ECLI:NL:RBAMS:2021:7002

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
13/752038-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot de rechten van de opgeëiste persoon

Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Sᾳd Okręgowy Warszawa-Praga in Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 september 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1993, was niet aanwezig tijdens de zittingen, die plaatsvonden op 28 oktober en 17 november 2021. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er sprake was van weigeringsgronden op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot de veroordeling leidde. De officier van justitie betoogde echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafprocedure en dat hij stilzwijgend afstand had gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen, er geen schending van zijn verdedigingsrechten was en dat de overlevering kon worden toegestaan. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752038-19 (EAB II)
RK nummer: 21/4991
Datum uitspraak: 1 december 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 september 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 september 2019 door
Sᾳd Okręgowy Warszawa-Praga in Warsaw(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [plaatsnaam] ,
verblijvende aan [verblijfadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 oktober 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. A.M. Timorason, advocaat te Amsterdam, zijn niet verschenen.
Het onderzoek ter terechtzitting is voor bepaalde tijd geschorst, omdat de opgeëiste persoon in verband met een mogelijke coronabesmetting niet aanwezig kon zijn op zitting.
De rechtbank heeft de behandeling met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 17 november 2021 in de stand waarin het zich bevond op het moment van schorsing van 28 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.M. Timorason, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment of Sᾳd Rejonowy (District Court) in Suwalki(Polen)
dated 25 February 2015, reference: II K 25/15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 11 maanden en 21 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de verdediging
De raadvrouw stelt zich op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon is niet in persoon verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid, terwijl zich ook niet één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. De opgeëiste persoon heeft geen afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij zijn proces. Hij heeft niet getracht te ontkomen aan de betekening van de oproeping en heeft niet getracht contact met rechterlijke instanties en zijn advocaat te vermijden. Noch de opgeëiste persoon, noch zijn advocaat, waren op de hoogte van de zitting. Uit het dossier blijkt niet dat hij op de hoogte was van het feit dat hij adreswijzigingen diende door te geven, nu een
“instruction on the rights and duties in the course of the criminal proceedings”ontbreekt. Het vonnis is daarnaast enkel aan een
adult house memberafgegeven waardoor deze wijze van bekendmaken van een vonnis onvoldoende is om te stellen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van zijn veroordeling.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. De opgeëiste persoon heeft in 2019 een verklaring afgelegd waaruit blijkt dat hij op de hoogte was van het proces en aanwezig was bij de omzettingszitting. Hij heeft toentertijd schuld bekend en een deal afgesproken met de Poolse officier van justitie. De opgeëiste persoon was derhalve op de hoogte van het feit dat er een strafrechtelijk onderzoek tegen hem was ingesteld en welke gevolgen dat voor hem kon hebben. Hij is door zijn eigen handelen niet op de hoogte van de strafprocedure gebleven. De officier van justitie verwijst in dit verband naar vergelijkbare zaken waarin de rechtbank Amsterdam op 15 april 2021 [1] , 12 mei 2021 [2] , 15 juni 2021 [3] en 18 juni 2021 [4] uitspraak heeft gedaan. Daarnaast is de oproep en het vonnis naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres verzonden. De officier van justitie verwijst in dat verband naar vergelijkbare zaken waaronder een uitspraak van 29 juni 2021 [5] waarin de rechtbank Amsterdam uitspraak heeft gedaan. De opgeëiste persoon heeft er destijds zelf voor gekozen om niet langer deel te nemen aan de procedure en geen adreswijzigingen door te geven en heeft daarmee stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon ter zitting te verschijnen. Dat betekent dat de rechtbank kan afzien van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren, omdat overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt.
Uit de brief van 26 november 2019 blijkt immers dat de opgeëiste persoon wel degelijk op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat een strafrechtelijk onderzoek tegen hem liep die tot een vervolging zou leiden. Hij heeft bij een verhoor op 2 januari 2015, in aanwezigheid van zijn advocaat een overeenkomst gesloten met de Poolse officier van justitie op grond van artikel 335 van het Poolse Wetboek van Strafvordering, inhoudende dat aan hem ter zake van de feiten waarvan hij werd verdacht op vordering van de officier van justitie door de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar zou worden opgelegd. Hij wist daarom dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd en dat hij in verband daarmee officiële correspondentie zou ontvangen op het door hem opgegeven adres. De oproep voor het proces werd gestuurd naar het adres dat de opgeëiste persoon in het vooronderzoek heeft opgegeven. Gelet op het feit dat de opgeëiste persoon in aanwezigheid van een advocaat een overeenkomst heeft gesloten met de officier van justitie, is hij van meet af aan op de hoogte geweest van de strafprocedure die tegen hem zou worden ingesteld, zodat hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
Uit het handelen van de opgeëiste persoon kan worden afgeleid dat hij uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces. Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
Sᾳd Okręgowy Warszawa-Praga in Warsaw(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.