3.1In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1. Kort gezegd gaat het om het volgende.
(i) De Stichting heeft blijkens haar statuten tot doel het behartigen van de gelijksoortige belangen van (voormalige) klanten van [A] B.V., later genaamd [B] B.V. en weer later [C] B.V. (hierna: [A]) die schade hebben ondervonden van de door [A] geadviseerde financiële constructies. De Stichting heeft de vorderingen van 171 van deze klanten aan zich laten cederen.
(ii) [A] hield zich bezig met het verlenen van bemiddeling bij het tot stand komen van verzekerings- en financieringsovereenkomsten en het verstrekken van pensioenadviezen.
(iii) [A] is op 20 januari 2009 failliet verklaard.
(iv) Bij brief van 6 mei 2009 heeft de Stichting aan SNS mededeling gedaan van de hiervoor onder (i) bedoelde cessies. Daarnaast is SNS in deze brief gesommeerd om over te gaan tot vergoeding van de schade. In dat verband heeft de raadsman van de Stichting onder meer geschreven:
“[A] heeft in het verleden op uitgebreide schaal vermogensadviesdiensten verricht voor derden, waaronder cliënten van [de Stichting]. [A] deed dit door middel van het verstrekken van/adviseren tot financiële constructies, zogenaamde ‘financiële plannen’. Een aantal van die plannen zijn door middel van uw instelling gefinancierd; de middelen die door het aangaan van deze financiële plannen werden verkregen, werden gebruikt voor het doen van beleggingen.
De uitkomsten van deze – als lange termijn plannen gepresenteerde – financiële constructies bleken al vrij snel desastreus, als gevolg van fouten, c.q. systeemfouten, in het plan en de aard en omvang van de beleggingen. Ten gevolge van een en ander, hebben de (voormalige) cliënten van [A] schade geleden.
Voor zover de financiële plannen werden uitgevoerd met behulp, althans medeweten, van uw instelling, c.q. gefinancierd door middel van leningen bij uw instelling, houdt cliënte uw instelling (hoofdelijk voor het geheel) aansprakelijk voor de door de desbetreffende gedupeerden geleden schade. De stichting baseert deze aansprakelijkheid onder andere, doch niet uitsluitend, op de wet op het financieel toezicht, c.q. de wet financiële dienstverlening en zijn voorgangers, alsmede de bijzondere zorgplicht die blijkens wet en jurisprudentie op financiële instellingen als de uwe rust.”
(v) SNS heeft aansprakelijkheid afgewezen.
(vi) SNS heeft op 17 februari 2004 een brief gezonden aan degenen die bij haar een hypothecaire geldlening hadden afgesloten als onderdeel van het advies dat door [A] was gegeven. In de brief is het volgende vermeld:
“Van [de voorzitter van de Stichting] hebben wij uw naam gekregen. Wij hebben begrepen dat u met ons wilt praten over uw financiële situatie, in het bijzonder uw hypothecaire verplichtingen aan ons. Vanzelfsprekend gaan wij op dit verzoek in, zoals dat ook gebruikelijk is als een verzoek tot een gesprek aan ons wordt gericht.”
(vii) Op 11 oktober 2005 heeft de Stichting aan SNS een fax gestuurd waarin het volgende is vermeld:
“De klachten hebben onder meer betrekking op:
* te risicovolle financiering (relatie inkomen bruto/nettoschuld gaat doorgaans boven algemeen aanvaarde verstrekkingsnormen);
(…)
U dient er echter wel rekening mee te houden dat wij (ondanks de geboden compensatie) de rechtmatigheid van het handelen van de SNS dan juridisch gaan laten toetsen.”
3.2.1In dit geding vordert de Stichting, voor zover in cassatie van belang, verklaringen voor recht zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.3, die ertoe strekken dat SNS heeft gehandeld in strijd met op haar rustende zorgplichten, en veroordeling van SNS tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat.
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.
3.2.2Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het heeft voor recht verklaard dat SNS heeft gehandeld in strijd met de op haar rustende zorgplicht en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Stichting ten aanzien van een aantal in het dictum van zijn arrest met name genoemde betrokkenen. Het heeft SNS veroordeeld tot vergoeding van de door de Stichting, als cessionaris van de genoemde betrokkenen, geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen, op te maken bij staat.
3.2.3Het hof heeft, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen.
“4.25 Het hof oordeelt als volgt. De primair aan SNS Bank verweten gedraging - het nalaten om de betrokkenen te behoeden voor overkreditering - dient beoordeeld te worden aan de hand van de ten tijde van de verstrekking van de hypothecaire geldleningen geldende normen en regelgeving. Van een voldoende uitgewerkt wettelijk kader was in die periode nog geen sprake. In een dergelijk geval zijn beslissend de maatschappelijke opvattingen ten tijde van de aan de derde verweten gedraging of nalatigheid. Op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, rust op banken een bijzondere zorgplicht jegens haar cliënten en derden met wier belangen zij rekening behoort te houden.
De maatschappelijke functie van banken brengt een (bijzondere) zorgplicht met zich waarvan de omvang afhankelijk is van de omstandigheden van het geval (vergelijk HR 9 januari 1998, ECLI:NL:HR: 1998:ZC2536, NJ 1999, 285).
Op banken rust tegenover consumenten een zorgplicht die strekt tot bescherming tegen onverantwoorde financiële risico's. Deze zorgplicht vloeit voort uit de maatschappelijke positie van deze dienstverleners in samenhang met hun professionele deskundigheid. Zij strekt ertoe consumenten te beschermen tegen het gevaar van eigen lichtvaardigheid en gebrek aan inzicht. De zorgplicht beheerst niet alleen de contractuele relatie van de financiële dienstverlener met zijn cliënten, maar ook de precontractuele relatie met potentiële cliënten. De inhoud en reikwijdte van deze zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de betrokken rechtsverhouding, het bijzondere risico van het desbetreffende product of de dienst, de eventuele deskundigheid en relevante ervaring van de particuliere cliënt, en diens inkomens- en vermogenspositie. Dit maakt dat de kredietgever bij het aangaan van de kredietovereenkomst voldoende informatie moet inwinnen over de (financiële) situatie van de consument. Op basis van de ingewonnen informatie zal moeten worden beoordeeld of het verantwoord is het krediet te verstrekken. Daarnaast moet de kredietgever voldoende informatie verstrekken, zodat de consument in staat is te beoordelen wat het krediet inhoudt en wat de bijbehorende risico’s zijn.