ECLI:NL:RBAMS:2022:4362

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
13/845194-18 (A) 13/993043-20 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen; toepassing 9a Sr vanwege tijdsverloop en strafoplegging in andere strafzaak (63 Sr)

Op 28 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1964, die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van twee parketnummers: 13/845194-18 (A) en 13/993043-20 (B). De zitting vond plaats op 14 juli 2022, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. de Leeuw, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. P.M. Rombouts, heeft gehoord. De tenlastelegging in zaak A betrof het witwassen van aanzienlijke geldbedragen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 3 maart 2020, waarbij de verdachte samen met anderen handelingen verrichtte die erop gericht waren om de herkomst van deze bedragen te verhullen. In zaak B werd de verdachte beschuldigd van het zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener en deelname aan een criminele organisatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, en dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de geldoverdrachten en dat de samenwerking met de medeverdachte niet voldoende was om te spreken van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het witwassen van een geldbedrag op 20 februari 2020. De rechtbank heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en eerdere veroordelingen van de verdachte.

De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact ervan op de legale economie, maar ook de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard, maar geen straf opgelegd, wat aangeeft dat de omstandigheden van de zaak en de reeds ondergane straf in eerdere zaken zijn meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/845194-18 (A) 13/993043-20 (B)
Datum uitspraak: 28 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2022.
1.2.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter zitting van 25 maart 2021 gevoegd. Deze zaken worden als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
1.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. de Leeuw, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. P.M. Rombouts, naar voren hebben gebracht.
1.4.
De zaken tegen de verdachte zijn gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachte [medeverdachte] (13/845195-18 en 13/993000-21).

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is in zaak A ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 3 maart 2020, te Amsterdam en/of Zeist en/of Eindhoven en/of Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) (van) een voorwerp, te weten:
  • een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 260.000 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp en/of
  • een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 75.000 euro , in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp en/of
  • een of meer andere geldbedragen, in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij/zij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) was/waren of het voorhanden heeft/hebben gehad
en/of
bovenomschreven geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en)en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2.2.
Aan verdachte is in zaak B ten laste gelegd dat:
1. hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten:
(AMB-105)
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 31.100 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp op of omstreeks 20 februari 2020 te Abcoude en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 25.000 Britse ponden en/of 10.000 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp op of omstreeks 20 februari 2020 te Abcoude en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 77.570 euro en/of 60.000 euro en/of 55.000 euro op 21 februari 2020 te Abcoude en/of Amsterdam en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemd(e) geldbedrag (en) was/waren en/of wie dat/die voorhanden had(den),
en/of
voornoemd(e) geldbedrag (en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van voornoemd(e) geldbedrag (en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), althans hij verdachte alleen, (telkens) wist (en) , dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf en hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van dat witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
althans terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), althans hij verdachte alleen, (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 25 februari 2020, te Amsterdam en/of Zeist en/of Eindhoven en/of Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, zonder vergunning van de Nederlandsche Bank, het bedrijf van betaaldienstverlener met een zetel in Nederland heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar beroepsmatig en/of bedrijfsmatig betaaldiensten verricht, door (telkens) (onder meer) opzettelijk ten behoeve van en/of op verzoek van ((een) onbekend gebleven) begunstigde(n) en/of ((een) onbekend gebleven) betaler(s) en/of één of meer ((een) onbekend gebleven) ander(en)
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 260.000 euro, over te (laten) dragen aan [naam 1] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 75.000 euro over te (laten) dragen aan [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 31.100 euro over (laten) dragen aan ene ‘ [naam 6] ’ en/of ‘ [naam 7] ’ en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 25.000 Britse Ponden van ene ‘ [naam 8] ’, en/of [naam 9] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) in ontvangst (laten) nemen en/of om (laten) wisselen door [naam 10] in euro's en/of een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 10.000 euro (vervolgens) over (laten) dragen aan ene ‘ [naam 8] ’ en/of [naam 9] en/of
- een (contant) geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 77.570 euro en/of 60.000 euro en/of 55.000 euro over (laten) dragen aan ene ‘ [naam 11] ’ en/of ‘ [naam 12] ’ en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en).
3. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 3 maart 2020, te Amsterdam en/of Zeist en/of Eindhoven en/of Abcoude, in elk geval in Nederland, (als oprichter en/of leider en/of bestuurder) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met
  • [medeverdachte] en/of
  • [naam 13] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrij(f)ven, te weten:
  • (gewoonte)witwassen (artikel 420 bis/ter Wetboek van Strafrecht) en/of
  • eenvoudig witwassen (artikel 420 bis.1 Wetboek van Strafrecht) en/of
  • opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener met een zetel in Nederland uitoefenen (artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het financieel toezicht).

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1.
De rechtbank heeft ter zitting (ambtshalve) de geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, meer in het bijzonder het derde gedachtestreepje: ‘een of meer andere geldbedragen, in elk geval enig geldbedrag en/of voorwerp’ aan de orde gesteld.
3.2.
De raadsman heeft opgemerkt dat ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging het voor de verdachte volstrekt onduidelijk is waartegen hij zich heeft te verweren, gelet op de achtergrond van het dossier en de vele discussies en wisselende standpunten die ten aanzien van dit onderdeel van de beschuldiging zijn ingenomen. De feitelijke omschrijving is onvoldoende geconcretiseerd. De dagvaarding voldoet op dit onderdeel niet aan de eisen die worden gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), aldus de raadsman.
3.3.
De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht dat het openbaar ministerie en de verdediging een uiteenlopend standpunt hebben over wat er onder ‘een of meer geldbedragen’ wordt begrepen en dat de rechtbank in haar beslissing van 25 maart 2021 expliciet heeft bepaald dat de bedragen die worden genoemd in AMB-105 [1] daaronder vallen. In het dossier is opgenomen dat het witwassen van vastgoed verder zal worden meegenomen in een nog afzonderlijk te voeren ontnemingsvordering. Dat het tenlastegelegde daar niet meer op ziet, is op basis van het dossier helder. Wanneer de tenlastelegging wordt bezien in samenhang met het dossier, is het voldoende duidelijk waarvan de verdachte wordt beschuldigd en waartegen hij zich dient te verweren. En daarmee voldoet de dagvaarding aan de vereisten van 261 Sv., aldus de officier van justitie.
3.4.
In artikel 261 Sv zijn de eisen waaraan de tenlastelegging moet voldoen opgenomen, namelijk vermelding van feit, tijd, plaats en wettelijke voorschriften. Hieraan ligt ten grondslag dat de beschrijving van het gebeuren in de tenlastelegging voldoende specifiek moet zijn. De tenlastelegging dient de verdachte immers te informeren over het voorval waarvoor hij terechtstaat, zodat hij de nodige duidelijkheid omtrent de uiteindelijke omvang van de vervolging krijgt, hij weet waartegen hij zich moet verweren en hij aldus in staat gesteld wordt zijn verdediging daarop af te stemmen. Ook voor de rechter is de tenlastelegging leidend. Het strafrechtelijk verwijt dat de verdachte ten laste wordt gelegd, moet daarom voldoende feitelijk worden omschreven in de tenlastelegging, opdat iedereen weet waarop tijdens het proces de aandacht gericht moet worden. De tenlastelegging kanaliseert immers het door de rechter te verrichten onderzoek en behoedt daardoor het strafproces voor tijdrovende wendingen in verband met wijzigingen in de omvang van de vervolging. [2]
3.5.
De geldigheid van de dagvaarding moet worden beoordeeld in samenhang met en tegen de achtergrond van het dossier en hetgeen op eerdere zittingen reeds over de tenlastelegging is opgemerkt. De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging in de loop van de procedure van kleur is verschoten. Aanvankelijk was de bedoeling van de officier van justitie de verdachte (onder het derde gedachtestreepje) het witwassen van onroerendgoedtransacties ten laste te leggen. Op de terechtzitting van 13 november 2020 heeft de officier van justitie door middel van een vordering ex artikel 314a Sv de tenlastelegging in zaak A nader willen omschrijven. Deze vordering is op technische gronden afgewezen. De in deze vordering vervatte tenlastelegging is gelijk aan de tenlastelegging in de dagvaarding van 22 januari 2021 in zaak B. Voorafgaand aan die zitting hebben de raadsman en de officier van justitie overleg gehad over de afbakening van de beschuldiging. De raadsman heeft in zijn schriftelijke samenvatting van dat overleg laten weten dat de omschrijving zoals die in de laatste conceptvordering ex artikel 314a Sv is voorgesteld, wat de officier van justitie betreft de definitieve wijziging behelst en dat dit betekent dat niet langer behoeft te worden gekeken naar de geldstromen rondom de aan- en verkoop van onroerende goederen en ook niet naar eventuele andere in het dossier voorkomende geldtransacties. De raadsman heeft hierover opgemerkt dat dit een belangrijke beperking is die het voeren van de verdediging ook gemakkelijker maakt en die bovendien ook de voorbereiding voor de rechtbank overzichtelijker maakt. Hij heeft verder opgemerkt dat het concreet gaat om een tweetal zaaksdossiers (26Ironwood en 26Negaunee) en het eerder genoemde proces-verbaal AMB-105. [3] De officier van justitie heeft die samenvatting niet weersproken.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. Het moet – in het licht van de totstandkoming van de uiteindelijke beschuldiging en de beslissing van de rechtbank van 25 maart 2021 dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is ter zake van het in zaak B onder 1 tenlastegelegde (zie hieronder) – ook voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat het derde gedachtestreepje (alleen) betrekking heeft op de bedragen die in AMB-105 worden genoemd. Dat de in dat proces-verbaal genoemde bedragen niet in de tenlastelegging staan vermeld, doet daaraan niet af aangezien de tenlastelegging moet worden bezien in samenhang met en tegen de achtergrond van het dossier.

4.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De rechtbank (in andere samenstelling) heeft ter zitting van 25 maart 2021 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van feit 1 in zaak B (de parallelle dagvaarding met parketnummer 13-993043-20). Zij heeft daartoe het volgende overwogen. Het eerste feit van de nieuwe dagvaarding (zaak B), de verdenking van witwassen, ziet op dezelfde periode als in de oorspronkelijke dagvaarding is opgenomen. Als de rechtbank deze nieuwe tenlastelegging zou toestaan, zou er ten aanzien van feit 1 van deze dagvaarding sprake zijn van een dubbele vervolging. Dit is in strijd met artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

5.Waardering van het bewijs

Witwassen
5.1.
De verdachte wordt in zaak A kort gezegd beschuldigd van het witwassen van de volgende contante geldbedragen:
  • € 260.000,- op 17 januari 2019;
  • € 75.000,- op 12 februari 2020;
  • € 31.100,- op 20 februari 2020;
  • £ 25.000,- en/of € 10.000,- op 20 februari 2020;
  • € 77.570,- en/of € 60.000,- en/of € 55.000,- op 20 februari 2021.
€ 260.000,- op 17 januari 2019 en € 75.000,- op 12 februari 2020
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] op 17 januari 2019 vanuit Amsterdam naar Zeist is gegaan en daar iemand € 260.000 heeft gegeven en op 12 februari 2020 naar Eindhoven is gegaan en daar iemand € 75.000,- heeft gegeven. Gelet op de feiten en omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden, kan het niet anders zijn dan die geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn. De medeverdachte heeft die geldbedragen dus voorhanden gehad en overgedragen en zich aldus schuldig gemaakt aan witwassen. Er is geen bewijs dat hij de geldbedragen heeft verworven of omgezet dan wel van die geldbedragen heeft gebruikgemaakt of ten aanzien van die geldbedragen andere witwashandelingen heeft verricht. Hetzelfde geldt voor de verdachte. De vraag is of wel kan worden bewezen dat de verdachte – tezamen en in vereniging met de medeverdachte – de bovengenoemde geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en aldus als medepleger van witwassen kan worden gekwalificeerd.
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte. [4]
5.4.
In deelonderzoek 26Ironwood hebben in de periode van 4 december 2018 tot en met 17 januari 2019 observaties plaatsgevonden. Hierbij is waargenomen dat de verdachte op 4 december 2019 eerst een ontmoeting heeft met een onbekend gebleven man en daarna bij de woning van de medeverdachte parkeert. Vervolgens is waargenomen dat de medeverdachte naar Zeist is gereden en een gevulde gele Jumbo-bigshoppertas overhandigt aan [naam 1] , die vervolgens het portiek van [adres] binnengaat. Op 11 en 13 december 2018 is medeverdachte [medeverdachte] ook naar de [adres] gereden. Op 13 december 2018 is gezien dat [naam 14] met een plastic tas van supermarkt Plus wegliep bij de auto van [medeverdachte] vandaan. Er is die dag ook gezien dat de verdachte daarna tweemaal kort bij [medeverdachte] thuis is geweest.
5.5.
De gang van zaken op 4 december 2018 is gelijk aan die op 17 januari 2019 met dit verschil dat de verdachte op 17 januari 2019 niet in beeld geweest. Er is niet gezien dat er die dag een ontmoeting tussen de verdachte en de medeverdachte heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat bij de geldoverdracht op 17 januari 2019 sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er is geen bewijs dat de verdachte een materiële en/of intellectuele bijdrage heeft geleverd. Dat er in de periode voorafgaand aan 17 januari 2019 ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en de medeverdachte maakt dat niet anders.
5.6.
Op grond van deelonderzoek 26Negaunee kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] op 12 februari 2020 om 10.38 uur van huis vertrokken is en om 11.54 uur is gearriveerd bij het Van der Valkhotel in Eindhoven waar hij kort daarna € 75.000,- heeft overgedragen. Er is geen bewijs dat hij op weg naar Eindhoven bij de verdachte in Abcoude is geweest. Gelet op de reistijd is het zelfs onwaarschijnlijk dat de medeverdachte een tussenstop heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat bij deze geldoverdracht sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte. De omstandigheid dat de medeverdachte in de weken vóór 12 februari 2020 wel bij de verdachte is langsgegaan in Abcoude, voordat hij naar Eindhoven is gereden om daar iemand te ontmoeten (waarbij soms is gezien dat hij een pakje heeft overhandigd), maakt het niet anders. Uit het dossier volgt ook dat de medeverdachte soms rechtstreeks van zijn woning naar Eindhoven is gereden en dan logischerwijs langs Abcoude is gekomen, maar er zijn geen aanwijzingen dat hij daar toen is gestopt.
5.7.
Aangezien niet kan worden bewezen dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering en evenmin kan worden bewezen dat de verdachte een (substantiële) bijdrage had aan de tenlastegelegde geldoverdrachten, zal de verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
€ 31.100,- op 20 februari 2020
5.8.
Op 25 februari 2020 is bij de doorzoeking in de winkel genaamd [naam winkel] , gevestigd aan de [adres] , waarvan de medeverdachte de eigenaar is, een V Smart gevonden en in beslag genomen; een zogenoemde PGP-telefoon waarmee versleutelde berichten kunnen worden verzonden. [5] De berichten en foto’s die in deze telefoon zijn aangetroffen vormen de kern van het bewijs met betrekking tot de overige geldbedragen die aan de verdachte ten laste gelegd zijn.
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat de medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker was van de in beslag genomen V Smart. En dat ‘ [username] ’ de username is van de verdachte en dat diens nickname ‘ [nickname] ’ is. De verdachte heeft ook niet weersproken dat hij zijn username ‘ [username] ’ is. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De telefoon is aangetroffen in de winkel van de medeverdachte. Hij was de enige aanwezige in de winkel. De gebruiker van de V Smart stuurde regelmatig PGP-berichten naar contacten, waarbij werd aangegeven dat hij in de winkel was. Op 19 februari 2020 heeft de gebruiker van de V Smart te kennen gegeven naar de MOD-group te gaan. De V Smart straalde hierna een basisstation aan in de directe nabijheid van de MOD-group. Het contact met de username ‘ [username] ’ ging ook daarheen. Uit bakengegevens is gebleken dat de BMW van de verdachte die dag bij de MOD-group stond. Uit een OVC-gesprek (telefoongesprek), dat de verdachte voerde in de BMW, is gebleken dat hij de man van [naam 15] bij de MOD-group ontmoet heeft. [naam 15] en [naam 16] zijn naar India vertrokken. Uit het onderzoek is gebleken dat de vrouw van de medeverdachte en hun zoon [naam zoon] op 15 februari 2020 naar India zijn vertrokken. Zoals hierna aan de orde zal komen, blijkt uit een PGP-bericht van ‘ [username] ’ dat de gebruiker van de V Smart 31.100 moest geven. ‘ [username] ’ stuurde ook een foto met een vijfeurobiljet naar de gebruiker van de V Smart. Het bankbiljet is voorzien van het nummer [nummer] . De gebruiker van de V Smart stuurde het vijfeurobiljet naar een contact met de username ‘ [naam 7] ’. Uit PGP-berichten van ‘ [naam 7] ’ komt naar voren dat “zijn man” op 20 februari 2020 met het vliegtuig naar Schiphol is gekomen. Hij vroeg naar het adres. De gebruiker van de V Smart berichtte vervolgens ‘ [adres] ’. De ontmoeting zou omstreeks 08.00 uur zijn. Op camerabeelden van de toegangsdeur van de woning van de medeverdachte, perceel [adres] , is te zien dat de medeverdachte op 20 februari 2020 omstreeks 07.58 uur zijn woning heeft verlaten en voor de deur bleef staan. Hij keek regelmatig de straat in en op zijn telefoon. Kort daarop is hij in de richting van perceelnummer [nummer] gelopen. Omstreeks 08.04 uur stuurde de gebruiker van de V Smart een foto van het vijfeurobiljet, voorzien van het nummer [nummer] dat met de hand wordt vastgehouden. Op de camerabeelden is te zien dat de medeverdachte omstreeks 08.05 uur zijn woning weer binnengegaan is. Het genoemde vijfeurobiljet is aangetroffen in de in beslag genomen portemonnee van de medeverdachte. Tijdens de doorzoeking in de winkel genaamd [naam winkel] , gevestigd aan de [adres] , werd ook een portemonnee, aangetroffen en in beslag genomen. In deze portemonnee zat een aantal eurobiljetten, waaronder vijftien vijfeurobiljetten. Tevens zat in de portemonnee een Indiase ID-kaart ten name van de medeverdachte. Een van de biljetten betrof het vijfeurobiljet met het nummer [nummer] . [6]
5.10.
Op 19 februari 2020 omstreeks 17.58 uur, heeft de verdachte een telefoongesprek met een man gevoerd. De man heeft in dat gesprek gezegd dat hij toch ‘samaan’ (geld) moet komen ophalen. Direct na dit telefoongesprek heeft ‘ [username] ’ een PGP-bericht naar de gebruiker van de V Smart gestuurd met de tekst: ‘ [naam 8] heeft een werk/klus’. Op 20 februari 2020 heeft de verdachte nog twee telefoongesprekken met genoemde man gevoerd. De man heeft toen gezegd dat hij bij hem thuis is aangekomen. De verdachte was onderweg en uit bakengegevens is gebleken dat hij omstreeks 15.42 uur in het [adres] in Abcoude is aangekomen. Omstreeks 16.02 uur heeft ‘ [username] ’ een bericht gestuurd naar de gebruiker van de V Smart met de tekst: ‘ [naam 8] gekomen 10 nodig’. De gebruiker van de V Smart moest het komen afgeven. Op 22 februari 2020 berichtte ‘ [username] ’ de gebruiker van de V Smart: ‘Morgen wil een berekening/afrekening maken’. Op 23 februari 2020 omstreeks 12.45 uur heeft ‘ [username] ’ in een PGP-bericht gevraagd waar de gebruiker van de V Smart is. Die heeft geantwoord ‘thuis’. Uit de camerabeelden van de toegangsdeur van de woning van de medeverdachte blijkt dat de verdachte op 23 februari 2020 omstreeks 13.19 uur bij de toegangsdeur van de woning van de medeverdachte is gearriveerd en met een sleutel naar binnengegaan is. Omstreeks 16.08 uur heeft hij de woning verlaten. De medeverdachte is ook nog even te zien in de deuropening. [7]
5.11.
Op 19 en 20 februari 2020 worden met de eerder genoemde PGP-telefoon (V Smart) van de verdachte de volgende berichten en afbeeldingen ontvangen en verstuurd. [8]
10.5
[verdachte]
Hoeveel heb je?
10.5
[medeverdachte]
25
10.51
[verdachte]
Ben jij in de winkel
10.51
[medeverdachte]
Ja meneer
10.58
[verdachte]
We moeten 31100 geven, hoe nu
11
[medeverdachte]
OK
11.02
[medeverdachte]
Hoe laat moet het geven
11.02
[verdachte]
Vandaag geven
11.02
[verdachte]
Wanneer jij ook wilt.
11.03
[verdachte]
Had je het (…) bij Mod Group opgehaald?
11.03
[medeverdachte]
Nee, ik ga het (…) nu ophalen
11.04
[verdachte]
Hoe laat ga je daar zijn, ik kom ook
11.04
[verdachte]
12
11.04
[verdachte]
OK
11.46
[medeverdachte]
Ja meneer, bent u naar MOD Group gekomen
11.56
[verdachte]
[naam 6]
In de V Smart staat een foto van een vijfeurobiljet. Het bankbiljet is voorzien van het nummer [nummer] . Op de foto is de naam ‘ [naam 17] ’ zichtbaar. Uit de datagegevens is naar voren gekomen dat de foto voor het eerst wordt ontvangen door [medeverdachte] , op 19 februari 2020 omstreeks 11.56 uur en is verstuurd door [verdachte] .
13.21
[naam 6]
Hallo
13.23
[medeverdachte]
Hallo meneer, laat me tokens zien
13.24
[medeverdachte]
Ik geef je 31100
13.24
[naam 6]
Probeer te regelen dat een man op een vlucht zit en vanaf 17-20 in Amsterdam is
13.25
[naam 6]
Land 5 NM
13.25
[medeverdachte]
OK
13.25
[naam 6]
Als ik daarin slaag kan jij rond die tijd op vliegveld zijn
13.25
[medeverdachte]
OK
13.26
[medeverdachte]
Ja, meneer kan bericht ontvangen
13.28
[naam 6]
Wat als het neer 6 NM is dat hij aankomt dat oké?
13.28
[naam 6]
Dus hij komt ongeveer 1805-1815 naar buiten
13.29
[naam 6]
Het is de enige die over is voor vandaag
13.3
[naam 6]
Hij checkt nu of hij het gaat redden en bevestigt het over een paar minuten
13.3
[naam 6]
Laat me a.u.b. weten of het tijdschema oké is
13:30
[naam 6]
Geef*
13.32
[medeverdachte]
Je komt 6 uur [adres]
13.32
[naam 6]
[adres] ?
13.35
[naam 6]
Ophaal man heeft geen encro. Probeer het zelf maar
13.35
[naam 6]
Te uwer informatie
13.36
[naam 6]
Kan jij hem toevoegen op signal of WhatsApp?
14.2
[naam 6]
Kan ik je bellen?
14.2
[naam 6]
Op een ander nummer misschien?
14.21
[medeverdachte]
Adres [adres]
14.22
[medeverdachte]
Post code [postcode]
14.22
[medeverdachte]
Ik ben er om 6 uur
14.23
[naam 6]
Het vliegtuig als mogelijk landt om 1750
In de V Smart is een screenshot van een vluchtschema aangetroffen dat betrekking heeft op een vlucht van KLM vanaf Kopenhagen (CPH) naar Amsterdam (AMS). De verwachte aankomst in Amsterdam is 17.50 uur.
14.24
[naam 6]
Ik weet niet eens waar het is
14.24
[medeverdachte]
Kom maar wanneer je kunt
14.25
[naam 6]
Ik zit er op. Sms je spoedig
14.28
[naam 6]
Wij voor waarschijnlijk nieuws een nieuw token sinds de man nu niet kan
14.28
[medeverdachte]
aan [verdachte]
Wij voor waarschijnlijk nieuws een nieuw token sinds de man nu niet kan
14.29
[naam 6]
De man die zal komen zal je nu hier toevoegen
14.3
[naam 6]
[naam 7] OK?
De username [naam 7] staat in de contactenlijst die is opgeslagen in de V Smart
14.3
[naam 6]
Hij zal je een nieuw token sturen
14.3
[naam 6]
En je tijd vertellen
14.3
[naam 6]
Is het ver bij vliegveld vandaan?
14.32
[naam 6]
Hij voegt je nu toe
14.32
[naam 6]
Hij zal je ook token sturen. Ik zal je ook sturen zodat je het zeker weet
14.32
[verdachte]
Dit is zijn bericht
14.32
[medeverdachte]
aan [verdachte]
Ja
14.51
[naam 7]
Hallo, betreft ophalen in Amsterdam. Ik heb een vlucht die om 19.00 in Amsterdam aankomt. Kunnen we ergens op vliegveld afspreken?
14.52
[medeverdachte]
Laat me token zien
15.12
[naam 7]
Plannen veranderd, er gaan geen vluchten meer vandaag. Kan je morgenochtend om 8 uur afspreken? Alsjeblieft.
15.22
[medeverdachte]
aan [verdachte]
Plannen veranderd, er gaan geen vluchten meer vandaag. Kan je morgenochtend om 8 uur afspreken? Alsjeblieft.
15.24
[verdachte]
Schrijf maar naar hem ok
15.3
[verdachte]
8 am ok
15.31
[medeverdachte]
aan [verdachte]
Ja, meneer 31100 moet morgen geven toch
15.31
[medeverdachte]
aan [verdachte]
vraagt u maar naar een nieuw token
15.46
[verdachte]
OK
16.13
[naam 7]
Vriend 8 vm oké? Ik zal tickets boeken
16.14
[medeverdachte]
aan [verdachte]
Vriend 8 vm oké? Ik zal tickets boeken
16.14
[verdachte]
Zeg maar OK
16.15
[medeverdachte]
OK
16.15
[naam 7]
Bedankt
16.15
[verdachte]
Jij moet jouw adres doorgeven dat die morgen om 08.00 uur komt
16.15
[verdachte] aan [medeverdachte]
Ik heb het gestuurd
22.21
[naam 7]
Kan je bevestigen waar we morgen afspreken? Bedankt
22.26
[naam 7]
Kan je afspreken bij het vliegveld
20 februari 2020
7.31
[naam 7]
Goedemorgen, onze man is nu op het vliegveld
7.33
[medeverdachte]
Goedemorgen meneer ik niet vliegveld
7.34
[naam 7]
Laat met aub weten waar
7.34
[medeverdachte]
[adres]
7.37
[naam 7]
Huisnummer?
7.37
[medeverdachte]
[nummer]
Omstreeks 07.37 uur stuurt [medeverdachte] een foto naar [naam 7] . Het betreft dezelfde foto die [medeverdachte] op 19 februari 2020 om 11.56 uur van [verdachte] heeft ontvangen.
7.38
[medeverdachte]
Bij me dit token
7.44
[naam 7]
Ja, de man heeft het token
7.44
[naam 7]
Naar wie moet ik vragen?
7.45
[naam 7]
Ben je in het huis of in een auto?
7.46
[medeverdachte]
Jij komt, ik daar
7.47
[medeverdachte]
Hoe laat komen
7.47
[naam 7]
De man is nu onderweg in een taxi vanaf het vliegveld
7.48
[naam 7]
13 minuten.. 8VM
7.48
[medeverdachte]
OK
7.49
[naam 7]
Zit je in een auto?
7.49
[medeverdachte]
Geen auto ik sta daar
7.5
[naam 7]
Oké, bedankt
Op de camerabeelden van de woning van de verdachte [medeverdachte] , perceel [adres] , is te zien dat [medeverdachte] , omstreeks 07.58 uur, de woning verlaat. Hij blijft voor de deur staan en kijkt de straat in. Een halve minuut later kijkt [medeverdachte] op zijn telefoon
8
[naam 7]
1 minuut zegt hij
8.01
[medeverdachte]
OK
Omstreeks 08.04 uur stuurt [medeverdachte] een foto naar [verdachte] . Het betreft een foto van een vijfeurobiljet dat wordt vastgehouden met nummer [nummer] .
Op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte] wegloopt bij zijn woning, in de richting waar zich perceel [adres] bevindt. Hij houdt de telefoon nu in zijn rechterhand en raakt uit het zicht van de camera. Omstreeks 08.05 uur verschijnt hij weer in het zicht van de camera en gaat hierna zijn woning binnen.
08:06
[naam 7]
Nogmaals bedankt!
17.31
[verdachte]
Ja, meneer had je aan die man 31100 gegeven
17.47
[medeverdachte]
Ja, meneer
5.12.
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven berichten en beschrijving van de camerabeelden en foto’s af dat de medeverdachte op 20 februari 2020 op de openbare weg een geldbedrag heeft overgedragen waarbij gebruikgemaakt is van een token. Het is echter niet duidelijk wat bij deze transactie met ‘31100’ wordt bedoeld en om welke valuta het gaat. De rechtbank merkt op dat het in het dossier niet alleen over euro’s maar ook over Britse ponden gaat. Er zijn geen aanknopingspunten die maken dat het hier uitsluitend om € 31.100 kan gaan. [9] Ondanks dat niet bekend is om welk geldbedrag het gaat, staat voor de rechtbank wel vast dat het om een niet onaanzienlijk geldbedrag moet gaan aangezien er iemand vanuit Denemarken naar Nederland is gekomen om het op te halen. Het is dus gerechtvaardigd te vermoeden dat hier sprake is van witwassen. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat zonder verklaring, die ontbreekt, op grond van de omstandigheid dat het geld op de openbare weg, is overgedragen en sprake is van het gebruikmaken van een token, het niet anders kan zijn dan dat geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig moet zijn. De medeverdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan witwassen van een (onbepaald) geldbedrag. De rechtbank heeft laten meewegen dat de medeverdachte in Eindhoven en Zeist grote contante geldbedragen, die uit enig misdrijf afkomstig waren, op de openbare weg heeft overgedragen. [10] Uit de hiervoor weergegeven berichten volgt ook dat de verdachte bij deze geldoverdracht nauw en bewust met medeverdachte heeft samengewerkt. Hij stuurt de medeverdachte immers een token, geeft hem instructies en informeert ten slotte of de medeverdachte de ‘31100’ heeft gegeven.
£ 25.000,- en/f € 10.000,- 20 februari 2020
5.13.
In de V Smart zijn voorts de volgende berichten aangetroffen die de verdachte en de medeverdachte elkaar op 19 en 20 februari 2020 hebben gestuurd:
18
[verdachte]
Ja meneer, [naam 8] heeft een werk/klus
18.04
[medeverdachte]
ja, meneer 25 pond zegt hij
18.05
[verdachte]
wil je het geven of nemen
18.05
[medeverdachte]
Geven rotterdam
18.07
[verdachte]
zeg maar tegen hem kom maar [naam 10] zal steeds een beetje voor beetje wisselen
18.08
[medeverdachte]
hij zegt U mag samaan (=spullen/geld) komen afgeven en mag het ook meenemen
18.08
[verdachte]
hij zegt ik kom het nu afgegeven
18.09
[medeverdachte]
OK meneer
18.09
[verdachte]
Had een rate (=koers/prijs) verteld
18.1
[medeverdachte]
ik meneer
18.1
[verdachte]
20 februari 2020
16.02
[verdachte]
[naam 8] gekomen 10 nodig
16.02
[medeverdachte]
In de auto
16.03
[verdachte]
Kom maar het afgegeven
16.03
[medeverdachte]
ik meneer
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat er op 20 februari 2020 £ 25.000 en € 10.000 is overgedragen zoals ten laste is gelegd. Onduidelijk is wat bij deze transactie met ‘25 pond’ en ‘10’ bedoeld wordt. Er zijn geen aanknopingspunten om te bepalen of daarmee £ 25,-, £ 250,-, £ 2500,- of £ 25.000,- of enig ander bedrag bedoeld wordt. Hetzelfde geldt voor ‘10’. [11] De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
€ 77.570,- en/of € 60.000,- en/of € 55.000,- op 21 februari 2020
5.15.
In de V Smart zijn voorts de volgende berichten aangetroffen die de verdachte en de medeverdachte elkaar op 21 februari 2020 hebben gestuurd:
9.27
[verdachte]
69820x1.111-77570 [naam 18] en 700 voor jou
9.27
[verdachte]
Dit heb ik naar [naam 12] gestuurd
9.27
[medeverdachte]
Hij is niet gekomen om 11 zal hem weer vragen
9.27
[medeverdachte]
We hebben 15
9.28
[verdachte]
Ok de rest zeg ik tegen [naam 19]
9.28
[verdachte]
60 van hem nemen
In de veiliggestelde datagegevens van de V Smart staat een screenshot opgeslagen van het scherm van een telefoon waarop de wisselkoers van 1 GBP naar 1 Euro staat afgebeeld. Op het scherm staat de wisselkoers van 1 GBP naar 1 Euro weergegeven. 1 GBP levert 1.19192 Euro op. Het betreft de wisselkoers van 20 februari 2020.
Omstreeks 10.25 uur ontvangt [medeverdachte] een PGP-bericht ‘Hoe laat kom je?’ Het bericht is afkomstig van iemand van wie het ID-nummer in de contactenlijst van de V Smart staat met als username ‘ [naam 11] ’ en als nickname ‘ [naam 12] ’. Zij berichten elkaar over en weer als volgt waarbij [medeverdachte] ook een paar keer bericht aan [verdachte] stuurt en van hem ontvangt:
10.26
[medeverdachte]
Meneer klein zegt het je
10.27
[medeverdachte]
Meneer komt u naar mijn schip
10.27
[medeverdachte]
Meneer komt u naar mijn winkel
10.28
[naam 11]
OK
10.29
[verdachte]
Vraag maar 60 aan de PGP man
10.31
[medeverdachte]
Ja, meneer zegt geef maar bij/van [naam 19]
10.34
[naam 11]
Ga a.u.b. nergens heen ik bel je over een uur dan kan je naar me toe komen
10.35
[medeverdachte]
OK
10.35
[medeverdachte] naar
[verdachte]
Ik heb gedaan gezegd
10.4
[medeverdachte]
Meneer u komt niet naar mijn winkel
10.53
[medeverdachte]
Oké, meneer u komt, ik ben hier met mijn werk, mijn gezin is naar India gegaan. Ik ben aan het werk in winkel
10.59
[naam 11]
Geen probleem, ik kom oké
11.03
[naam 11]
Maak a.u.b. twee pakketten 55k. En de rest apart bedankt
11.16
[medeverdachte]
Ja, meneer 60 gehaald/gebracht meneer
11.17
[naam 11]
Een bericht verkeerd naar je gestuurd
11.18
[medeverdachte]
Meneer papier gereed komt u nu
11.18
[naam 11]
Ik kom om 12.30 naar je winkel
11.18
[medeverdachte]
OK
12.54
[medeverdachte] naar
[verdachte]
Ja meneer [naam 12] ok
13.14
[verdachte]
OK
5.15.
Uit de inhoud van de hiervoor vermelde PGP-berichten is het vermoeden ontstaan dat iemand met de username ‘ [naam 11] ’ een contant geldbedrag van € 77.570 in ontvangst moet komen nemen. Uit de PGP-berichten kan worden afgeleid dat ‘ [naam 11] ’ naar de winkel moet komen. De medeverdachte geeft aan dat hij aan het werk is in de winkel. Omstreeks 11.18 uur stuurt hij een PGP-bericht naar ‘ [naam 11] ’ en geeft aan dat het papier gereed is. ‘ [naam 11] ’ antwoordt dat hij om 12.30 uur naar de winkel komt. Uit de inhoud van de PGP-berichten is tevens het vermoeden ontstaan dat de medeverdachte, voordat hij het geldbedrag van € 77.570 zou hebben overgedragen een contant geldbedrag van ‘60’ in ontvangst heeft genomen en dat het hier mogelijk om € 60.000,- gaat die nodig was om het geldbedrag van € 77.570 compleet te maken. Hij vermeldt immers in een PGP-bericht aan de verdachte dat ze ‘15’ hebben.
5.16.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De transactie zou immers in de winkel van de medeverdachte hebben plaatsgevonden en het zou derhalve ook een ‘gewone’ transactie binnen het hawalabankieren kunnen zijn geweest.
5.17.
De rechtbank overweegt daarbij dat vermogensbestanddelen slechts worden aangemerkt als “afkomstig (…) uit enig misdrijf” in de zin van artikel 420bis Sr indien zij afkomstig zijn uit een misdrijf dat is gepleegd voorafgaand aan het plegen van witwashandelingen daarmee. Dat een geldbedrag wordt aangetroffen in het kader van hawalabankieren, maakt het wel voorwerp van een strafbaar feit, maar niet noodzakelijkwijs ook afkomstig uit enig misdrijf. [12]
Bankieren zonder vergunning?
5.18.
Aan de verdachte is in zaak B onder 2 ten laste gelegd dat hij – zonder vergunning van de Nederlandsche Bank – het bedrijf van betaaldienstverlener met een zetel in Nederland heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
5.19.
Artikel 2:3a, lid 1, Wft luidt: “Het is een ieder met zetel in Nederland verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning het bedrijf uit te oefenen van betaaldienstverlener.”
5.20.
Het is dus verboden om zonder vergunning het bedrijf van betaaldienstverlener uit te oefenen. Het niet hebben van een vergunning is een onderdeel, zo niet de kern van de verbodsbepaling en dus een bestanddeel dat zal moeten worden bewezen wil het tot een veroordeling kunnen leiden.
5.21.
In het dossier staat dat op de website van De Nederlandsche Bank (DNB) kan worden opgezocht of iemand of een bedrijf is geregistreerd, voor verschillende activiteiten waar DNB toezicht op houdt. Een van de betrokken opsporingsambtenaren heeft op 20 mei 2020 via de link www.dnb.nl/toezichtprofessioneel/openbaar-register in de rubriek ‘Vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener (PSD2-WFT 2:3a)’ gezocht op de naam ‘ [verdachte] ’. Het resultaat was dat niet bleek dat er een vergunning is verleend. [13] Zoals ter zitting aan de orde is gekomen, geeft het genoemde register alleen de actuele stand van zaken weer. Noch uit het dossier noch uit het onderzoek ter zitting blijkt dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde periode niet beschikte over een vergunning om het bedrijf van betaaldienstverlener te mogen uitoefenen. Bijvoorbeeld een verklaring van DNB, dat de verdachte destijds niet over een vergunning beschikte, ontbreekt. Het tenlastegelegde kan daarom niet worden bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Criminele organisatie?
5.22.
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen. Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is. [14]
5.23.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel uit de datagegevens die in de PGP-telefoon (V Smart) van de verdachte zijn aangetroffen, blijkt dat hij in de periode van 19 februari 2020 tot en met 25 februari 2020 contact had met de medeverdachte en hun berichten betrekking hadden op het overdragen van geldbedragen, uit het dossier onvoldoende blijkt dat voorafgaand aan die periode, sprake was van een samenwerkingsverband dat het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven had. Aldus kan niet worden bewezen dat sprake was van een samenwerkingsverband dat een zekere duurzaamheid had. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van deelneming aan een criminele organisatie.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen die in de voetnoten in rubriek 5 staan vermeld bewezen dat de verdachte hetgeen in de zaak A achter het derde gedachtestreepje is ten laste gelegd, heeft begaan met dien verstande dat
hij op 20 februari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader, een geldbedrag, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij en zijn mededader wisten dat dit geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezengeachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

9.Geen straf of maatregel

De eis van de officier van justitie
9.1.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het in zaak A en in zaak B onder 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 125.000,-.
Het pleidooi van de raadsman
9.2.
De raadsman heeft aangevoerd dat afgezet tegen de enorme inzet van opsporingsmiddelen, de verdenkingen tegen de verdachte relatief gering zijn. De zaak is beperkt qua omvang en inmiddels ook al wel wat ouder. Formeel is zelfs sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Ook speelt een rol dat de verdachte onlangs in hoger beroep is veroordeeld in de zogeheten Yox-zaak. De verdachte heeft in die zaak een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig maanden, waarvan zeven voorwaardelijk gekregen. Die veroordeling zou in deze zaak langs de weg van artikel 63 Sr in strafmatigende zin moeten meewegen. Ten slotte heeft de verdachte al bijna 8 maanden in voorarrest verbleven en is hij sinds zijn vrijlating op 14 november 2020 onder beperkende voorwaarden geschorst. Er zijn sindsdien geen aanwijzingen voor het plegen van nieuwe strafbare feiten.
Het oordeel van de rechtbank
9.3.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan witwassen van een geldbedrag. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt bovendien onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Witwassen wordt daarom doorgaans streng bestraft.
9.4.
De verdachte is op 18 oktober 2021 door het gerechtshof Den Haag [15] wegens het in de periode van 8 december 2009 tot en met 14 juni 2011 kort gezegd medeplegen van gewoontewitwassen, medeplegen van bankieren zonder vergunning, en medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren veroordeeld tot een gevangenisstraf van achtentwintig maanden waarvan zeven maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren met aftrek van voorarrest.
9.5.
Als de rechtbank de verdachte een straf zou opleggen dan dient zij rekening te houden met hetgeen in artikel 63 Sr [16] is bepaald. Kort gezegd moet de rechtbank bedenken welke straf zou zijn opgelegd als de onderhavige zaak zou zijn gevoegd bij de zaak waarin het hof genoemde straf heeft opgelegd. Gelet op wat ten laste van de verdachte is bewezen verklaard, het tijdsverloop in deze zaak, en de straf die het hof heeft opgelegd, zal geen straf of maatregel aan de verdachte worden opgelegd en worden volstaan met een schuldigverklaring.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ter zake van het in zaak B onder 1 tenlastegelegde.
Verklaart het in zaak B onder 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder zaak A onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
de woning [adres] ;
de woning [adres] ;
het kantoor [adres] ;
het kantoor [adres] ;
9. de BMW X3 met kenteken [kenteken] BMW;
49. een iPhone.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. J. Knol en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juli 2022.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Bedoeld wordt ambtshandeling 105, het proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar datagegevens in V Smart PGP in gebruik bij [medeverdachte] van 26 augustus 2020 (hierna AMB-105), pagina 1814 tot en met 1845 van het dossier.
2.HR 27 juni 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0095,
3.Zie de e-mail van de raadsman van 10 november 2020, bijlage bij het proces-verbaal van de zitting van 13 november 2020.
4.HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR: 2014:3474,
5.AMB-105, p. 1815.
6.AMB-105, p. 1842 tot en met 1843.
7.AMB-105, p. 1844 tot en met 1845.
8.AMB-105, p. 1817 tot en met 1829.
9.Vgl. Hof Amsterdam 5 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4065.
10.Zie OBS-008, Proces-verbaal van observatie op 17 januari 2019, pagina 3234 tot en met 3241, ZD-001-070, Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van pagina 446 tot en met 454. En AMB-031: Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden en plaatsbepaling 12 februari 2020 Van der Valk Eindhoven, pagina 1284 tot en met 1292 en ZD-004-03: Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking Mercedes met kenteken [kenteken] , pagina 867 tot en met 869.
11.Vgl. Hof Amsterdam 5 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4065.
12.HR 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3046,
13.Overzichtsproces-verbaal ten behoeve van pro-formazitting 28 augustus 2020, p. 1786.
14.HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969, rov. 2.4.2 – 2.4.4.
16.Artikel 63 Sr luidt: Indien iemand, nadat hem een straf is opgelegd, schuldig wordt verklaard aan een misdrijf of een overtreding voor die strafoplegging gepleegd, zijn de bepalingen van deze titel voor het geval gelijktijdig straf wordt opgelegd van toepassing.