2.1De rechtbank heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 23 april 2014 onder 2.1 tot en met 2.19 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn gebleken uit de niet (voldoende) weersproken stellingen van partijen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1.Steigereiland is een van de zeven eilanden van IJburg te Amsterdam. Daarop worden 2.000 woningen gebouwd, verdeeld over drie buurten waaronder de Zuidbuurt. Een gedeelte van de Zuidbuurt bestaat uit in erfpacht uitgegeven zelfbouwkavels; daarop wordt in particulier opdrachtgeverschap gebouwd. Particulieren mogen hun woning zelf ontwerpen en bij de aanvraag van de bouwvergunning is er geen beoordeling door de welstandscommissie. Wel is het ontwerp aan verschillende beperkingen onderhevig.
2.1.2.In de door de gemeente uitgebrachte brochure “Zelf bouwen op IJburg” betreffende Steigereiland strook [strooknummer 1] en [strooknummer 2] is onder meer vermeld:
“Voorwaarden(…) U bent verplicht de woning vóór 1 maart 2009 op te leveren en zelf te bewonen. De bouwaanvraag moet vóór 17 februari 2008 ingediend worden. Wanneer u niet aan deze verplichting voldoet, legt de gemeente een forse boete op. De gemeente wil dat de kavels in dezelfde periode worden gebouwd en opgeleverd in verband met het inrichten van de openbare ruimte en het beperken van bouwoverlast.”
2.1.3.[geïntimeerde] heeft zich ingeschreven voor het zelfbouwproject Steigereiland. Bij brief gedateerd 15 juni 2006 (hierna: de erfpachtaanbieding) heeft de gemeente haar zelfbouwkavel [kavelnummer ] , gelegen in strook [strooknummer 2] van de Zuidbuurt op het Steigereiland (hierna: de kavel), in erfpacht aangeboden.
2.1.4.In de erfpachtaanbieding is onder het kopje “erfpachtvoorwaarden” vermeld dat, naast algemene bepalingen, bijzondere bepalingen van toepassing zijn die onder meer inhouden (hierna: het boetebeding):
“6a. de erfpachter is verplicht de bebouwing van het terrein te voltooien voor 1 maart 2009
6b. de aanvraag van de bouwvergunning inzake de op de kavel te bouwen woning moet zijn ingediend bij de bevoegde stedelijke instantie voor 17 februari 2008;
6c. de erfpachter krijgt een boete door de gemeente opgelegd van € 10.000,- voor elke kalendermaand, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt gerekend, indien hij zijn verplichtingen niet nakomt zoals gesteld onder 6a. en 6b.;”
Voorts is onder het kopje “Vaststelling ingangsdatum erfpacht/bouwrijpe levering” onder meer vermeld:
“De ingangsdatum van de erfpacht gaat in op 1 maart 2007. Op de ingangsdatum zal het Ontwikkelbedrijf het terrein bouwrijp aan u leveren. (…)”
Ten slotte is onder “Slotbepalingen” onder meer vermeld:
“Uitwerking bijzondere bepaling 6a en 6b vóór aktepassering:
Indien de erfpachter niet voldoet aan de onder bijzondere bepaling 6a. en/of 6b. omschreven verplichtingen is daarop het in artikel 6c van de bijzondere bepalingen vervatte boetebeding van kracht. Zolang de erfpacht niet is gevestigd zijn Burgemeester en Wethouders tevens bevoegd:
1. geen uitvoering meer te geven aan de erfpachtovereenkomst:
2. (…)”
2.1.5.Op 23 juni 2006 heeft [geïntimeerde] de erfpachtaanbieding geaccepteerd door invulling en ondertekening van een “bericht van acceptatie”.
2.1.6.Op 1 mei 2007 is de kavel aan [geïntimeerde] economisch geleverd.
2.1.7.Bij brief van 7 februari 2008 heeft de gemeente [geïntimeerde] erop geattendeerd dat de bouwvergunningsaanvraag voor 17 februari 2008 moet zijn ingediend, bij gebreke waarvan een boete wordt opgelegd. Bij brief van 5 maart 2008 heeft de gemeente [geïntimeerde] te kennen gegeven dat zij tot 5 april 2008 de gelegenheid heeft een bouwvergunning aan te vragen.
2.1.8.Op 4 april 2008 heeft [geïntimeerde] de aanvraag voor een bouwvergunning ingediend. Omdat de bouwaanvraag van [geïntimeerde] voorzag in een deels onder maaiveldniveau gelegen begane grondvloer en daarmee, volgens de gemeente, afweek van het geldende bestemmingsplan, moest een vrijstellingsprocedure doorlopen worden. Op 14 november 2008 is die procedure afgerond en de bouwvergunning overeenkomstig de bouwaanvraag aan [geïntimeerde] verleend.
2.1.9.Bij brief van 26 november 2008 heeft de gemeente [geïntimeerde] gewezen op haar verplichting de bebouwing van de kavel voor 1 mei 2009 te voltooien en op de boete van € 10.000,- per maand die anders zou worden opgelegd. Voorts heeft de gemeente gemeld dat het haar was opgevallen dat de erfpachtakte nog altijd niet was verleden en dat evenmin met de bouw was begonnen, hetgeen haar deed betwijfelen of [geïntimeerde] tijdig aan haar verplichtingen zou voldoen. [geïntimeerde] heeft bij brief van 4 december 2008 gereageerd. Zij heeft erop gewezen dat de hypotheekverlening was vertraagd doordat de vergunning op zich liet wachten. Ook de aannemingsovereenkomst kon pas getekend worden wanneer die vergunning was verleend. De aannemer zal begin januari 2009 zijn werkzaamheden aanvangen en oplevering zal eind oktober 2009 plaatsvinden, aldus [geïntimeerde] in die brief.
2.1.10.Bij akte van 11 maart 2009 is de kavel in erfpacht aan [geïntimeerde] uitgegeven. In de akte is onder verwijzing naar (het hiervoor onder 2.1.4 aangehaalde) artikel 6 van de bijzondere bepalingen de verplichting opgenomen om de bebouwing van de kavel voor 1 mei 2009 te voltooien.
2.1.11.Bij brief van 20 mei 2009 heeft de gemeente, die had geconstateerd dat de bebouwing op de kavel niet voor 1 mei 2009 was voltooid, [geïntimeerde] uitstel verleend tot 17 juni 2009 om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen en haar meegedeeld dat anders een boete zou worden opgelegd.
2.1.12.Bij brief van 9 juli 2009 heeft de gemeente aan [geïntimeerde] meegedeeld dat zij op 24 juni 2009 had geconstateerd dat [geïntimeerde] niet aan haar bouwverplichtingen had voldaan, haar per 17 juni 2009 een boete opgelegd van € 10.000,- en aangekondigd dat bij elke maand dat de bouw verder vertraagd zou zijn, nieuwe boetes van € 10.000,- werden verbeurd. Bij brief van 15 juli 2009 heeft [geïntimeerde] begrip gevraagd voor de ontstane vertraging en verzocht geen nadere boetes op te leggen. De gemeente heeft daarop laten weten dat de boete gehandhaafd werd.
2.1.13.[geïntimeerde] heeft zich gewend tot een advocaat die namens haar heeft verzocht het opleggen en incasseren van boetes te staken op de grond dat dat onrechtmatig zou zijn. De gemeente heeft die gestelde onrechtmatigheid bij brief van 3 september 2009 van de hand gewezen. Wel heeft de gemeente zich in die brief, naar zij schrijft “zonder daartoe verplicht te zijn”, bereid verklaard de uiterste opleveringstermijn gelijk te trekken met de termijn die gold voor de bebouwing van strook [strooknummer 3] van de Zuidbuurt van Steigereiland (van 30 naar 36 maanden) en de uiterste opleveringsdatum op te schuiven naar 1 november 2009. Tot inning van de al opgelegde boetes wordt niet overgaan, aldus de gemeente in die brief. Bij brief van 12 november 2009 heeft de gemeente de termijn waarbinnen de bebouwing voltooid moest zijn nogmaals opgeschoven, naar 10 december 2009.
2.1.14.Bij brief van 4 december 2009 heeft [geïntimeerde] via haar advocaat aan de gemeente gemeld dat de bouw op zijn vroegst gereed komt op 28 februari 2010. De gemeente heeft daarop laten weten niet bereid te zijn de termijn tot die datum te verlengen.
2.1.15.Per 10 december 2009 heeft de gemeente aan [geïntimeerde] maandelijkse boetes van € 10.000,- opgelegd, als volgt:
Datum nota
Boeteperiode
Vervaldatum
Bedrag
17 februari 2010
10 december 2009-10 januari 2010
19 maart 2010
€ 10.000
17 februari 2010
10 januari 2010-10 februari 2010
19 maart 2010
€ 10.000
11 maart 2010
10 februari 2010-10 maart 2010
9 april 2010
€ 10.000
19 april 2010
10 maart 2010-10 april 2010
10 mei 2010
€ 10.000
3 mei 2010
10 april 2010-10 mei 2010
2 juni 2010
€ 10.000
6 juli 2010
01 mei 2010-10 juni 2010
5 augustus 2010
€ 10.000
6 juli 2010
10 juni 2010-10 juli 2010
5 augustus 2010
€ 10.000
3 augustus 2010
10 juli 2010-10 augustus 2010
29 oktober 2010
€ 10.000
16 september 2010
10 augustus 2010-10 september 2010
29 oktober 2010
€ 10.000
16 september 2010
10 september 2010-10 oktober 2010
29 oktober 2010
€ 10.000
2.1.16.Bij brief van 20 april 2010 heeft [geïntimeerde] via haar advocaat tegen de boetes geprotesteerd.
2.1.17.In september 2010 is de bouw van (de buitenkant van) de woning voltooid. [geïntimeerde] heeft de boetes onbetaald gelaten.
2.1.18.[geïntimeerde] heeft de woning verkocht. Op 25 januari 2012 heeft het transport plaatsgevonden.