ECLI:NL:RBAMS:2022:1955

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
13/751095-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaak in Polen

Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 24 januari 2022 en betreft een vrijheidsstraf van acht maanden, waarvan nog zeven maanden en 29 dagen resteerden. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1991, was gedetineerd en werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. I.M. d' Hont, tijdens de openbare zitting op 22 maart 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden waren om de overlevering te weigeren, met name op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De raadsvrouw voerde aan dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zitting in Polen, waar het vonnis was uitgesproken, en dat zij nooit een oproeping had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie uit het EAB voldoende was om de overlevering toe te staan, aangezien de opgeëiste persoon verantwoordelijk was voor het doorgeven van haar adreswijzigingen aan de Poolse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering moest worden toegestaan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751095-22
RK nummer: 22/420
Datum uitspraak: 5 april 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 januari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 oktober 2021 door de
District Court in Wrocław(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991,
woonachtig op het adres:
[adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 maart 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. I.M. d' Hont, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final judgment of the Regional Court for Wroclaw, V Criminal Department, dated November 27, 2019. Case reference number: V K 765/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog zeven maanden en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsvrouw heeft bepleit dat de overlevering dient te worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de zitting van het vonnis van 27 november 2019. Zij heeft nooit een oproeping voor de zitting ontvangen en was daardoor niet op de hoogte van de behandeling van de zaak.
Het EAB vermeldt dat de oproeping voor de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid niet in persoon is betekend, maar dat de opgeëiste persoon ‘
by other means’ op de hoogte zou zijn geraakt, door het verzenden van de oproeping naar het adres dat zij heeft opgegeven. In de aanvullende informatie van 11 februari 2022 hebben de Poolse autoriteiten aangegeven dat de betekening naar het opgegeven adres is gestuurd en ‘
was collected in person by the convicted person’. De informatie uit het EAB en de aanvullende informatie stroken niet met elkaar.
Bovendien was het adres dat de opgeëiste persoon heeft opgegeven het adres van haar moeder, waar zij op het moment van de oproeping al langere tijd niet meer verbleef. De opgeëiste persoon had geen contact meer met haar moeder en ontkent bovendien dat zij een handtekening heeft gezet op de instructie om nieuwe adressen door te geven aan de Poolse autoriteiten.
De officier van justitie heeft gesteld dat de overlevering dient te worden toegestaan. Ten aanzien van het vonnis is de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW aan de orde, nu de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard, zoals blijkt uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Het feit dat de opgeëiste persoon stellig ontkent dat zij de oproeping heeft ontvangen, is geen reden om niet af te gaan op het EAB.
Indien de rechtbank van oordeel is dat niet kan worden afgegaan op de informatie uit het EAB, kan alsnog worden afgezien van de bevoegdheid om de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon heeft verzaakt om een adreswijziging door te gegeven. De opgeëiste persoon heeft aangegeven dat zij op het adres van haar moeder stond ingeschreven, maar dat zij daar niet langer woonde en geen contact meer met haar moeder had. Het is de verantwoordelijkheid van de opgeëiste persoon om bij adreswijziging het nieuwe adres door te geven aan de Poolse autoriteiten. [1]
Oordeel van de rechtbank
In het EAB onder rubriek d) is het volgende opgenomen:

The ·convicted person did not participate in the sentencing hearing. The court session was conducted without the participation of the accused who, being properly informed about its date, did not exercise her right to participate in it and did not appear without due justification for the date and her presence was not obligatory. At the same time, the judgment was issued at the request of the prosecutor submitted pursuant to Art. 335 § 1 of the Criminal Procedure Code, and therefore the sentence imposed was agreed with [de opgeëiste persoon] and the Court granted it.
Uit aanvullende informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit op 11 februari 2022 heeft verstrekt, blijkt het volgende:

the convicted [de opgeëiste persoon], during the preparatory proceedings, provided the judicial authorities with her address of residence which was also her address for service. A notification was sent to this address on the date of the main hearing at which the conviction was handed down, which was collected in person by the convicted person
Gelet op deze informatie, is de rechtbank van oordeel dat zich de omstandigheid als omschreven in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing. De niet onderbouwde ontkenning van de opgeëiste persoon is onvoldoende om tot een andere oordeel te komen.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de
District Court in Wrocław(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.