eiseres] worden genoemd en gedaagden PVF Zakelijk en PVF Particulier.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 april 2021,
  • de akte in geding brengen producties van [eiser] en [eiseres] ,
  • de conclusie van antwoord van PvF Zakelijk, met producties,
  • de conclusie van antwoord van PvF Particulier, met producties,
  • het tussenvonnis van 19 januari 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 april 2022 en de daarin genoemde (proces)stukken, waarop door de advocaten van PVF Particulier en PVF Zakelijk nog is gereageerd. Die reacties zijn aan het proces-verbaal gehecht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [eiseres] zijn voormalig echtgenoten. [eiser] is vastgoedondernemer, hij investeerde in vastgoed via Wageningse Vastgoed Combinatie B.V. (hierna: WVC) en, samen met een derde, via D.G.G. Beheer B.V. (hierna: DGG). [eiser] en [eiseres] investeerden ook samen in privé in vastgoed.
2.2.
PVF Zakelijk en PVF Particulier zijn de rechtsopvolgers van de op 1 juni 2006 gesplitste rechtspersoon Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro (hierna: Metalektro). PVF Zakelijk verstrekt financieringen voor zakelijk vastgoed en PVF Particulier voor particulier vastgoed. Beide werden bestuurd door Syntrus Achmea Real Estate & Finance B.V. (hierna: Syntrus Achmea).
De leningen
2.3.
Metalektro, PVF Zakelijk en PVF Particulier hebben leningen verstrekt aan [eiser] en [eiseres] , WVC dan wel DGG.
2.4.
Op 2 september 2005 heeft Metalektro een lening van € 900.000 verstrekt aan [eiser] en [eiseres] , voor de aankoop van enkele winkelpanden aan het [project] (hierna: panden [locatie 1] en lening [locatie 2] ). De lening [locatie 2] had een looptijd van 30 jaar. [eiser] en [eiseres] moesten maandelijks € 2.250 aflossen. [eiser] en [eiseres] hebben een hypotheekrecht op de panden [locatie 1] verleend tot zekerheid van alle huidige en toekomstige vorderingen van Metalektro op hen. Ook hebben [eiser] en [eiseres] een pandrecht verleend op, volgens de akte “
alle rechten en vorderingen uit zodanige huur- of pachtovereenkomsten voortvloeiende”. PVF Zakelijk is de rechtsopvolger van Metalektro wat deze lening betreft.
2.5.
Op 2 september 2005 heeft Metalektro de financiering overgenomen van het woonhuis van [eiser] en [eiseres] , door hen een lening te verstrekken van € 1.050.000 (met nummer [nummer 1] , hierna: de lening woonhuis). Door een tussenpersoon is namens [eiser] en [eiseres] aan “PVF Hypotheken” een kopie aangifte inkomensbelasting en vennootschapsbelasting en een toelichting van de accountant op [eiser] inkomen gestuurd. Deze lening had een looptijd van 30 jaar en was aflossingsvrij. [eiser] en [eiseres] hebben een hypotheekrecht op het woonhuis verleend tot zekerheid van alle huidige en toekomstige vorderingen van Metalektro op hen. PVF Particulier is de rechtsopvolger van Metalektro wat deze lening betreft.
2.6.
Op basis van een offerte van 17 december 2007 heeft PVF Particulier een lening van € 100.000 verstrekt aan [eiser] en [eiseres] , voor de aankoop van een perceel grond naast het woonhuis. Namens [eiser] en [eiseres] was op 20 september 2007 hiertoe een vermogensopstelling van [eiser] gestuurd. De lening, met het eerder op het woonhuis gevestigde hypotheekrecht als onderpand, had een looptijd tot 2035 en was aflossingsvrij. Naar deze lening wordt samen met de lening woonhuis verwezen als de leningen woonhuis.
2.7.
Onder een voor akkoord door [eiser] en [eiseres] ondertekende offerte van 26 maart 2008 heeft PVF Zakelijk een lening van € 200.000 verstrekt, met als zekerheid een tweede hypotheek op en verpanding van de huurpenningen van de panden [locatie 1] (hierna: de lening [locatie 3] ; en tezamen met de lening [locatie 2] : de leningen [locatie 1] ). Ook deze lening had een looptijd van 30 jaar; [eiser] en [eiseres] moesten € 500 per maand aflossen.
2.8.
Op 8 juli 2009 heeft PVF Zakelijk een lening van € 2.450.000 verstrekt aan WVC, voor de verwerving een pand in Borne (hierna: het pand Borne en de lening Borne). De looptijd van de lening was 30 jaar. Tot zekerheid is een hypotheekrecht gevestigd op het pand Borne en zijn de huurpenningen verpand. [eiser] heeft zich borg gesteld voor de lening Borne voor een bedrag van € 1 miljoen. De offerte van 23 juni 2009 voorzag in een rentevrije periode van twee jaar. Over de aflossing van de lening Borne staat in de offerte: “
De maandelijkse aflossing zal vanaf de aktedatum van de hypothecaire geldlening worden opgeschort voor een periode van maximaal 2 jaar of zoveel eerder onder de voorwaarde dat het onderpand geheel is verhuurd. De aflossing is derhalve uiterlijk voor het eerst verschuldigd per 1 juli 2011 en zal € 6.800,00 per maand bedragen.” Een vertegenwoordiger van [eiser] heeft daarop op 24 juni 2009 aan PVF Zakelijk geschreven: “
uitgegaan is altijd van het feit dat de aflossing in gaat aan het eind van de rentevrije periode (conform offerte), doch dat deze naar rato van verhuur zal zijn indien er nog geen 100% verhuur is gerealiseerd”. [eiser] heeft de offerte vervolgens ondertekend en bij de geciteerde passage bijgeschreven: “
Niet conform afspraak, nader overleg.” De ondertekende offerte is op 30 juni 2009 aan PVF Zakelijk verzonden, waarbij in de begeleidende brief is geschreven: “
Het punt aflossing bespreken wij met de heer [naam 2] , na zijn vakantie.” In de hypotheekakte staat over aflossing: “
De maandelijkse aflossing zal vanaf de aktedatum van de hypothecaire geldlening worden opgeschort voor een periode van maximaal 2 jaar of zoveel eerder onder de voorwaarde dat het onderpand geheel is verhuurd. De aflossing is derhalve uiterlijk voor het eerst verschuldigd per één juli tweeduizend elf en zal zesduizend achthonderd euro (€ 6.800,00) per maand bedragen.” WVC heeft het pand Borne ook op 8 juli 2009 verkregen; het was toen slechts gedeeltelijk verhuurd en moest worden gerenoveerd; daar zou de lening Borne deels voor worden gebruikt.
2.9.
Over de aflossing van de lening Borne is binnen PVF Zakelijk ook gecorrespondeerd. De heer [naam 1] schreef in een e-mail van 22 juni 2009 aan de heer [naam 2] : “
De eerste 2 jaar bedraagt de aflossing 0% per jaar. Vanaf het derde jaar bedraagt de aflossing 3,33% per jaar;”. Daarop schreef [naam 2] aan [naam 1] : “
Je mail is akkoord, met dien verstande: (…) Aflossing gaat al in binnen 2 jaar, indien pan[d] geheel is verhuurd.
2.10.
In de periode 2004-2009 hebben Metalektro dan wel PVF Zakelijk voor ongeveer € 12 miljoen leningen verstrekt aan DGG voor verschillende panden. Tot zekerheid zijn hypotheekrechten op die panden verstrekt en huurpenningen verpand. [eiser] heeft zich borg gesteld voor die leningen voor een bedrag van € 5 miljoen.
2.11.
In augustus 2010 heeft PVF Zakelijk een lening van € 50.000 verstrekt aan [eiser] en [eiseres] , met een looptijd van een jaar (met nummer [nummer 2] , hierna: het depot Borne). Deze lening was deels bestemd voor de renovatie van het pand Borne en deels voor, zo staat in de offerte: “
de betaling van de huidige achterstanden van leningnummers [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] , thans in totaal groot € 18.424,32. Het openstaande bedrag wordt op aktedatum op het depot in mindering gebracht.” De geciteerde nummers zijn de nummers van lening [locatie 2] , lening [locatie 3] en de lening Borne. Naar de leningen [locatie 1] , de leningen woonhuis, de lening Borne en het depot Borne wordt hierna ook wel verwezen als: de leningen.
Correspondentie over achterstanden en betalingen; de opzegging van de leningen woonhuis en van de lening Borne
2.12.
Bij brief van 23 september 2010 heeft Syntrus Achmea aan [eiser] en [eiseres] bericht dat hun dossier aan de afdeling Bijzonder Beheer is overgedragen en dat de achterstand van € 6.097,37 op de leningen woonhuis binnen tien dagen moet worden betaald.
2.13.
In een e-mail van 21 april 2011 heeft Syntrus Achmea aan [eiser] een verslag gestuurd van een gesprek met hem eerder die dag. Besproken is dat zijn dossier aan de afdeling Intensief en Bijzonder Beheer is overgedragen, dat de achterstand op de leningen woonhuis € 6.132,30 bedraagt en op de “
zakelijke portefeuille” € 12.435,43, en dat beide achterstanden worden aangezuiverd.
2.14.
Op 11 juli 2011 heeft Syntrus Achmea [eiser] geïnformeerd over de achterstanden op de leningen woonhuis (op dat moment € 7.548,35) en de leningen [locatie 1] . Naar aanleiding van een gesprek met [eiser] over de duurder uitgevallen renovatie in Borne en het mogelijk vertrek van een huurder schreef Syntrus Achmea een positieve grondhouding te hebben ten aanzien van het uitstellen van de aflossing van de lening met een aantal maanden, maar schreef zij ook dat wel vanaf 1 augustus 2011 rente betaald moet worden. Syntrus Achmea verzocht om meer informatie over de huurders en over [eiser] privécrediteuren en een schriftelijke toelichting op de situatie in Borne.
2.15.
Bij e-mail van 21 juli 2011 heeft [eiser] informatie verschaft over Borne en geschreven: “
Mijn voorstel is om de aflossing een jaar uit te stellen waardoor ik ruimte heb om de renovatie te voltooien. Tevens wil ik de rentebetaling vanaf 1 januari laten ingaan.” Syntrus Achmea heeft op 28 juli 2011 bericht dat uitstel van de rentebetaling niet mogelijk is en dat [eiser] voor uitstel van de aflossing eerst informatie moet verschaffen over de huurders van het pand Borne en zijn privécrediteuren. Bij deze e-mail is een overzicht met achterstanden gevoegd.
2.16.
Op 10 oktober 2011 heeft Syntrus Achmea aan [eiser] een e-mail gestuurd waarin staat dat de achterstand op de leningen woonhuis € 18.648,78 bedraagt, op de lening Borne € 46.046,65, op de lening [locatie 2] € 35.591,63, op de lening [locatie 3] € 1.773,13 en op het depot Borne € 1.356,24. Syntrus Achmea verzoekt de achterstanden te voldoen aan PVF Particulier en PVF Zakelijk, met vermelding van de rekeningnummers van beide.
2.17.
[eiser] heeft Syntrus Achmea op 10 november 2011 geschreven dat hij € 60.000 heeft betaald. Op dezelfde datum heeft Syntrus Achmea geantwoord dat een bedrag van € 30.000 is ontvangen door PVF Zakelijk en in mindering is gebracht op de achterstanden bij PVF Zakelijk. In de e-mail staat dat [eiser] telefonisch heeft medegedeeld dat het bedrag ook bedoeld was voor de leningen woonhuis. Daarover heeft Syntrus Achmea geschreven dat het bedrag is betaald aan PVF Zakelijk en dat PVF Zakelijk en PVF Particulier over en weer niet kunnen verrekenen. Syntrus Achmea heeft een nieuw overzicht gegeven van de achterstanden op de leningen woonhuis (ruim € 21.000) en aangekondigd aan dat [eiser] op korte termijn een opzeggingsbrief van de leningen woonhuis kan verwachten.
2.18.
Bij brief van 5 december 2011 heeft de advocaat van PVF Particulier aan [eiser] en [eiseres] de leningen woonhuis opgezegd en hen gesommeerd uiterlijk op “10 maart 2011” een bedrag van € 1.175.689,79 te voldoen. De achterstanden bedroegen volgens die brief op de verschillende onderdelen van de leningen € 5.127,25, € 19.387,53 en € 1.175,01. Na deze opzegging hebben [eiser] en [eiseres] de achterstand op de leningen woonhuis alsnog betaald. Syntrus Achmea schrijft op 20 december 2011 dat zij de lopende zakelijke financieringen en de opzegging van de leningen woonhuis met [eiser] wil bespreken in het pand Borne en dat het vertrouwen in [eiser] niet meer aanwezig is wegens het structureel niet nakomen van verplichtingen en van toezeggingen omtrent betalingen.
2.19.
Bij e-mail van 22 februari 2012 heeft Syntrus Achmea aan [eiser] bericht: “
Bijgaand treft u alvast een specificatie van de achterstand op ‘Borne’. Zoals besproken in Borne is het bevriezen van de aflossing afhankelijk van de waardering van het pand. Deze zou plaatsvinden na de onderhandelingen met Oranka. Wij verzoeken u alvast zorg te dragen voor het voldoen van de achterstand. Op de overige zaken zullen wij op korte termijn nog bij u terugkomen.” Bij de e-mail is een bijlage gevoegd met de naam: “
Achterstand rente en aflossing Wageningse Vastgoedcombinatie.pdf”. De daarin genoemde achterstand, bestaande uit rente, aflossing en boeterente, bedraagt € 113.121,12. De e-mail leidt niet tot betaling. Op 12 april 2012 schrijft Syntrus Achmea dat de achterstand op de lening Borne € 147.057,10 bedraagt en dat op de overige financieringen, met uitzondering van het woonhuis, op dat moment geen achterstand bestaat. Syntrus Achmea vraagt om taxatierapporten van de panden [locatie 1] , het pand Borne en het woonhuis. Zij schrijft ook dat een positieve grondhouding bestaat “
ten aanzien van het nog tijdelijk bevriezen van de aflossing als onderdeel van de totaaloplossing. Een verzoek hiertoe zal pas in behandeling worden genomen als de gevraagde informatie is ontvangen en de achterstand geheel is aangezuiverd.” [eiser] wijst in correspondentie van 21 mei 2012 op liquiditeitsproblemen en echtscheidingsperikelen. Syntrus Achmea heeft in haar reactie van 5 juni 2012 aan [eiser] geschreven dat er begrip is voor zijn situatie, maar dat er ondanks vele toezeggingen van zijn zijde op de lening Borne “
nog altijd niets” is betaald.
2.20.
Bij e-mail van 16 juli 2012, met onderwerp “
Wageningse Vastgoed-Borne en [eiser] prive” heeft [eiser] aangekondigd dat de liquiditeitsproblemen verminderen en dat “Achmea” het openstaande bedrag van de lening Borne op korte termijn zal ontvangen en verder geschreven dat er geen achterstanden bij “Achmea” zijn met betrekking tot de privé bezittingen. De achterstanden op de lening Borne worden in de e-mail niet weersproken.
2.21.
Bij e-mail van 30 juli 2012, met onderwerp “
Re: Wageningse Vastgoed-Borne en [eiser] prive” heeft Syntrus Achmea bericht vanwege eerdere niet-nagekomen toezeggingen niet veel vertrouwen te hebben in de aankondiging dat betaald zal worden en dat de achterstand al € 195.408,85 bedraagt. Syntrus Achmea verzoekt verder om taxatierapporten van het pand Borne, van de panden [locatie 1] en van het woonhuis. Genoemd wordt dat bij de financiering aan DGG een achterstand van € 13.615,79 bestaat en dat die direct moet worden aangezuiverd. Genoemd wordt ook dat de financiering van de woning is opgezegd.
2.22.
Bij e-mail van 11 september 2012 heeft Syntrus Achmea bericht dat anders dan [eiser] eerder heeft geschreven wel een (forse) achterstand bestaat op de woninghypotheek, dat de leningen woonhuis zijn opgezegd, dat de gevraagde taxatierapporten niet zijn ontvangen en dat Syntrus Achmea wil overgaan tot beëindiging van de kredietrelatie.
2.23.
Bij brief van 2 oktober 2012 aan WVC heeft de advocaat van PVF Zakelijk de lening Borne opgezegd. De achterstand bedraagt volgens die brief op dat moment € 227.744,96. PVF Zakelijk sommeert WVC het gehele bedrag van de lening Borne terug te betalen binnen drie maanden en behoudt zich haar hypotheekrecht en het recht haar pandrecht openbaar te maken voor en wijst er verder op dat zij zich ook kan beroepen op de door [eiser] verleende borgtocht. Ook bij brief van 2 oktober 2012, aan [eiser] en [eiseres] , heeft PVF Zakelijk de leningen [locatie 1] en het depot Borne opgezegd. PVF Zakelijk heeft daarbij gewezen op de niet-nakoming van betalingsverplichtingen van WVC en DGG, waardoor het vertrouwen in [eiser] is verloren en PVF Zakelijk de hele kredietrelatie wil beëindigen. PVF Zakelijk citeert in de brief de voorwaarden van de leningen, waarin staat dat deze terstond opeisbaar zijn “
indien enige andere geldlening door de schuldeiser verstrekt aan de schuldenaar, diens echtgen(o)ot(e) of diens partner (…) of aan een rechtspersoon waarin de schuldenaar de aandelen houdt, vervroegd opeisbaar is geworden.” PVF Zakelijk sommeert [eiser] en [eiseres] een bedrag van € 932.060 binnen een maand te betalen. PVF Zakelijk heeft op 2 oktober 2012 ook de leningen aan DGG opgezegd.
2.24.
Bij e-mail van 14 december 2012 met onderwerp “Borne” heeft [eiser] een betaling van € 125.000 aangekondigd en geschreven hij: “
Aangaande de aflossing is destijds met uw voormalige collega afgesproken dat deze werd bekeken afhankelijk van de verhuuropbrengst.
2.25.
[eiser] en [eiseres] hebben niet binnen de in de brieven van 2 oktober 2012 genoemde termijnen betaald. Syntrus Achmea heeft bij e-mail van 22 januari 2013 nadere taxatiegegevens opgevraagd en bericht dat de termijn van het depot Borne verstreken is, dat deze intern is verlengd maar moet worden afgelost. Bij e-mail van 7 maart 2013 bericht [eiser] dat hij in april 2013 de gehele achterstand van de lening Borne wil voldoen. Bij e-mail van 17 april 2013 bericht Syntrus Achmea aan [eiser] dat de achterstand op de lening Borne op dat moment € 122.068,21 bedraagt. Op 24 april 2013 hebben [eiser] en [eiseres] aan PVF Particulier, tot zekerheid van de leningen woonhuis, een hypotheekrecht verleend op het perceel grond naast het woonhuis.
2.26.
Bij e-mail van 20 september 2013 heeft [eiser] verzocht de aflossing op de lening Borne in te laten gaan in 2014.
2.27.
Bij e-mails van 20 en 27 januari 2014 heeft Syntrus Achmea aan [eiser] gevraagd om nadere gegevens en een eerder toegezegd plan voor afbouw van de achterstanden, [eiser] gewezen op de eerdere opzegging, de definitieve afwikkeling en de noodzaak voor nadere afspraken indien [eiser] die afwikkeling wil voorkomen.
Inroeping pandrecht op huurpenningen; opnieuw opzegging leningen woonhuis; correspondentie over achterstanden en aanvullende zekerheid
2.28.
Op 27 maart 2014 heeft PVF-Zakelijk het pandrecht op de huurpenningen in Borne openbaar gemaakt en de huurders bericht dat zij aan PVF Zakelijk moeten gaan betalen. Ook de btw en de servicekosten werden door PVF Zakelijk geïnd; de btw moest WVC daardoor uit eigen middelen afdragen aan de Belastingdienst.
2.29.
Bij e-mail van 23 oktober 2014 heeft Syntrus Achmea aan [eiser] bericht dat de achterstand op de lening Borne op dat moment ruim € 200.000 bedraagt. Omdat het gehele pand Borne zal worden verhuurd, is PVF Zakelijk bereid de aflossing te bevriezen van 23 oktober 2014 tot 1 februari 2015 en de integrale aflossing van het krediet (vanwege de opzegging) te verplaatsen naar 1 juni 2015, terwijl de huur rechtstreeks aan PVF Zakelijk moet worden blijven betaald. Tot door [eiser] verzochte aanvullende financiering is PVF Zakelijk niet bereid.
2.30.
Bij brieven van 19 juni 2015 aan [eiser] en [eiseres] heeft Syntrus Achmea, onder verwijzing naar de opzegging van 5 december 2011, de leningen woonhuis voor zover nodig nogmaals opgezegd. In die brief staat dat [eiser] en [eiseres] na de opzegging van 2011 een deel van de toenmalige achterstanden hebben voldaan, maar dat sinds 11 december 2014 geen enkele termijn meer is voldaan. De achterstand bedraagt volgens de brief € 19.085,41. Syntrus Achmea heeft gesommeerd tot betaling van in totaal € 1.169.085,41 aan leningen en achterstallige rente.
2.31.
Bij brief van 3 september 2015 heeft Syntrus Achmea aan [eiseres] , met kopie aan [eiser] , een verslag gestuurd van een gesprek tussen PVF Particulier en [eiseres] over de achterstanden op de leningen woonhuis en mogelijke oplossingen, waarbij is gesproken over ontvlechting van [eiseres] uit de financiering en over zekerheid op buitenlands vastgoed van [eiser] en [eiseres] . De achterstand op de leningen woonhuis bedraagt volgens de brief op dat moment € 24.547,91. Voor de betrokkenheid van [eiseres] bij de leningen [locatie 1] verwijst PVF Particulier naar PVF Zakelijk. Bij e-mail van 8 september 2015 heeft Syntrus Achmea aan [eiseres] , met kopie aan [eiser] , bericht dat de achterstand in de lopende verplichtingen onder de leningen [locatie 1] € 36.999 bedraagt. PVF Zakelijk wil ontvlechting van [eiseres] overwegen indien de achterstand wordt aangezuiverd en zekerheid op buitenlands vastgoed van [eiser] en [eiseres] wordt verstrekt.
2.32.
Bij e-mail van 22 oktober 2015 aan [eiser] heeft Syntrus Achmea een verslag gestuurd van een gesprek tussen [eiser] en PVF Zakelijk. Blijkens dat verslag heeft PVF Zakelijk erop gewezen dat huurders van het pand Borne hun huurverplichtingen niet geheel nakomen en dat op de lening [locatie 1] achterstanden bestaan die direct moeten worden aangezuiverd. [eiser] heeft gevraagd om een verdere verschuiving van de integrale aflossingsdatum naar 1 juli 2017 en om ontvlechting van [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de door PVF Zakelijk verstrekte financiering en heeft gezegd herfinanciering te onderzoeken en bereid te zijn een hypotheekrecht te verlenen op vastgoed in Frankrijk en Spanje. In de e-mail heeft Syntrus Achmea gevraagd om nadere uitwerking van de verzoeken en voorstellen van [eiser] . Bij de e-mail is een overzicht van achterstanden gevoegd waaruit een achterstand op de lening Borne blijkt van € 211.321,60, op de lening [locatie 2] van € 41.266,09 en op de lening [locatie 3] van € 4.851,60.
2.33.
Per 1 februari 2016 heeft PVF Zakelijk het pandrecht op de huurpenningen van de panden [locatie 1] openbaar gemaakt; de huurders moesten vanaf dat moment aan PVF Zakelijk betalen. Bij e-mail van 15 maart 2016 heeft Syntrus Achmea laten weten na de verkrijging van een hypotheekrecht op de woning van [eiser] en [eiseres] in Frankrijk bereid te zijn de ontwikkelingen met zes maanden (vanaf 18 april 2016) af te wachten en de veiling van de panden [locatie 1] uit te stellen, mits de lopende verplichtingen onder de leningen woonhuis worden betaald en ( [eiser] en [eiseres] maatregelen nemen om te zorgen dat) de huren voor de panden [locatie 1] worden betaald. Het hypotheekrecht op de woning in Frankrijk is op 25 juli 2016 verleend.
Verkoop vastgoed, opnieuw opzegging lening Borne
2.34.
Bij brief van 20 oktober 2016 aan [eiseres] heeft Syntrus Achmea bericht dat geen concreet gezamenlijk voorstel van [eiser] en [eiseres] is ontvangen voor een oplossing, dat het veilingtraject voor de panden [locatie 1] wordt hervat en dat voor het woonhuis een veilingtraject wordt opgestart. Voorgesteld is dat [eiser] en [eiseres] een verkoopvolmacht geven voor onderhandse verkoop in plaats van een veiling, met als minimale koopsom het gemiddelde tussen de laatst getaxeerde marktwaarde en de executiewaarde, te weten een bedrag van € 365.000 voor de panden [locatie 1] en € 975.000 voor het woonhuis. Voor de gang van zaken rond de panden [locatie 1] heeft Syntrus Achmea gewezen op een contactpersoon van PVF Zakelijk en voor het woonhuis op een contactpersoon van PVF Particulier.
2.35.
Op 6 februari 2017 heeft [eiseres] aan PVF Zakelijk voorgesteld dat zij de panden [locatie 1] overneemt van [eiser] voor € 385.000, onder handhaving van de leningen [locatie 1] , waarop een nader te bespreken deel zou worden afgelost uit het vastgoed in Frankrijk.
2.36.
Bij e-mail van 8 februari 2017 heeft Syntrus Achmea bericht dat de veiling van de panden [locatie 1] , gepland voor 9 februari 2017 om 11.00 uur, geen doorgang zal vinden als er daarvóór minimaal € 100.000 aan PVF Zakelijk wordt betaald en volmacht wordt verleend voor een onderhandse verkoop. Op 9 februari 2017 om 7.55 uur hebben [eiser] en [eiseres] aan Syntrus Achmea bericht dat zij in afwachting zijn van een bedrag van € 100.000 dat door een Spaanse rechtbank zal worden vrijgegeven. Hun Spaanse advocaat heeft laten weten geen tijdschema te kunnen geven voor de vrijgave.
2.37.
Bij e-mail van 14 februari 2017 heeft Syntrus Achmea [eiser] en [eiseres] bericht dat de veiling van de panden [locatie 1] heeft plaatsgevonden, dat het hoogste bod € 265.000 was en dat de panden voor dit bod zullen worden gegund tenzij het door [eiser] en [eiseres] toegezegde bedrag van € 100.000 vóór 16 februari 2017 om 12.00 uur aan PVF Zakelijk is betaald. Het bedrag is niet betaald en de panden [locatie 1] zijn verkocht voor € 265.000, waarbij een restschuld van € 657.771,90 resteerde.
2.38.
Bij brief van 10 mei 2017 heeft de advocaat van PVF Zakelijk voor zover nodig de lening Borne nogmaals opgezegd aan WVC. De achterstand bedraagt volgens die brief per 1 mei 2017 € 238.133,81. PVF Zakelijk heeft WVC gesommeerd het gehele bedrag van de lening Borne terug te betalen binnen drie maanden en aangekondigd bij gebreke van betaling haar hypotheekrecht uit te winnen en over te gaan tot executoriale verkoop van het pand Borne. PVF Zakelijk heeft ook gewezen op de door [eiser] verleende borgtocht. Op 5 september 2017 heeft (een kandidaat-notaris namens ) PVF Zakelijk WVC aangeschreven over de voorgenomen veiling van het pand Borne.
2.39.
Nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel bij vonnis van 10 november 2017 de vordering van WVC en [eiser] tot een verbod op executoriale verkoop van het pand Borne had afgewezen, zijn WVC en [eiser] met PVF Zakelijk (schriftelijk) overeengekomen het pand Borne op dat moment niet executoriaal te verkopen. WVC en [eiser] hebben PVF Zakelijk een volmacht gegeven voor onderhandse verkoop.
2.40.
De verkoop van het pand Borne vlotte niet, door gebrek aan biedingen op het gewenste niveau, zo blijkt uit de e-mail van Syntrus Achmea aan [eiser] van 17 september 2019 met een verslag van een gesprek van de week daarvoor. Besproken is dat de verkoopvolmacht wordt verlengd en dat WVC € 20.000 uit de geïnde huren financiert voor aanpassing van het pand voor een nieuwe huurder. Naar aanleiding van het verzoek van [eiser] om middelen vrij te geven voor de btw-afdracht, omdat WVC die niet meer kan voldoen, heeft PVF Zakelijk bericht dit te willen overwegen als WVC meer inzicht geeft in de btw aanslagen en de financiële positie van WVC’s groepsvennootschappen en [eiser] in privé.
2.41.
Het woonhuis is onderhands verkocht, door [eiser] en [eiseres] zelf, en op 1 april 2020 geleverd voor € 1.070.000; de restschuld bedroeg € 122.296,15. De woning in Frankrijk is kort daarna verkocht voor € 950.000, waarvan € 780.068.05 is aangewend om de restschuld op de leningen [locatie 1] en de leningen woonhuis te voldoen.
Registratie BKR
2.42.
[eiseres] heeft op 2 november 2018 een klacht tegen Syntrus Achmea ingediend bij de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie over een registratie bij het Bureau Krediet Registratie (hierna BKR) met betrekking tot de leningen woonhuis. Het gaat om een achterstandsmelding van 14 april 2015 en een herstelmelding van 4 februari 2019, nadat een eerdere achterstandsmelding uit 2011 als hersteld was gemeld. De Geschillencommissie BKR heeft bij bindend advies van 21 januari 2020 de klacht gegrond geoordeeld omdat Syntrus Achmea geen vooraankondiging van de melding van 14 april 2015 aan [eiseres] had gestuurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] en [eiseres] vorderen – samengevat – (i) een verklaring voor recht dat PVF Particulier en PVF Zakelijk jegens [eiser] en [eiseres] onzorgvuldig hebben gehandeld en tekort zijn geschoten in zorgvuldigheidsverplichtingen althans onrechtmatig hebben gehandeld; en (ii) hoofdelijke veroordeling van PVF Particulier en PVF Zakelijk tot betaling van (a) schadevergoeding nader op te maken bij staat; (b) een voorschot van € 780.068,05 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 april 2020 althans de datum van dagvaarding; en (c) de proceskosten, met nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[eiser] en [eiseres] stellen kort gezegd dat (i) dat sprake is van overkreditering; (ii) leningen ten onrechte zijn opgezegd; (iii) PVF Zakelijk en PVF Particulier additionele zekerheden hebben verworven onder dreiging van executie en vervolgens alsnog hebben geëxecuteerd; (iv) PVF Zakelijk bij het uitoefenen van het pandrecht op de huurpenningen van de panden [locatie 1] en het pand Borne ten onrechte ook de btw en servicekosten heeft geïnd; en (v) [eiser] en [eiseres] ten onrechte bij het BKR zijn geregistreerd.
3.3.
PVF Particulier en PVF Zakelijk voeren elk voor zich verweer. Zij hebben betwist dat sprake is van overkreditering (i) en hebben aangevoerd dat de vordering op deze grondslag is verjaard. Wat betreft de opzegging (ii) en het vestigen van aanvullende zekerheden (iii) hebben PVF Particulier en PVF Zakelijk de stellingen van [eiser] en [eiseres] betwist en toegelicht dat geen sprake is van tekortschieten of onrechtmatig handelen. Over het uitoefenen van het pandrecht (iv) heeft PVF Particulier toegelicht dat alleen PVF Zakelijk pandrechten heeft uitgeoefend en heeft PVF Zakelijk betwist dat op onjuiste wijze is uitgeoefend. Over de BKR-registratie (v) heeft PVF Zakelijk toegelicht dat alleen PVF Particulier een melding bij het BKR heeft gedaan en heeft PVF Particulier betwist dat de melding onzorgvuldig was. PVF Particulier en PVF Zakelijk hebben beide de gestelde schade en het causaal verband betwist. PVF Zakelijk heeft een beroep gedaan op eigen schuld van [eiser] en [eiseres] aan de schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Partijen

4.1.
[eiser] en [eiseres] maken verwijten aan “Achmea”. Die term is in de dagvaarding gedefinieerd als Syntrus Achmea, PVF Particulier en PVF Zakelijk tezamen. Syntrus Achmea is geen partij in deze procedure. De rechtbank vat de term “Achmea” zo op dat daarmee hetzij PVF Particulier, hetzij PVF Zakelijk is bedoeld, hetzij beide zijn bedoeld, al naar gelang wie de lening heeft verstrekt of wie de verweten handelingen verrichtte.
Overkreditering?
4.2.
[eiser] en [eiseres] hebben aangevoerd dat sprake is van overkreditering doordat PVF Zakelijk en PVF Particulier te veel en te hoge leningen hebben verstrekt, en dat PVF Zakelijk en PVF Particulier daardoor zijn tekortgeschoten althans onrechtmatig hebben gehandeld. [eiser] en [eiseres] wijzen daarbij op de leningen woonhuis, de leningen [locatie 1] , het depot Borne en de door [eiser] verleende borgstellingen zelf, op zichzelf en in onderlinge samenhang. [eiser] en [eiseres] hebben gesteld dat PVF Zakelijk en PVF Particulier leningen verstrekt met lasten die gelet op de inkomens- en vermogenspositie van [eiser] en [eiseres] onverantwoord waren. Daarom hadden PVF Zakelijk en PVF Particulier onderzoek moeten doen en de leningen niet mogen verstrekken of in ieder geval moeten waarschuwen voor de risico’s van het aangaan van de leningen en borgstellingen. [eiser] en [eiseres] hebben gewezen op artikel 4:34 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en toegelicht dat dit een codificatie is van een al voor invoering daarvan geldende zorgvuldigheidsnorm.
4.3.
PVF Particulier heeft betwist dat onverantwoorde kredieten zijn verstrekt. Zij heeft aangevoerd dat de norm op het relevante moment alleen strekte tot onderzoek en niet tot weigering van het krediet en verder dat onderzoek is gedaan. Zij heeft aangevoerd dat uit dat onderzoek bleek dat [eiser] en [eiseres] de maandlasten van de te verstrekken financieringen eenvoudig konden dragen; dat zij die maandlasten ook geruime tijd hebben voldaan; dat uit de loan-to-value ratio van 75% bleek dat de leningen niet risicovol waren en dat [eiser] en [eiseres] over een vermogen beschikten dan substantieel groter was dan de door PVF Particulier verstrekte leningen. PVF Particulier gaat daarbij alleen in op de door haar (althans Metalektro) verstrekte leningen woonhuis. PVF Particulier heeft ook een beroep op verjaring gedaan.
4.4.
PVF Zakelijk heeft ook betwist dat sprake is van overkreditering en aangevoerd dat de kredieten binnen de toen geldende normen vielen, waarbij zij aantekent dat artikel 4:34 Wft pas in 2007 is ingevoerd. PVF Zakelijk heeft verder aangevoerd dat zij niet betrokken is geweest bij de leningen woonhuis. Zij heeft ook aangevoerd dat de normen van overkreditering alleen voor kredietverstrekking aan consumenten gelden, maar [eiser] en [eiseres] de panden [locatie 1] niet als consument maar als zakelijke beleggers hebben aangekocht. PVF Zakelijk heeft ook een beroep op verjaring gedaan.
4.5.
De leningen aan [eiser] en [eiseres] zijn verstrekt in de periode 2005-2010. Op grond van artikel 4:34 Wft (in de versie geldend van 1 januari 2007 tot 25 mei 2011) moet een kredietaanbieder voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake krediet met een consument informatie inwinnen over diens financiële positie en beoordelen, ter voorkoming van overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is. De aanbieder mag geen overeenkomst inzake krediet aangaan met een consument indien dit, met het oog op overkreditering van de consument, onverantwoord is. Ook voorafgaand aan de invoering van artikel 4:34 Wft gold voor professionele kredietverstrekkers een zorgplicht die meebracht dat zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst tot hypothecair krediet met een consument, inlichtingen dienden in te winnen over diens inkomens- en vermogenspositie teneinde overkreditering van de consument te voorkomen. Indien uit het onderzoek bleek dat het inkomen niet toereikend was om de lasten te voldoen, moest de kredietverstrekker nagaan of de consument de lasten voor het overige met voldoende zekerheid zou kunnen en willen voldoen uit zijn vermogen. Als de geleende gelden zouden worden belegd, en de opbrengst van die beleggingen nodig was om aan de betalingsverplichtingen uit hoofde van het krediet te voldoen, diende de kredietverstrekker naast de veronderstelde opbrengsten ook de risico’s van de belegging in haar onderzoek te betrekken. Die zorgplicht hield een waarschuwingsplicht in voor het geval dat de kredietverstrekking mogelijk niet verantwoord was, waarbij het aankomt op de destijds geldende inzichten over verantwoorde kredietverstrekking. De zorgplicht strekte in de bewuste periode echter in beginsel niet zover dat de kredietverstrekker met het oog op de belangen van de consument het verstrekken van het hypothecaire krediet in een geval van (dreigende) niet-verantwoorde kredietverstrekking behoorde te weigeren indien de consument, na waarschuwing, ervoor koos de hypothecaire lening toch aan te gaan (HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1107 en HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2298).
4.6.
Het is aan [eiser] en [eiseres] om hun stelling dat sprake is van overkreditering te onderbouwen. In het licht van de betwisting dat sprake is van overkreditering en de onderbouwing van PVF Particulier dat wel onderzoek is gedaan naar hun inkomens- en vermogenspositie (waarover 2.5 en 2.6) maar uit dat onderzoek bleek dat zij de lasten konden dragen, hebben [eiser] en [eiseres] dat onvoldoende gedaan. Het had op hun weg gelegen te onderbouwen dat (indien destijds (meer) onderzoek zou zijn gedaan, was gebleken dat) zij de lasten van de leningen gelet op hun inkomens- en vermogenspositie redelijkerwijs niet konden dragen. Over hun inkomens-en vermogenspositie op het moment van het aangaan van de leningen hebben [eiser] en [eiseres] in het geheel niets gesteld. Bij gebrek aan voldoende concrete stellingen wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Een normschending kan niet worden vastgesteld.
4.7.
Ten aanzien van de borgstellingen door [eiser] voor de leningen aan WVC en DGG hebben [eiser] en [eiseres] erop gewezen dat PVF Zakelijk en PVF Particulier [eiseres] , die ook zelf klant was van PVF Particulier en PVF Zakelijk, hadden moeten waarschuwen over de daaraan voor haar verbonden risico’s. Door dat niet te doen hebben zij onzorgvuldig jegens [eiseres] gehandeld, aldus [eiser] en [eiseres] . PVF Particulier en PVF Zakelijk hebben betwist dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld, dat [eiser] en [eiseres] hierdoor schade zouden hebben geleden en dat causaal verband bestaat tussen hun handelen en de door [eiser] en [eiseres] beweerdelijk geleden schade.
4.8.
Als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat PVF Zakelijk en PVF Particulier hun waarschuwingsplicht jegens [eiseres] zouden hebben geschonden, geldt dat het verweer dat [eiser] en [eiseres] niet aannemelijk hebben gemaakt dat hierdoor schade is geleden, slaagt. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] de borgstellingen niet zou hebben verstrekt indien [eiseres] wel was gewaarschuwd. Ook is niet gesteld of gebleken dat de borgstellingen, die zijn verstrekt in verband met de lening Borne en de leningen aan DGG, zijn ingeroepen of uitgewonnen of dat daarvoor verhaal is genomen op bezittingen van [eiseres] , of anderszins schade is geleden als gevolg van de borgstellingen. Uit de stellingen van [eiser] en [eiseres] volgt niet dat het pand Borne of de panden van DGG met een restschuld zijn verkocht, waarvoor PVF Zakelijk nog een beroep op de borgtocht zou kunnen doen. Uit hun stellingen volgt wel dat op de gemeenschappelijke bezittingen – het woonhuis en de woning in Frankrijk – geen verhaal is genomen voor de schulden van WVC en DGG, maar voor andere schulden, te weten de leningen [locatie 1] en de leningen woonhuis. Dat waren ook schulden van [eiseres] . Van verhaal op andere bezittingen van [eiser] en [eiseres] voor schulden van WVC of DGG is niet gebleken. Dat de risico’s van de borgstellingen, waarvoor een waarschuwingsplicht zou kunnen gelden, zich hebben verwezenlijkt of nog zullen verwezenlijken is niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat causaal verband aanwezig is tussen de gestelde schending van de waarschuwingsplicht jegens [eiseres] en de gestelde schade. De mogelijkheid dat [eiser] en [eiseres] schade hebben geleden als gevolg van de borgstellingen of de beweerde schending van de waarschuwingsplicht is evenmin aannemelijk geworden. De vordering tot schadevergoeding in verband met de schending van een waarschuwingsplicht jegens [eiseres] moet daarom worden afgewezen.
4.9.
Het voorgaande wordt niet anders indien het handelen van PVF Particulier en PVF Zakelijk in onderlinge samenhang wordt beschouwd. Bij deze stand van zaken hebben PVF Particulier en PVF Zakelijk geen belang meer bij de beoordeling van hun verjaringsverweer. In het midden kan blijven of [eiser] en [eiseres] voor de leningen [locatie 1] en het depot Borne als consument waren aan te merken en in hoeverre PVF Zakelijk, als rechtsopvolger van Metalektro, mede verantwoordelijk is voor het verstrekken van de leningen woonhuis, omdat dit voor het oordeel geen verschil maakt.
Opzegging leningen
4.10.
[eiser] en [eiseres] hebben aangevoerd dat PVF Particulier en PVF Zakelijk leningen ten onrechte hebben opgezegd. Het gaat hier om de leningen woonhuis die PVF Particulier heeft opgezegd op 5 december 2011 en opnieuw op 19 juni 2015, en om de lening Borne, de leningen [locatie 1] en het depot Borne, die PVF Zakelijk heeft opgezegd op 2 oktober 2012 en (wat betreft de lening Borne) opnieuw op 10 mei 2017. [eiser] en [eiseres] hebben gesteld dat op de leningen woonhuis geen achterstand was omdat een bedrag van € 30.000 bij vergissing aan PVF Zakelijk is betaald in plaats van aan PVF Particulier en PVF Zakelijk en PVF Particulier die betaling anders hadden moeten administreren, en voorts dat de achterstand na de opzegging alsnog is voldaan. [eiser] en [eiseres] hebben ook gesteld dat er geen betalingsachterstanden waren op de leningen [locatie 1] en bij DGG. Wat de lening Borne betreft beroepen [eiser] en [eiseres] zich op een afspraak dat pas na twee jaar behoefde te worden afgelost en dan nog slechts voor zover het pand Borne was verhuurd. Volgens [eiser] en [eiseres] was er daarom bij geen van de leningen een tekortkoming die de opzegging rechtvaardigde. De opzeggingen waren volgens [eiser] en [eiseres] voorts, zo begrijpt de rechtbank, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929). [eiser] en [eiseres] hebben er in dat verband op gewezen dat tussen partijen een lange en goede relatie bestond, er voldoende zekerheid was voor aflossing, [eiser] en [eiseres] PVF Particulier en PVF Zakelijk steeds goed hebben geïnformeerd behalve tijdens hun echtscheiding, de tekortkoming niet ernstig was, een te korte termijn is gegeven voor terugbetaling, niet is gewaarschuwd voorafgaand aan de opzegging van de leningen woonhuis en PVF Particulier en PVF Zakelijk gedurende vijf jaar na de opzeggingen geen actie hebben ondernomen waaruit bleek dat zij daadwerkelijk tot opeising overgingen.
4.11.
PVF Particulier en PVF Zakelijk hebben aangevoerd dat de opzegging van de leningen niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. PVF Particulier heeft de stelling van [eiser] en [eiseres] dat er geen achterstanden bestonden, betwist: die achterstanden waren er wel, zowel bij de opzegging in 2011 als bij die in 2015. Dat [eiser] en [eiseres] € 30.000 aan PVF Zakelijk hebben betaald maar eigenlijk de achterstand op de leningen woonhuis hadden willen betalen, doet niet af aan de achterstanden op de leningen woonhuis; een betaling aan PVF Zakelijk kan niet worden beschouwd als een betaling aan PVF Particulier, aldus PVF Particulier. Ook PVF Zakelijk heeft betwist dat er geen achterstanden waren. Zij heeft verder de afspraken betwist over de aflossing van de lening Borne waar [eiser] en [eiseres] zich op beroepen. PVF Zakelijk wijst erop dat niet alleen een achterstand bestond bij de aflossing maar ook bij de betaling van de rente op de lening Borne.
4.12.
Niet in geschil is dat PVF Particulier en PVF Zakelijk de leningen in beginsel mochten opzeggen en vervroegd opeisen in geval van betalingsachterstanden. De vraag is dan of sprake was van achterstanden en of de opzegging (desondanks) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Bij de beoordeling van die laatste vraag wordt vooropgesteld dat uit het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad volgt dat de beëindiging door de kredietverlener op grond van een bevoegdheid tot beëindiging van een kredietovereenkomst niet rechtsgeldig is indien gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (ECLI:NL:HR:2014:2929). Tegen deze achtergrond komen de opzegging van de leningen woonhuis, de lening Borne, de leningen [locatie 1] en het depot Borne aan de orde.
4.13.
Wat betreft de leningen woonhuis hebben [eiser] en [eiseres] niet bestreden dat er voorafgaand aan de opzegging van 5 december 2011 een achterstand bestond. Naar opgave van PVF Particulier in de opzeggingsbrief ging het om ruim € 25.000. Die achterstand is voldoende reden voor de opzegging. [eiser] en [eiseres] hebben gesteld dat die achterstanden en niet meer hadden moeten zijn, vanwege de betaling van € 30.000 die zij aan PVF Zakelijk deden maar aan PVF Particulier hadden willen doen. Die betaling doet echter niet af aan de achterstanden, omdat PVF Particulier en PVF Zakelijk niet vereenzelvigd kunnen worden, [eiser] en [eiseres] hun schuld aan PVF Particulier niet door betaling aan PVF Zakelijk konden voldoen en [eiser] en [eiseres] ook aan PVF Zakelijk bedragen verschuldigd waren. Dat na de opzegging, in december 2011 de achterstand alsnog is betaald, leidt niet tot een andere uitkomst. Uit de hiervoor vastgestelde feiten volgt dat al gedurende ruim een jaar voorafgaand aan de opzegging aanzienlijke achterstanden op de leningen woonhuis bestonden. Het na de opzegging alsnog voldoen daarvan ontneemt de opzegging niet haar werking. [eiser] en [eiseres] hebben evenmin bestreden dat voorafgaand aan de voor zover nodig verstuurde opzegging van 19 juni 2015 achterstanden bestonden. Uit de opzeggingsbrief volgt dat die ruim € 19.000 bedroegen. Ook die achterstand is voldoende reden voor de opzegging.
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat PVF Particulier voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [eiser] en [eiseres] . Uit de hiervoor vastgestelde feiten volgt dat PVF Particulier [eiser] en [eiseres] geregeld en uitvoerig heeft geïnformeerd over de achterstanden, herhaaldelijk heeft aangedrongen op het inlopen daarvan en dit uitvoerig met [eiser] en [eiseres] heeft besproken. Voor zover een korte opzeggingstermijn in acht is genomen, is dat goedgemaakt door de geduldige aanpak na de opzegging van 2011, waarbij [eiser] en [eiseres] ruim de tijd is gegund om orde op zaken te stellen. Gelet op het blijven aandringen op betalen, mochten [eiser] en [eiseres] aan die geduldige aanpak niet de verwachting ontlenen dat PVF Particulier niet meer tot opeising zou overgaan. [eiser] en [eiseres] hebben op hun beurt weinig gehoor geven aan oproepen tot informatie, bijvoorbeeld het verschaffen van taxatierapporten, terwijl toezeggingen over betalingen niet (geheel) werden nagekomen. PVF Particulier heeft het woonhuis bovendien niet op een executieveiling verkocht, maar [eiser] en [eiseres] gelegenheid gegeven het zelf onderhands te verkopen. De stelling van [eiser] en [eiseres] dat voldoende zekerheid voor de leningen woonhuis bestond, wordt niet gevolgd omdat bij de verkoop nog een restschuld overbleef die werd voldaan uit de opbrengst van de woning in Frankrijk. Ten tijde van de opzeggingen van de leningen woonhuis in 2011 en 2015 was daarop geen zekerheidsrecht voor de leningen woonhuis gevestigd (dat gebeurde pas op 25 juli 2016). [eiser] en [eiseres] hebben in het licht van het voorgaande onvoldoende toegelicht waarom de aard en omvang van de kredietrelatie PVF Particulier tot ander handelen zouden verplichten. Onder deze omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat PVF Particulier in redelijkheid niet tot de opzegging had mogen overgaan.
4.15.
Bij de stelling van [eiser] en [eiseres] dat er op de leningen van PVF Zakelijk geen achterstanden waren, is in de eerste plaats de lening Borne van belang. [eiser] en [eiseres] hebben zich erop beroepen dat de overeenkomst over die lening inhoudt dat pas na twee jaar behoefde te worden afgelost en dan nog slechts voor zover het pand Borne was verhuurd. Zij hebben gesteld dat de tekst van de ondertekende offerte en van de notariële akte niet overeenstemt met de afspraak die WVC met de heer [naam 2] namens PVF Zakelijk heeft gemaakt. [eiser] en [eiseres] hebben een verklaring van [naam 2] overgelegd, waarin hij schrijft: “
Afgesproken werd dat [eiser] gedurende twee jaar geen rente verschuldigd zou zijn. [eiser] zou gaan aflossen op de lening zodra het pand volledig verhuurd zou zijn.”. De heer [naam 3] , als adviseur van [eiser] betrokken bij de lening Borne, heeft in een overgelegde verklaring geschreven dat was afgesproken “
dat pas zou worden afgelost nadat het pand geheel was verhuurd, zonder dat daar een datum aangekoppeld zou zijn.
4.16.
PVF Zakelijk heeft de gestelde afspraak betwist. Zij heeft die betwisting als volgt toegelicht. Zo’n afspraak zou onlogisch zijn en tegen het belang van PVF Zakelijk ingaan, omdat het risico van verhuur van het pand Borne zo bij PVF Zakelijk werd gelegd terwijl de verhuurder geen
incentiveheeft om te verhuren. Zij heeft er ook op gewezen dat [naam 2] voorafgaand aan toezending van de offerte aan zijn collega de heer [naam 1] heeft geschreven dat de aflossing na twee jaar ingaat en al binnen twee jaar ingaat wanneer het pand volledig is verhuurd. PVF Zakelijk heeft er verder op gewezen dat WVC niet alleen de aflossing maar ook de rente niet betaalde.
4.17.
Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat de vraag wat partijen precies zijn overeengekomen moet worden beantwoord aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf (Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Volgens deze maatstaf dient uitleg niet plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de door partijen gebruikte bewoordingen - mondeling en schriftelijk - , maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] en [eiseres] in het licht van de betwistingen van PVF Zakelijk, onvoldoende hebben onderbouwd dat partijen, anders dan verwoord in de offerte en de hypotheekakte, hebben beoogd om de afspraak de strekking te laten hebben dat pas na twee jaar behoefde te worden afgelost en dan nog slechts voor zover het pand Borne was verhuurd. Een dergelijke afspraak ligt om de door PVF Zakelijk aangevoerde redenen niet voor de hand. De verklaring van [naam 2] staat haaks op zijn eerdere mededelingen in de interne correspondentie. Daar komt bij dat ter zitting is besproken dat [eiser] op een aantal momenten in de periode 2011-2014 aan PVF Zakelijk heeft verzocht de aflossing op een later moment te laten ingaan (zie 2.15, 2.19 en 2.26). Die verzoeken zouden niet nodig zijn geweest als de afspraak inhield wat [eiser] en [eiseres] stellen. [eiser] heeft dit ter zitting niet kunnen ophelderen. Dat PVF Zakelijk zou hebben erkend dat de aflossingen niet verschuldigd waren en in maart 2013 zijn gecrediteerd is in het licht van de betwistingen van PVF Zakelijk onvoldoende onderbouwd; uit het door [eiser] en [eiseres] overgelegde overzicht waaruit die creditering zou blijken kan de rechtbank dit niet afleiden. Overigens diende, ook in de lezing van [eiser] en [eiseres] , na twee jaar wel rente te worden betaald op de lening Borne. [eiser] en [eiseres] hebben ter zitting gesteld dat rente is betaald, maar hebben die stelling onvoldoende onderbouwd in het licht van de gemotiveerde betwisting van PVF Zakelijk met de strekking dat ook wat de rente betreft aanzienlijke achterstanden bestonden (zie de hiervoor in 2.19 aangehaalde e-mails van 22 februari 2012 en 5 juni 2012). Aan bewijslevering wordt niet toegekomen omdat [eiser] en [eiseres] hun stellingen onvoldoende hebben toegelicht. Het bewijsaanbod heeft overigens geen betrekking op voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel in deze zaak kunnen leiden en zal ook daarom worden gepasseerd.
4.18.
Hieruit volgt dat voorafgaand aan de opzegging van de lening Borne op 2 oktober 2012 een achterstand bestond wat betreft de betaling van rente en voorts een achterstand op de aflossing. Op grond daarvan, en in de verhouding tussen [eiser] en [eiseres] enerzijds en PVF Zakelijk anderzijds in deze procedure waarbij WVC zelf geen partij is, geldt dat PVF Zakelijk de lening mocht opzeggen. Datzelfde geldt ten aanzien van de opzegging van 10 mei 2017. Voor zover [eiser] en [eiseres] hebben gesteld dat op dat moment geen achterstanden bestonden, hebben zij dat in het licht van de betwisting door PVF Zakelijk en de vermelding van de achterstand in de opzeggingsbrief (zie 2.38), onvoldoende toegelicht.
4.19.
De rechtbank is, opnieuw in de verhouding tussen [eiser] en [eiseres] enerzijds en PVF Zakelijk anderzijds in deze procedure waarbij WVC zelf geen partij is, van oordeel dat die opzegging geen schending oplevert van een jegens [eiser] en [eiseres] in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm. Uit de hiervoor vastgestelde feiten volgt dat PVF Zakelijk [eiser] en WVC geregeld en uitvoerig heeft geïnformeerd over de achterstanden, herhaaldelijk heeft aangedrongen op het inlopen daarvan en dit uitvoerig met [eiser] heeft besproken. Voor zover een korte opzeggingstermijn in acht is genomen, is dat goedgemaakt door de geduldige aanpak na de opzegging van 2012, waarbij [eiser] en WVC ruim de tijd is gegund om orde op zaken te stellen. Gelet op het blijven aandringen op betalen, kon aan die geduldige aanpak niet de verwachting worden ontleend dat PVF Zakelijk niet meer tot opeising zou overgaan. Op hun beurt hebben WVC en [eiser] weinig gehoor gegeven aan oproepen tot informatie, bijvoorbeeld het verschaffen van taxatierapporten, terwijl toezeggingen over betalingen niet (geheel) werden nagekomen. De stelling van [eiser] en [eiseres] dat voldoende zekerheid voor de leningen bestond, is ten aanzien van het pand Borne niet verder onderbouwd. Dat WVC het pand Borne op instigatie van PVF Zakelijk heeft verworven en lastig te ontwikkelen was, maakt de opzegging niet onredelijk; die factoren zijn verdisconteerd in de afspraak dat twee jaar lang geen rente en geen of minder aflossing behoefde te worden betaald. [eiser] en [eiseres] hebben in het licht van het voorgaande onvoldoende toegelicht waarom de aard en omvang van de kredietrelatie PVF Zakelijk tot ander handelen zouden verplichten. In die omstandigheden is levert de opzegging geen schending op van een zorgvuldigheidsnorm jegens [eiser] en [eiseres] .
4.20.
Ook ten aanzien van de leningen [locatie 1] en het depot Borne hebben [eiser] en [eiseres] gesteld dat geen sprake was van achterstanden toen deze op 2 oktober 2012 werden opgezegd. Anders dan [eiser] en [eiseres] hebben betoogd betekent dat echter niet dat de opzegging niet mocht plaatsvinden. De opzegging is immers niet gebaseerd op achterstanden op deze leningen. In de opzeggingsbrief van 2 oktober 2012 is een beroep gedaan op de contractueel overeengekomen vervroegde opeisbaarheid van de leningen [locatie 1] en het depot Borne omdat “
enige andere geldlening door de schuldeiser verstrekt aan de schuldenaar, diens echtgen(o)ot(e) of diens partner (…) of aan een rechtspersoon waarin de schuldenaar de aandelen houdt, vervroegd opeisbaar is geworden.” [eiser] en [eiseres] hebben erkend dat de verschillende leningen kruiselings verbonden waren. Hiervoor is vastgesteld dat PVF Zakelijk de lening Borne mocht opzeggen. Daarmee mocht PVF Zakelijk ook de leningen [locatie 1] en het depot Borne vervroegd opeisen. [eiser] en [eiseres] hebben niets aangevoerd dat aan een beroep op deze bepaling in de voorwaarden van die leningen in de weg staat.
4.21.
Ook hier geldt dat PvF Zakelijk zich de belangen van [eiser] en [eiseres] voldoende heeft aangetrokken. Uit de hiervoor vastgestelde feiten volgt dat PVF Zakelijk [eiser] geregeld en uitvoerig heeft geïnformeerd over de achterstanden, herhaaldelijk heeft aangedrongen op het inlopen daarvan en dit uitvoerig met [eiser] heeft besproken. Voor zover een korte opzeggingstermijn in acht is genomen, is dat goedgemaakt door de geduldige aanpak na de opzegging van 2012, waarbij [eiser] en [eiseres] ruim de tijd is gegund om orde op zaken te stellen terwijl uit de feiten een beeld oprijst dat [eiser] en [eiseres] geen concrete initiatieven ontplooien om tot afwikkeling te komen. Ook het voorstel van [eiseres] tot overname van de panden [locatie 1] voorziet niet in alternatieve financiering en bevat geen concreet voorstel over aflossing. Gelet op het blijven aandringen op betalen, kon aan die geduldige aanpak niet de verwachting worden ontleend dat PVF Zakelijk niet meer tot opeising zou overgaan. PVF Zakelijk heeft zich geduldig opgesteld en heeft de panden pas in 2017 laten veilen. Daarbij behoefde zij niet te wachten op de ontvangst van een toegezegde betaling uit Spanje, waarvan [eiser] en [eiseres] niet konden zeggen wanneer die komen zou. De stelling van [eiser] en [eiseres] dat voldoende zekerheid voor de leningen [locatie 1] bestond, wordt niet gevolgd omdat bij de verkoop nog een restschuld overbleef die werd voldaan uit de opbrengst van de woning in Frankrijk. Ten tijde van de opzegging in 2012 was daarop geen zekerheidsrecht voor de leningen [locatie 1] gevestigd. [eiser] en [eiseres] hebben in het licht van het voorgaande onvoldoende toegelicht waarom de aard en omvang van de kredietrelatie PVF Zakelijk tot ander handelen zouden verplichten. Onder deze omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat PVF Zakelijk in redelijkheid niet tot de opzegging had mogen overgaan.
4.22.
Geconcludeerd moet worden dat de opzegging van de leningen niet onzorgvuldig was jegens [eiser] en [eiseres] . Deze conclusie wordt niet anders indien het handelen van PVF Particulier en PVF Zakelijk in onderlinge samenhang wordt beschouwd.
Aanvullende zekerheden
4.23.
[eiser] en [eiseres] hebben aangevoerd dat PVF Zakelijk en PVF Particulier onzorgvuldig tegenover hen hebben gehandeld door additionele zekerheden af te dwingen onder dreiging van executiemaatregelen, maar na verstrekking van additionele zekerheden, alsnog te executeren – bij de panden [locatie 1] in weerwil van een op handen zijnde betaling van € 100.000. Het gaat hier om het hypotheekrecht op het perceel grond naast het woonhuis, verleend op 24 april 2013 en het hypotheekrecht op de woning in Frankrijk, verleend op 25 juli 2016. [eiser] en [eiseres] hebben gesteld dat deze aanvullende zekerheden werden afgedwongen onder dreiging van executiemaatregelen, en onder toezegging dat de aangezegde executie zou worden gestaakt als de zekerheden zouden worden verstrekt. Het gaat [eiser] en [eiseres] om de executieveiling van het woonhuis en de panden [locatie 1] . [eiser] en [eiseres] verwijten PVF Particulier en PVF Zakelijk dat zij alsnog tot executie overgingen toen voldoende zekerheid was verkregen. Bij de executieveiling van de panden [locatie 1] kwam PVF Zakelijk haar toezegging die te staken niet na, terwijl de middelen voor de afgesproken betaling van € 100.000 in bezit waren van [eiser] en [eiseres] .
4.24.
PVF Particulier heeft aangevoerd dat over het stellen van aanvullende zekerheid overeenstemming bestond tussen PVF Particulier enerzijds en [eiser] en [eiseres] anderzijds en dat zij overigens verplicht waren die zekerheid te vestigen. PVF Particulier heeft ook een beroep gedaan op rechtsverwerking. PVF Zakelijk heeft aangevoerd dat [eiser] en [eiseres] de aanvullende zekerheden vrijwillig hebben gesteld, waartegenover PVF Zakelijk executiemaatregelen voorlopig zou opschorten, maar niet staken en gestaakt houden. PVF Zakelijk heeft verder betwist dat schade is geleden, omdat de bedragen waarvoor zekerheid werd gesteld, toch al door [eiser] en [eiseres] verschuldigd waren. Over de toezegging de veiling van de panden [locatie 1] te staken (of de panden na veiling niet te gunnen) heeft PVF Zakelijk aangevoerd dat [eiser] en [eiseres] de toezegging € 100.000 te betalen niet nakwamen; het geld stond immers vast in Spanje en is ook later niet door PVF Zakelijk ontvangen.
4.25.
Voorop staat dat PVF Particulier en PVF Zakelijk, gelet op de opzeggingen en de opeisbaarheid van de leningen, tot executie mochten overgaan. Zij konden ook, op door hen te stellen voorwaarden, afspreken daarvan al dan niet tijdelijk af te zien. Van ongeoorloofd dreigen met executie is in dat licht geen sprake. In het licht van de bovengenoemde betwistingen hebben [eiser] en [eiseres] onvoldoende onderbouwd gesteld dat PVF Particulier en PVF Zakelijk hebben toegezegd de executie niet alleen uit te stellen maar ook te staken en gestaakt te houden tegenover het stellen van extra zekerheden. Ten aanzien van het hypotheekrecht op het perceel naast het woonhuis hebben [eiser] en [eiseres] die stelling in het geheel niet onderbouwd. Ten aanzien van het hypotheekrecht op de woning in Frankrijk volgt uit de door [eiser] en [eiseres] overgelegde e-mail van 15 maart 2016 dat PVF Particulier en PVF Zakelijk na het stellen van die aanvullende zekerheid bereid zijn de ontwikkelingen met zes maanden (vanaf 18 april 2016) af te wachten en de veiling van de panden [locatie 1] uit te stellen, mits de lopende verplichtingen onder de leningen woonhuis worden betaald en ( [eiser] en [eiseres] maatregelen nemen om te zorgen dat) de huren voor de panden [locatie 1] worden betaald. Dat is geen toezegging van afstel van executie; [eiser] en [eiseres] hebben hun stelling niet verder onderbouwd. De executie is niet vóór het verstrijken van de termijn van zes maanden na 18 april 2016 hervat (zie 2.33-2.37). Dat de veiling van de panden [locatie 2] voltooid ondanks dat het door [eiser] en [eiseres] toegezegde bedrag van € 100.000 beschikbaar was bij een Spaanse rechtbank, is niet onzorgvuldig. Aan [eiser] en [eiseres] is duidelijk te kennen gegeven dat het bedrag voor de veiling of voor de gunning aan PVF Zakelijk moest zijn betaald. Dat is niet gebeurd en [eiser] en [eiseres] konden ook niet zeggen wanneer het betaald zou worden. Overigens hebben [eiser] en [eiseres] , in het licht van de betwistingen van PVF Zakelijk, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade hebben geleden als gevolg van het stellen van de zekerheden. Dat bij de verkoop van de woning in Frankrijk, na aflossing van de restschulden die [eiser] en [eiseres] nu eenmaal moesten betalen, nog een bedrag overbleef, maakt niet dat sprake is van schade als gevolg van het vestigen van het hypotheekrecht op die woning.
4.26.
De rechtbank is van oordeel dat ook op dit punt geen sprake is van onzorgvuldig handelen van PVF Particulier en PVF Zakelijk tegenover [eiser] en [eiseres] , ook niet indien het handelen van PVF Particulier en PVF Zakelijk in onderlinge samenhang wordt beschouwd.
Uitoefenen pandrecht op huurpenningen
4.27.
[eiser] en [eiseres] hebben aangevoerd dat PVF Zakelijk, na het openbaar maken van het pandrecht op de huurpenningen van het pand Borne en de panden [locatie 1] , ten onrechte niet alleen de huur maar ook de btw en servicekosten heeft geïnd, steken liet vallen bij het innen van de huur en in strijd met de afspraken de verzekeringspenningen niet voldeed. Daardoor raakten [eiser] en [eiseres] verder in de problemen. [eiser] en [eiseres] hebben gesteld dat de btw en de servicekosten niet aan PVF Zakelijk verpand waren en PVF Zakelijk dus te veel inde.
4.28.
PVF Zakelijk heeft erkend dat zij de btw en servicekosten inde maar toegelicht dat zij dat op grond van de pandakte mocht doen. PVF Zakelijk heeft betwist dat zij zorg diende te dragen voor het beheer van de panden (waaronder huurincasso en verzekering) na openbaarmaking van het pandrecht, omdat de verhuurder verantwoordelijk blijft voor het beheer. PVF Particulier heeft aangevoerd dat alleen PVF Zakelijk pandrechten heeft uitgeoefend en [eiser] en [eiseres] hebben dat niet weersproken.
4.29.
Het pandrecht dat is verstrekt bij de lening Borne en bij de lening [locatie 2] ziet blijkens de hypotheekakten, waarin het pandrecht is opgenomen, op alle rechten en vorderingen die uit de huurovereenkomsten voortvloeien. Niet gesteld of gebleken is dat de betaling van de btw en de servicekosten door de huurders een andere grondslag hebben dan de huurovereenkomst. De verpanding ziet daarom ook op de btw en de servicekosten, zodat PVF Zakelijk die mocht innen. Niet gesteld of gebleken is dat PVF Zakelijk deze bevoegdheid zou hebben misbruikt. Dat PVF Zakelijk de pandrechten in ander opzicht onjuist uitoefende, hebben [eiser] en [eiseres] , in het licht van de betwisting door PVF Zakelijk, onvoldoende toegelicht.
4.30.
De rechtbank concludeert dat ter zake van het uitoefenen van het pandrecht geen normschending is komen vast te staan.
BKR registratie
4.31.
[eiser] en [eiseres] hebben aangevoerd dat zij ten onrechte bij het BKR zijn geregistreerd. Zij hebben die stelling onderbouwd met de uitspraak van de Geschillencommissie BKR, die heeft geoordeeld dat ten onrechte geen vooraankondiging van de melding van 14 april 2015 aan [eiseres] was gestuurd. [eiser] en [eiseres] hebben gesteld dat zij schade hebben geleden omdat de BKR-registratie de mogelijkheid van herfinanciering en andere nieuwe financieringen blokkeerde.
4.32.
PVF Particulier betwist dat de melding onterecht was en dat het ontbreken van de vooraankondiging onzorgvuldig was en heeft aangevoerd dat het oordeel van de Geschillencommissie BKR onjuist is. PVF Particulier heeft ook betwist dat [eiser] en [eiseres] schade hebben geleden. PVF Zakelijk heeft aangevoerd dat alleen PVF Particulier een melding bij het BKR heeft gedaan en [eiser] en [eiseres] hebben dat niet weersproken.
4.33.
Dat de melding bij het BKR onterecht of onzorgvuldig was, hebben [eiser] en [eiseres] onvoldoende onderbouwd in het licht van de betwisting door PVF Particulier en de uit de correspondentie blijkende achterstanden. Dat de melding onterecht zou zijn, volgt ook niet uit de uitspraak van de Geschillencommissie BKR, waar het ontbreken van de vooraankondiging beslissend is. Of de melding bij het BKR onzorgvuldig was, of dat het doen van een melding zonder vooraankondiging onzorgvuldig was, kan echter in het midden blijven. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [eiser] en [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade hebben geleden als gevolg van het niet sturen van de vooraankondiging, of van de BKR registratie zelf, in het licht van de betwisting door PVF Particulier. De enkele, niet verder toegelichte, stelling dat zij geen financiering konden aantrekken volstaat niet.
Slotsom
4.34.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] en [eiseres] moeten worden afgewezen. [eiser] en [eiseres] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.35.
De kosten aan de zijde van PVF Particulier worden begroot op:
- griffierecht 4.200
- salaris advocaat
6.428(2,0 punt × tarief € 3.214)
Totaal € 10.628
4.36.
De kosten aan de zijde van PVF Zakelijk worden begroot op:
- griffierecht 4.200
- salaris advocaat
6.428(2,0 punt × tarief € 3.214)
Totaal € 10.628

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] en [eiseres] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van PVF Particulier begroot op € 10.628, en aan de zijde van PVF Zakelijk begroot op € 10.628, in het geval van PVF Particulier te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] en [eiseres] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten van PVF Particulier en PVF Zakelijk, voor elk van hen begroot op € 246 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] en [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en in het geval van PVF Particulier te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat de daarin vervatte veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. Oosterhoff, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.