ECLI:NL:RBAMS:2022:4363

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
13/845195-18 (A) en 13/993000-21 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen; matigen gevangenisstraf vanwege overschrijding redelijke termijn

Op 28 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen. De zaak betreft twee parketnummers: 13/845195-18 (A) en 13/993000-21 (B). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data aanzienlijke contante geldbedragen heeft overgedragen, waarvan werd vermoed dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte heeft op 17 januari 2019 € 260.000,- en op 12 februari 2020 € 75.000,- overgedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende uitleg heeft gegeven over de herkomst van deze bedragen, wat leidde tot een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat invloed had op de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen Ford Focus aan het verkeer moet worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/845195-18 (A) en 13/993000-21 (B)
Datum uitspraak: 28 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter zitting van 25 maart 2021 gevoegd. Deze zaken worden als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. de Leeuw, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, naar voren hebben gebracht.
De zaken tegen de verdachte zijn gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachte [medeverdachte] (13/845194-18 en 13/993043-20).

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is in zaak A – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (van) één of meer voorwerpen, te weten:
(deelonderzoek Ironwood)
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 260.000 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp op of omstreeks 17 januari 2019 te Zeist en/of Abcoude en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
(deelonderzoek Negaunee)
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) 75.000 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp op of omstreeks 12 februari 2020 te Eindhoven en/of Abcoude en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemd(e) geldbedrag (en) was/waren en/of wie dat/die voorhanden had(den),
en/of
voornoemd(e) geldbedrag(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), althans hij verdachte alleen, (telkens) wist(en) , dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf en hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van dat witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
althans terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) althans hij verdachte alleen (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en)en/of voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf
Aan de verdachte is in zaak B ten laste gelegd dat:
1. hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten:
(AMB-105)
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 31.100 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp op of omstreeks 20 februari 2020 te Abcoude en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 25.000 Britse ponden en/of 10.000 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp op of omstreeks 20 februari 2020 te Abcoude en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 77.570 euro en/of 60.000 euro en/of 55.000 euro op 21 februari 2020 te Abcoude en/of Amsterdam en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemd(e) geldbedrag (en) was/waren en/of wie dat/die voorhanden had(den),
en/of
voornoemd(e) geldbedrag (en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van voornoemd(e) geldbedrag (en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), althans hij verdachte alleen, (telkens) wist (en) , dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf en hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van dat witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
althans terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), althans hij verdachte alléen, (telkens) redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 25 februari 2020, te Amsterdam en/of Zeist en/of Eindhoven en/of Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, zonder vergunning van de Nederlandsche Bank, het bedrijf van betaaldienstverlener met een zetel in Nederland heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het financieel toezicht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar beroepsmatig en/of bedrijfsmatig betaaldiensten verricht, door (telkens) (onder meer) opzettelijk ten behoeve van en/of op verzoek van ((een) onbekend gebleven) begunstigde(n) en/of ((een) onbekend gebleven) betaler(s) en/of één of meer ((een) onbekend gebleven) ander(en)
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 260.000 euro, over te (laten) dragen aan [naam 1] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 75.000 euro over te (laten) dragen aan [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 31.100 euro over (laten) dragen aan ene ‘ [naam 6] ’ en/of ‘ [naam 7] ’ en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 25.000 Britse Ponden van ene ‘ [naam 8] ’ en/of [naam 9] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) in ontvangst (laten) nemen en/of om (laten) wisselen door [naam 10] in euro's en/of een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 10.000 euro (vervolgens) over (laten) dragen aan ene ' [naam 8] ' en/of [naam 9] en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 77.570 euro en/of 60.000 euro en/of 55.000 euro over (laten) dragen aan ene ‘ [naam 11] ’ en/of ‘ [naam 12] ’ en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en);
3. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 3 maart 2020, te Amsterdam en/of Zeist en/of Eindhoven en/of Abcoude, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met
  • [naam 13] en/of
  • [naam 14] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrij(f)ven, te weten:
  • (gewoonte)witwassen (artikel 420 bis/ter Wetboek van Strafrecht) en/of
  • eenvoudig witwassen (artikel 420 bis.1 Wetboek van Strafrecht) en/of
  • opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener met een zetel in Nederland uitoefenen (artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het financieel toezicht).

3.Waardering van het bewijs

Witwassen
Aan de verdachte is in zaak A en in zaak B onder 1 medeplegen van (eenvoudig, gewoonte- of schuld)witwassen van contante geldbedragen ten laste gelegd.
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp (geldbedrag) afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen. [1]
€ 260.000,- 17 januari 2019
De rechtbank stelt op grond van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte is op 17 januari 2019 bij zijn woning in [woonplaats] met een oranje plastic tas van de Albert Heijn in zijn Ford Focus met kenteken [kenteken] ingestapt. Ongeveer een uur later heeft hij zijn auto op de Fazantenlaan in Zeist geparkeerd. Er is daarna een Volkswagen Golf met openstaande ramen naast de auto van de verdachte geparkeerd. De verdachte heeft vervolgens een oranje plastic tas aan de bestuurder van de Volkswagen Golf overhandigd. De Volkswagen Golf is even later voor het portiek van de flat [nummer] gelegen aan het [adres] gestopt. De bestuurder van de Volkswagen Golf is uitgestapt en is met een oranje plastic tas van de Albert Heijn het portiek binnengegaan. [2] Bij de doorzoeking van de woning op nummer [nummer] die dag is in de afgesloten kledingkast in de slaapkamer van [naam 1] een oranje plastic tas van de Albert Heijn aangetroffen. In deze tas zat € 260.000,-. In de kast stonden ook twee rugzakken met verdovende middelen [3] (13 kilogram cocaïne). [naam 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat het geld een betaling voor drugs was. [4] De verdachte heeft ter zitting van 28 augustus 2020 bekend dat hij € 260.000,- naar Zeist heeft vervoerd.
€ 75.000,- 12 februari 2020
De rechtbank stelt op grond van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 12 februari 2020 is de personenauto die de verdachte in gebruik had, een Tata Vista, die was voorzien van een baken, vanuit de straat waar de verdachte woont, naar de parkeerplaats van het Van der Valkhotel in Eindhoven gereden. De verdachte die de Tata Vista bestuurde, is om 11.54 uur het parkeerterrein van het Van der Valkhotel in Eindhoven opgereden. Kort daarvoor was een grijze Mercedes het terrein opgereden. De verdachte heeft vervolgens in de directe omgeving van de grijze Mercedes geparkeerd. Hij is daarna uitgestapt en heeft contact gemaakt met de bestuurder van deze Mercedes. Vervolgens heeft hij iets vanonder het dashboard gepakt en daarna een zwart plastic tasje aan de bestuurder van de grijze Mercedes gegeven. Op dat moment is de bijrijder van de grijze Mercedes uitgestapt en heeft contact gemaakt met de bestuurder van een zwarte Mercedes die twintig minuten eerder het parkeerterrein was opgereden. Deze bestuurder is naar de grijze Mercedes gelopen en aan de bestuurderskant naar binnen gebukt. Hij is daarna met een donkerkleurig voorwerp naar de zwarte Mercedes teruggelopen en heeft vervolgens de kofferbak geopend en gesloten. [5] Bij de doorzoeking van deze Mercedes die even later plaatsvond, is in de kofferbak in een zwarte vuilniszak een geldbedrag van in totaal € 75.000,- aangetroffen. [6] De verdachte heeft ter zitting van 28 augustus 2020 bekend dat hij € 75.000,- naar Eindhoven heeft vervoerd.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat in beide gevallen de feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. De verdachte heeft immers beide keren een groot contant geldbedrag in een tas of vuilniszak op de openbare weg aan iemand overhandigd. Het op deze wijze vervoeren van een dergelijke groot geldbedragen is hoogst ongebruikelijk en gaat gepaard met aanzienlijke veiligheidsrisico’s. Bij het geldbedrag van € 260.000,- ging het bovendien om een betaling van een partij drugs.
Gelet op het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen mag van de verdachte worden verwacht dat hij een verklaring geeft over de herkomst van de geldbedragen. De verdachte heeft echter alleen verklaard dat hij het geld heeft vervoerd. Hij heeft verder geen (concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring gegeven over de herkomst van de geldbedragen. Onder deze omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat zowel het bedrag van € 260.000,- als het bedrag van € 75.000,- uit enig misdrijf afkomstig was.
Wetenschap
De verdachte heeft evenmin verklaard van wie de geldbedragen waren en/of wat de herkomst van de geldbedragen was en/of dat hij op enig moment daar ook maar enig onderzoek naar heeft ingesteld. Hij heeft ook geen verklaring gegeven waaruit zou kunnen blijken dat hij een legale herkomst van het geld kende. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte – gelet op de omstandigheden – (ten minste) bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de geldbedragen die hij voorhanden had (gekregen) en heeft overgedragen uit misdrijf afkomstig waren.
Medeplegen?
De verdachte heeft verklaard dat hij alleen heeft gehandeld. Hij heeft niet willen zeggen of hij dat in opdracht van een ander heeft gedaan. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de verdachte ter zake van deze twee geldbedragen nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt zodat hij van het onderdeel dat hij “tezamen en in vereniging met een ander of anderen” heeft witgewassen, zal worden vrijgesproken.
Gewoontewitwassen?
Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een “gewoonte”, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. [7]
De rechtbank is van oordeel dat het twee keer witwassen van een geldbedrag in een periode van ruim een jaar niet kan worden gekwalificeerd als een gewoonte maken van het plegen van witwassen. De verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
€ 31.100,- 20 februari 2020
In zaak B vormen de berichten en foto’s die zijn aangetroffen in de V Smart, een zogenoemde PGP-telefoon waarmee versleutelde berichten kunnen worden verzonden, de kern van het bewijs. De desbetreffende telefoon is op 25 februari 2020 gevonden bij de doorzoeking in de winkel van de verdachte genaamd [naam winkel] , gevestigd aan de [adres] . [8]
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de gebruiker was van de V Smart. En dat ‘ [username] ’ de username is van de medeverdachte [medeverdachte] is en diens nickname ‘ [nickname] ’ is. De verdachte heeft ook niet weersproken dat hij deze telefoon in gebruik had. Dat verdachte de gebruiker van de V Smart is, baseert de rechtbank op de volgende feiten en omstandigheden. De telefoon is aangetroffen in de winkel van de verdachte. Hij was de enige aanwezige in de winkel. Verdachte, gebruiker van de V Smart, stuurde regelmatig PGP-berichten naar contacten, waarbij werd aangegeven dat hij in de winkel was. Op 19 februari 2020 heeft de gebruiker van de V Smart te kennen gegeven naar de MOD-group te gaan. De V Smart straalde hierna een basisstation aan in de directe nabijheid van de MOD-group. Het contact met de username ‘ [username] ’ ging daar ook heen. Uit bakengegevens is gebleken dat de BMW van de medeverdachte die dag bij de MOD-group stond. Uit een OVC-gesprek (telefoongesprek), dat de medeverdachte voerde in de BMW, is gebleken dat hij de man van [naam 15] bij de MOD-group ontmoet had. [naam 15] en [naam 16] zijn naar India vertrokken.
Uit het onderzoek is gebleken dat de vrouw van de verdachte en hun zoon [naam zoon] op 15 februari 2020 naar India zijn vertrokken. Zoals hierna aan de orde zal komen, blijkt uit een PGP-bericht van ‘ [username] ’ dat de gebruiker van de V Smart 31.100 moest geven. ‘ [username] ’ stuurt ook een foto met een vijfeurobiljet naar de gebruiker van de V Smart. Het bankbiljet is voorzien van het nummer [nummer] . De gebruiker van de V Smart stuurde het vijfeurobiljet naar een contact met de username ‘ [naam 7] ’. Uit PGP-berichten van ‘ [naam 7] ’ komt naar voren dat “zijn man” op 20 februari 2020 met het vliegtuig naar Schiphol is gekomen. Hij vroeg naar het adres. De gebruiker van de V Smart berichtte vervolgens ‘ [adres] ’. De ontmoeting zou omstreeks 08.00 uur zijn. Op camerabeelden van de toegangsdeur van de woning van de verdachte, perceel [adres] , is te zien dat de verdachte op 20 februari 2020 omstreeks 07.58 uur, zijn woning heeft verlaten en voor de deur bleef staan. Hij keek regelmatig de straat in en op zijn telefoon. Kort daarop is hij in de richting van perceelnummer [nummer] gelopen. Omstreeks 08.04 uur stuurde de gebruiker van de V Smart een foto van het vijfeurobiljet, voorzien van het nummer [nummer] , dat wordt vastgehouden in een hand. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte omstreeks 08.05 uur zijn woning weer binnengegaan is. Het genoemde vijfeurobiljet is aangetroffen in de in beslag genomen portemonnee van de verdachte. Tijdens de doorzoeking in de winkel genaamd [naam winkel] , gevestigd aan de [adres] , werd ook een portemonnee, aangetroffen en in beslag genomen. In deze portemonnee zat een aantal eurobiljetten, waaronder vijftien vijfeurobiljetten. Tevens zat in de portemonnee een Indiase ID-kaart ten name van de verdachte. Een van de biljetten betrof het vijfeurobiljet met het nummer [nummer] . [9]
Op 19 februari 2020 omstreeks 17.58 uur, heeft de medeverdachte een telefoongesprek met een man gevoerd. De man heeft in dat gesprek gezegd dat hij toch ‘samaan’ (geld) moet komen ophalen. Direct na dit telefoongesprek heeft ‘ [username] ’ een PGP-bericht naar de gebruiker van de V Smart gestuurd met de tekst: ‘ [naam 8] heeft een werk/klus’. Op 20 februari 2020 heeft de medeverdachte nog twee telefoongesprekken met genoemde man gevoerd. De man heeft toen gezegd dat hij bij hem thuis is aangekomen. De medeverdachte was onderweg en uit bakengegevens is gebleken dat hij omstreeks 15.42 uur in het Van Voorthuijsenhof in Abcoude is aangekomen. Omstreeks 16.02 uur heeft ‘ [username] ’ een bericht gestuurd naar de gebruiker van de V Smart met de tekst: ‘ [naam 8] gekomen 10 nodig’. De gebruiker van de V Smart moest het komen afgeven. Op 22 februari 2020 berichtte ‘ [username] ’ aan de gebruiker van de V Smart: ‘Morgen wil een berekening/afrekening maken’. Op 23 februari 2020 omstreeks 12.45 uur heeft ‘ [username] ’ in een PGP-bericht gevraagd waar de gebruiker van de V Smart is. De gebruiker met de V Smart heeft geantwoord ‘thuis’. Uit de camerabeelden van de toegangsdeur van de woning van de verdachte blijkt dat de medeverdachte op 23 februari 2020 omstreeks 13.19 uur bij de toegangsdeur van de woning van de verdachte is gearriveerd en met een sleutel naar binnengegaan is. Omstreeks 16.08 uur heeft hij de woning. De verdachte is ook nog even te zien in de deuropening. [10]
Op 19 en 20 februari 2020 worden met de eerder genoemde PGP-telefoon (V Smart) van de verdachte de volgende berichten en afbeeldingen ontvangen en verstuurd. [11]
10.5
[medeverdachte]
Hoeveel heb je?
10.5
[verdachte]
25
10.51
[medeverdachte]
Ben jij in de winkel
10.51
[verdachte]
Ja meneer
10.58
[medeverdachte]
We moeten 31100 geven, hoe nu
11
[verdachte]
OK
11.02
[verdachte]
Hoe laat moet het geven
11.02
[medeverdachte]
Vandaag geven
11.02
[medeverdachte]
Wanneer jij ook wilt.
11.03
[medeverdachte]
Had je het (…) bij Mod Group opgehaald?
11.03
[verdachte]
Nee, ik ga het (…) nu ophalen
11.04
[medeverdachte]
Hoe laat ga je daar zijn, ik kom ook
11.04
[medeverdachte]
12
11.04
[medeverdachte]
OK
11.46
[verdachte]
Ja meneer, bent u naar MOD Group gekomen
11.56
[medeverdachte]
[naam 6]
In de V Smart staat een foto van een vijfeurobiljet. Het bankbiljet is voorzien van het nummer [nummer] . Op de foto is de naam ‘ [naam 17] ’ zichtbaar. Uit de datagegevens is naar voren gekomen dat de foto voor het eerst wordt ontvangen door [verdachte] , op 19 februari 2020 omstreeks 11.56 uur en is verstuurd door [medeverdachte] .
13.21
[naam 6]
Hallo
13.23
[verdachte]
Hallo meneer, laat me tokens zien
13.24
[verdachte]
Ik geef je 31100
13.24
[naam 6]
Probeer te regelen dat een man op een vlucht zit en vanaf 17-20 in Amsterdam is
13.25
[naam 6]
Land 5 NM
13.25
[verdachte]
OK
13.25
[naam 6]
Als ik daarin slaag kan jij rond die tijd op vliegveld zijn
13.25
[verdachte]
OK
13.26
[verdachte]
Ja, meneer kan bericht ontvangen
13.28
[naam 6]
Wat als het neer 6 NM is dat hij aankomt dat oké?
13.28
[naam 6]
Dus hij komt ongeveer 1805-1815 naar buiten
13.29
[naam 6]
Het is de enige die over is voor vandaag
13.3
[naam 6]
Hij checkt nu of hij het gaat redden en bevestigt het over een paar minuten
13.3
[naam 6]
Laat me a.u.b. weten of het tijdschema oké is
13:30
[naam 6]
Geef*
13.32
[verdachte]
Je komt 6 uur [adres]
13.32
[naam 6]
[adres] ?
13.35
[naam 6]
Ophaal man heeft geen encro. Probeer het zelf maar
13.35
[naam 6]
Te uwer informatie
13.36
[naam 6]
Kan jij hem toevoegen op signal of WhatsApp?
14.2
[naam 6]
Kan ik je bellen?
14.2
[naam 6]
Op een ander nummer misschien?
14.21
[verdachte]
Adres [adres]
14.22
[verdachte]
Post code [postcode]
14.22
[verdachte]
Ik ben er om 6 uur
14.23
[naam 6]
Het vliegtuig als mogelijk landt om 1750
In de V Smart is een screenshot van een vluchtschema aangetroffen dat betrekking heeft op een vlucht van KLM vanaf Kopenhagen (CPH) naar Amsterdam (AMS). De verwachte aankomst in Amsterdam is 17.50 uur.
14.24
[naam 6]
Ik weet niet eens waar het is
14.24
[verdachte]
Kom maar wanneer je kunt
14.25
[naam 6]
Ik zit er op. Sms je spoedig
14.28
[naam 6]
Wij voor waarschijnlijk nieuws een nieuw token sinds de man nu niet kan
14.28
[verdachte]
aan [medeverdachte]
Wij voor waarschijnlijk nieuws een nieuw token sinds de man nu niet kan
14.29
[naam 6]
De man die zal komen zal je nu hier toevoegen
14.3
[naam 6]
[naam 7] OK?
De username [naam 7] staat in de contactenlijst die is opgeslagen in de V Smart
14.3
[naam 6]
Hij zal je een nieuw token sturen
14.3
[naam 6]
En je tijd vertellen
14.3
[naam 6]
Is het ver bij vliegveld vandaan?
14.32
[naam 6]
Hij voegt je nu toe
14.32
[naam 6]
Hij zal je ook token sturen. Ik zal je ook sturen zodat je het zeker weet
14.32
[medeverdachte]
Dit is zijn bericht
14.32
[verdachte]
aan [medeverdachte]
Ja
14.51
[naam 7]
Hallo, betreft ophalen in Amsterdam. Ik heb een vlucht die om 19.00 in Amsterdam aankomt. Kunnen we ergens op vliegveld afspreken?
14.52
[verdachte]
Laat me token zien
15.12
[naam 7]
Plannen veranderd, er gaan geen vluchten meer vandaag. Kan je morgenochtend om 8 uur afspreken? Alsjeblieft.
15.22
[verdachte]
aan [medeverdachte]
Plannen veranderd, er gaan geen vluchten meer vandaag. Kan je morgenochtend om 8 uur afspreken? Alsjeblieft.
15.24
[medeverdachte]
Schrijf maar naar hem ok
15.3
[medeverdachte]
8 am ok
15.31
[verdachte]
aan [medeverdachte]
Ja, meneer 31100 moet morgen geven toch
15.31
[verdachte]
aan [medeverdachte]
vraagt u maar naar een nieuw token
15.46
[medeverdachte]
OK
16.13
[naam 7]
Vriend 8 vm oké? Ik zal tickets boeken
16.14
[verdachte]
aan [medeverdachte]
Vriend 8 vm oké? Ik zal tickets boeken
16.14
[medeverdachte]
Zeg maar OK
16.15
[verdachte]
OK
16.15
[naam 7]
Bedankt
16.15
[medeverdachte]
Jij moet jouw adres doorgeven dat die morgen om 08.00 uur komt
16.15
[medeverdachte] aan [verdachte]
Ik heb het gestuurd
22.21
[naam 7]
Kan je bevestigen waar we morgen afspreken? Bedankt
22.26
[naam 7]
Kan je afspreken bij het vliegveld
20 februari 2020
7.31
[naam 7]
Goedemorgen, onze man is nu op het vliegveld
7.33
[verdachte]
Goedemorgen meneer ik niet vliegveld
7.34
[naam 7]
Laat met aub weten waar
7.34
[verdachte]
[adres]
7.37
[naam 7]
Huisnummer?
7.37
[verdachte]
[nummer]
Omstreeks 07.37 uur stuurt [verdachte] een foto naar [naam 7] . Het betreft dezelfde foto die [verdachte] op 19 februari 2020 om 11.56 uur van [medeverdachte] heeft ontvangen.
7.38
[verdachte]
Bij me dit token
7.44
[naam 7]
Ja, de man heeft het token
7.44
[naam 7]
Naar wie moet ik vragen?
7.45
[naam 7]
Ben je in het huis of in een auto?
7.46
[verdachte]
Jij komt, ik daar
7.47
[verdachte]
Hoe laat komen
7.47
[naam 7]
De man is nu onderweg in een taxi vanaf het vliegveld
7.48
[naam 7]
13 minuten.. 8VM
7.48
[verdachte]
OK
7.49
[naam 7]
Zit je in een auto?
7.49
[verdachte]
Geen auto ik sta daar
7.5
[naam 7]
Oké, bedankt
Op de camerabeelden van de woning van de verdachte [verdachte] , perceel [adres] , is te zien dat [verdachte] , omstreeks 07.58 uur, de woning verlaat. Hij blijft voor de deur staan en kijkt de straat in. Een halve minuut later kijkt [verdachte] op zijn telefoon
8
[naam 7]
1 minuut zegt hij
8.01
[verdachte]
OK
Omstreeks 08.04 uur stuurt [verdachte] een foto naar [medeverdachte] . Het betreft een foto van een vijfeurobiljet dat wordt vastgehouden met nummer [nummer] .
Op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] wegloopt bij zijn woning, in de richting waar zich perceel [adres] bevindt. Hij houdt de telefoon nu in zijn rechterhand en raakt uit het zicht van de camera. Omstreeks 08.05 uur verschijnt hij weer in het zicht van de camera en gaat hierna zijn woning binnen.
08:06
[naam 7]
Nogmaals bedankt!
17.31
[medeverdachte]
Ja, meneer had je aan die man 31100 gegeven
17.47
[verdachte]
Ja, meneer
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven berichten en beschrijving van de camerabeelden en foto’s af dat de verdachte op 20 februari 2020 op de openbare weg een geldbedrag heeft overgedragen waarbij gebruikgemaakt is van een token. Het is echter niet duidelijk wat bij deze transactie met ‘31100’ wordt bedoeld en om welke valuta het gaat. De rechtbank merkt op dat het in het dossier niet enkel over euro’s maar ook over Britse ponden gaat. Er zijn geen aanknopingspunten die maken dat het hier om € 31.100 moet gaan. [12] Ondanks dat niet bekend is om welk geldbedrag het gaat, staat voor de rechtbank wel vast dat het om een niet onaanzienlijk geldbedrag moet gaan aangezien er iemand vanuit Denemarken naar Nederland is gekomen om het op te halen. Het is dus gerechtvaardigd te vermoeden dat hier sprake is van witwassen. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat zonder verklaring, die ontbreekt, op grond van de omstandigheid dat het geld op de openbare weg, is overgedragen en sprake is van het gebruikmaken van een token, het niet anders kan zijn dan dat geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig moet zijn. De verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan witwassen van een (onbepaald) geldbedrag. Zij heeft laten meewegen dat de verdachte in Eindhoven en Zeist grote contante geldbedragen, die uit enig misdrijf afkomstig waren, op de openbare weg heeft overgedragen. Uit de hiervoor weergegeven berichten volgt ook dat de verdachte bij deze geldoverdracht nauw en bewust met medeverdachte [verdachte] heeft samengewerkt.
£ 25.000,- en/f € 10.000,- 20 februari 2020
In de V Smart zijn voorts de volgende berichten aangetroffen die verdachte en de medeverdachte elkaar op 19 en 20 februari 2020 hebben gestuurd:
18
[medeverdachte]
Ja meneer, [naam 8] heeft een werk/klus
18.04
[verdachte]
ja, meneer 25 pond zegt hij
18.05
[medeverdachte]
wil je het geven of nemen
18.05
[verdachte]
Geven rotterdam
18.07
[medeverdachte]
zeg maar tegen hem kom maar [naam 10] zal steeds een beetje voor beetje wisselen
18.08
[verdachte]
hij zegt U mag samaan (=spullen/geld) komen afgeven en mag het ook meenemen
18.08
[medeverdachte]
hij zegt ik kom het nu afgegeven
18.09
[verdachte]
OK meneer
18.09
[medeverdachte]
Had een rate (=koers/prijs) verteld
18.1
[verdachte]
ik meneer
18.1
[medeverdachte]
20 februari 2020
16.02
[medeverdachte]
[naam 8] gekomen 10 nodig
16.02
[verdachte]
In de auto
16.03
[medeverdachte]
Kom maar het afgegeven
16.03
[verdachte]
ik meneer
De rechtbank is van oordeel dat niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat er op 20 februari 2020 £ 25.000 en € 10.000 is overgedragen zoals is ten laste gelegd. Onduidelijk is wat bij deze transactie met ‘25 pond’ en ‘10’ bedoeld wordt. Er zijn geen aanknopingspunten om te bepalen of daarmee £ 25,-, £ 250,-, £ 2500,- of £ 25.000,- of enig ander bedrag bedoeld wordt. Hetzelfde geldt voor ‘10’. [13] De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
€ 77.570,- en/of € 60.000,- en/of € 55.000,- op 21 februari 2020
In de V Smart zijn voorts de volgende berichten aangetroffen die de verdachte en de medeverdachte elkaar op 21 februari 2020 hebben gestuurd:
9.27
[medeverdachte]
69820x1.111-77570 [naam 18] en 700 voor jou
9.27
[medeverdachte]
Dit heb ik naar [naam 12] gestuurd
9.27
[verdachte]
Hij is niet gekomen om 11 zal hem weer vragen
9.27
[verdachte]
We hebben 15
9.28
[medeverdachte]
Ok de rest zeg ik tegen [naam 19]
9.28
[medeverdachte]
60 van hem nemen
In de veiliggestelde datagegevens van de V Smart staat een screenshot opgeslagen van het scherm van een telefoon waarop de wisselkoers van 1 GBP naar 1 Euro staat afgebeeld. Op het scherm staat de wisselkoers van 1 GBP naar 1 Euro weergegeven. 1 GBP levert 1.19192 Euro op. Het betreft de wisselkoers van 20 februari 2020.
Omstreeks 10.25 uur ontvangt [verdachte] een PGP-bericht ‘Hoe laat kom je?’ Het bericht is afkomstig van iemand van wie het ID-nummer in de contactenlijst van de V Smart staat met als username ‘ [naam 11] ’ en als nickname ‘ [naam 12] ’. Zij berichten elkaar over en weer als volgt waarbij [verdachte] ook een paar keer bericht aan [medeverdachte] stuurt en van hem ontvangt:
10.26
[verdachte]
Meneer klein zegt het je
10.27
[verdachte]
Meneer komt u naar mijn schip
10.27
[verdachte]
Meneer komt u naar mijn winkel
10.28
[naam 11]
OK
10.29
[medeverdachte]
Vraag maar 60 aan de PGP man
10.31
[verdachte]
Ja, meneer zegt geef maar bij/van [naam 19]
10.34
[naam 11]
Ga a.u.b. nergens heen ik bel je over een uur dan kan je naar me toe komen
10.35
[verdachte]
OK
10.35
[verdachte] naar
[medeverdachte]
Ik heb gedaan gezegd
10.4
[verdachte]
Meneer u komt niet naar mijn winkel
10.53
[verdachte]
Oké, meneer u komt, ik ben hier met mijn werk, mijn gezin is naar India gegaan. Ik ben aan het werk in winkel
10.59
[naam 11]
Geen probleem, ik kom oké
11.03
[naam 11]
Maak a.u.b. twee pakketten 55k. En de rest apart bedankt
11.16
[verdachte]
Ja, meneer 60 gehaald/gebracht meneer
11.17
[naam 11]
Een bericht verkeerd naar je gestuurd
11.18
[verdachte]
Meneer papier gereed komt u nu
11.18
[naam 11]
Ik kom om 12.30 naar je winkel
11.18
[verdachte]
OK
12.54
[verdachte] naar
[medeverdachte]
Ja meneer [naam 12] ok
13.14
[medeverdachte]
OK
Uit de inhoud van de hiervoor vermelde PGP-berichten is het vermoeden ontstaan iemand met de username ‘ [naam 11] ’ een contant geldbedrag van € 77.570 in ontvangst moet komen nemen. Uit de PGP-berichten kan worden afgeleid dat ‘ [naam 11] ’ naar de winkel moet komen. De verdachte geeft aan dat hij aan het werk is in de winkel. Omstreeks 11.18 uur stuurt hij een PGP-bericht naar ‘ [naam 11] ’ en geeft aan dat het papier gereed is. ‘ [naam 11] ’ antwoordt dat hij om 12.30 uur naar de winkel komt. Uit de inhoud van de PGP-berichten is tevens het vermoeden ontstaan dat de verdachte Smart, voordat hij het geldbedrag van € 77.570 zou hebben overgedragen een contant geldbedrag van ‘60’ in ontvangst heeft genomen en dat het hier mogelijk om € 60.000,- gaat die nodig was om het geldbedrag van € 77.570 compleet te maken. De vermeldt immers in een PGP-bericht aan de medeverdachte dat ze ‘15’ hebben.
De rechtbank is van oordeel dat hier geen sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De transactie zou immers in de winkel van de verdachte hebben plaatsgevonden en het zou derhalve ook een ‘gewone’ transactie binnen het hawalabankieren kunnen zijn geweest.
De rechtbank overweegt daarbij dat vermogensbestanddelen slechts worden aangemerkt als “afkomstig (…) uit enig misdrijf” in de zin van artikel 420bis Sr indien zij afkomstig zijn uit een misdrijf dat is gepleegd voorafgaand aan het plegen van witwashandelingen daarmee. Dat een geldbedrag wordt aangetroffen in het kader van hawalabankieren, maakt het wel voorwerp van een strafbaar feit, maar niet noodzakelijkwijs ook afkomstig uit enig misdrijf. [14]
Bankieren zonder vergunning?
Aan de verdachte is in zaak B onder 2 ten laste gelegd dat hij – zonder vergunning van de Nederlandsche Bank – het bedrijf van betaaldienstverlener met een zetel in Nederland heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
Artikel 2:3a, lid 1, Wft luidt: “Het is een ieder met zetel in Nederland verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning het bedrijf uit te oefenen van betaaldienstverlener.”
Het is dus verboden om zonder vergunning het bedrijf van betaaldienstverlener uit te oefenen. Het niet hebben van een vergunning is een onderdeel, zo niet de kern van de verbodsbepaling en dus een bestanddeel dat zal moeten worden bewezen wil het tot een veroordeling kunnen leiden.
In het dossier staat dat op de website van De Nederlandsche Bank (DNB) kan worden opgezocht of iemand of een bedrijf is geregistreerd, voor verschillende activiteiten waar DNB toezicht op houdt. Een van de betrokken opsporingsambtenaren heeft op 20 mei 2020 via de link www.dnb.nl/toezichtprofessioneel/openbaar-register in de rubriek ‘Vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener (PSD2-WFT 2:3a)’ gezocht op de naam ‘Singh’. Het resultaat was dat niet bleek dat er vergunning is verleend. [15] Zoals ter zitting aan de orde is gekomen, geeft het genoemde register echter alleen de actuele stand van zaken weer. Uit het dossier noch uit het onderzoek ter zitting blijkt dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde periode niet beschikte over een vergunning om het bedrijf van betaaldienstverlener te mogen uitoefenen. Bijvoorbeeld een verklaring van DNB dat de verdachte destijds niet over een vergunning beschikte, ontbreekt. Het tenlastegelegde kan daarom niet worden bewezen. En de verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Criminele organisatie?
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen. Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is. [16]
De rechtbank is van oordeel dat hoewel uit de datagegevens die in de PGP-telefoon (V Smart) van de verdachte zijn aangetroffen, blijkt dat hij in de periode van 19 februari 2020 tot en met 25 februari 2020 contact had met de medeverdachte en hun berichten betrekking hadden op het overdragen van geldbedragen, uit het dossier onvoldoende blijkt dat voorafgaand aan die periode, sprake was van een samenwerkingsverband dat het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven had. Aldus kan niet worden bewezen dat sprake was van een samenwerkingsverband dat een zekere duurzaamheid had. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van deelneming aan een criminele organisatie.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen die staan vermeld in de voetnoten in rubriek 3 en de verklaring van de verdachte bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat
in zaak A
hij :
  • een contant geldbedrag van in totaal 260.000 euro op 17 januari 2019 te Zeist en Amsterdam,
  • een contant geldbedrag van in totaal 75.000 euro op 12 februari 2020 te Eindhoven en Amsterdam,
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij, verdachte, telkens wist dat bovenomschreven geldbedragen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
in zaak B:
hij, tezamen en in vereniging met een ander, één voorwerp, te weten: enig geldbedrag, op 20 februari 2020 te Amsterdam, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij, verdachte, en zijn mededader, wisten dat bovenomschreven geldbedrag geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezengeachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar.
Het pleidooi van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten aangaande fraudedelicten en gevraagd bij het bepalen van de op te leggen straf er rekening mee te houden dat de verdachte first offender is en dat bij hem geen waardevolle goederen zijn aangetroffen. Uit het onderzoek zijn geen zelfstandige witwasverwijten ontstaan en niet gebleken van contante stortingen. De raadsman heeft verzocht de verdachte een gedeeltelijke voorwaardelijke straf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft ruim € 330.000,- witgewassen door contant geld dat van misdrijf afkomstig was aan anderen over te dragen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt bovendien onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Gelet op de hoogte van de geldbedragen kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten die gelden voor fraude (van 29 juni 2012). Als uitgangspunt geldt voor een bedrag van € 250.000,- à € 500.000,- een gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden.
Overschrijding van de redelijke termijn
De raadsman heeft betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van de verdachte dient in elk geval als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman.
De verdachte is op 25 februari 2020 in verzekering gesteld. De rechtbank wijst vandaag – twee jaar en vijf maanden – nadien vonnis. Daarmee is de redelijke termijn met vijf maanden overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, in beginsel een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan drie voorwaardelijk, passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf van elf maanden waarvan drie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

8.Onttrekking aan het verkeer

De in beslag genomen en niet teruggegeven witte Ford Focus met kenteken [kenteken] (met verborgen ruimte, zie AMB-077), dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze auto het in zaak A bewezengeachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert onderscheidenlijk op:
Zaak A
: witwassen, meermalen gepleegd.
Zaak B:
medeplegen van witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een Ford Focus met kenteken [kenteken] .
Gelast de teruggave aan de verdachte van € 125,- en £ 5.000,-.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. J. Knol en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juli 2022.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352,
2.OBS-008, Proces-verbaal van observatie op 17 januari 2019, pagina 3234 tot en met 3241.
3.ZD-001-070, Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van pagina 446 tot en met 454.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] van 18 februari 2021 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, pagina 5.
5.AMB-031, Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden en plaatsbepaling 12 februari 2020 Van der Valk Eindhoven, pagina 1284 tot en met 1292.
6.ZD-004-03, Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking Mercedes met kenteken [kenteken] , pagina 867 tot en met 869.
7.HR 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1701.
8.Ambtshandeling 105, het proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar datagegevens in V Smart PGP in gebruik bij [verdachte] van 26 augustus 2020, pagina 1814 tot en met 1845 van het dossier (hierna AMB-105), p. 1815.
9.AMB-105, p. 1842 tot en met 1843.
10.AMB-105, p. 1844 tot en met 1845.
11.AMB-105, p. 1817 tot en met 1829.
12.Vgl. hof Amsterdam 5 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4065.
13.Vgl. Hof Amsterdam 5 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4065.
14.HR 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3046,
15.Overzichtsproces-verbaal ten behoeve van pro-formazitting 28 augustus 2020, p. 1786.
16.HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969, rov. 2.4.2 – 2.4.4.