Op 2 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Eaboea Court of Appeal in Griekenland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 7 april 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, was gedetineerd in Roemenië en had zich eerder aan de voorwaarden van zijn voorlopige hechtenis onttrokken door naar het buitenland te vertrekken zonder zijn adreswijziging door te geven. Hierdoor heeft hij stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon aanwezig te zijn bij het proces in Griekenland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid en dat er geen van de in artikel 12 OLW genoemde weigeringsgronden van toepassing zijn. De verdediging stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon de dagvaarding en het vonnis niet in persoon had ontvangen. De officier van justitie betoogde echter dat de dagvaarding naar het opgegeven adres was gestuurd en dat de opgeëiste persoon zelf verantwoordelijk was voor het niet kunnen uitoefenen van zijn recht op verdediging.
Na beoordeling van de omstandigheden kwam de rechtbank tot de conclusie dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, nu het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak is gedaan in het kader van de internationale rechtsbijstand en de toepassing van Europees strafrecht.