Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 27 maart 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 20 januari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
2.De feiten
“overzicht FSI en verhouding kantoor bedrijfsruimte bestaande toestand”, gedateerd
Ingebrekestelling inzake afwijkend gebruik van het erfpachtrecht gelegen aan [perceel 1] te [plaats]”. Daarin staat onder meer:
3.Het geschil
de vordering
4.De beoordeling
Nakoming en verklaring voor recht – vorderingen I, II en III
de gestelde aanvangscanon kan worden verhoogd, indien meer dan dit percentage als zodanig wordt gerealiseerd en/of gebruikt”. [gedaagde] voert aan dat de voorwaarden dus voorzien in een overschrijding en dat de gemeente dan geen nakoming kan vorderen, maar enkel de aanvangscanon kan verhogen. Deze regeling treedt in de plaats van hetgeen hierover in artikel 16 AB1994 is bepaald. De geciteerde zinsnede in de akte duidt ofwel op een ruimere uitleg van de bestemming (dus meer dan 30% kantoorruimte toegestaan) ofwel deze bevat een vrijstelling van de verplichting in artikel 16 lid 1 AB1994 om het perceel en de opstallen overeenkomstig de bestemming te gebruiken (artikel 16 lid 5 AB1994), aldus [gedaagde] .
maximaal dertig procent (30%) van het gebouwde bruto vloeroppervlak mag als kantoorvloer ten behoeve van het in het perceel gevestigde bedrijf worden gerealiseerd en/of gebruikt” is niet anders te begrijpen dan dat 30% van het totale vloeroppervlak als kantoorvloer mag worden gebruikt. Daarbij past niet de interpretatie van de gemeente dat de algemene ruimtes naar rato aan kantoor- en bedrijfsruimte moeten worden toegerekend, waardoor in werkelijkheid minder dan 30% als kantoorvloer zou kunnen worden gebruikt. De door de gemeente aangehaalde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 mei 2009 (zaaknr. 200.000.602/01, ongepubliceerd) ziet op de uitleg van niet-vergelijkbare erfpachtvoorwaarden. De erfpachtvoorwaarden in die zaak schreven voor dat ten minste 75% van het bruto vloeroppervlak voor bloemenverkoop moest worden gebruikt en maximaal 25% voor souvenirverkoop mocht worden gebruikt. Als dan 25% van het totale vloeroppervlak voor souvenirverkoop wordt gebruikt zonder toerekening van de algemene ruimtes, dan wordt sowieso minder dan 75% van het vloeroppervlak voor bloemenverkoop gebruikt. Dat is dan in strijd met de erfpachtvoorwaarden. Dat is in de onderhavige zaak anders. Het totale vloeroppervlak heeft als bestemming “bedrijfsruimte”, dat is dus inclusief de algemene ruimtes. Van dat totale vloeroppervlak mag maximaal 30% als kantooroppervlak worden gebruikt. De gemeente kan dus niet worden gevolgd in de wijze waarop zij het percentage kantooroppervlak berekent op 63,87%.
wegens het niet, niet tijdig of behoorlijk voldoen aan enige verplichting uit de algemene of bijzondere bepalingen”. Deze boete komt – daar zijn partijen het over eens – niet in de plaats van de verplichting van [gedaagde] om de erfpachtvoorwaarden na te leven. De boete geldt niet als vervangende schadevergoeding en dient als een prikkel tot nakoming. De dagboete van € 1.500 is gesteld op de vertraging van de nakoming en is eveneens een prikkel tot nakoming. Ook deze komt niet in de plaats van de oorspronkelijke verbintenis.
om het bezwaarlijke karakter aan het beding [een boetebeding in erfpachtvoorwaarden, rb] te ontnemen de limitering dan ook minst genomen in het beding zelf [had] moeten worden verwoord” (hof Amsterdam 11 november 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4314, r.o. 3.5). De zaak betrof een particuliere erfpachter en een ander boetebeding in andere erfpachtvoorwaarden en is daarom niet één op één te vergelijken met de onderhavige zaak. Ook was het oordeel van het hof dat het boetebeding onredelijk bezwarend was mede gebaseerd op een andere omstandigheid. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd volgt uit het arrest dan ook niet dat als de limitering niet in het boetebeding is opgenomen, het beding dan per definitie onredelijk bezwarend is.
De (…)vlaggenmasten stonden er al, de huurder heeft daar vlaggen in gehangen. Als dat het probleem is, dan kan dat met één telefoontje waarin [gedaagde] vraagt of de vlaggen kunnen worden verwijderd, worden opgelost.” Gelet op de bereidheid van [gedaagde] de vlaggen te (laten) verwijderen, heeft de gemeente onvoldoende belang bij een veroordeling tot ontruiming die enkel ziet op het verwijderen van de vlaggen.