ECLI:NL:RBAMS:2021:5808

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
13/997029-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen verdachte voor valsheid in geschrift en gewoontewitwassen

Op 11 oktober 2021 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De zaak is voortgekomen uit het strafrechtelijk onderzoek Tandem IV, dat verband houdt met eerdere onderzoeken naar criminele activiteiten. De verdachte werd verweten samen met anderen valse documenten te hebben opgemaakt, waaronder arbeidsovereenkomsten en kwitanties, en betrokken te zijn bij het witwassen van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten valse facturen en arbeidsovereenkomsten hebben opgesteld om een legale herkomst van geld te simuleren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de rechtspersoon [naam bedrijf BV 1] en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen door meerdere geldbedragen te verbergen die afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997029-18 (Promis)
Datum uitspraak: 11 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .

1.Inleiding

1.1.
Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 30 en 31 augustus 2021 (inhoudelijke behandeling) en 11 oktober 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Bijleveld en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.P. van Stralen naar voren hebben gebracht.
1.2.
Achtergrond en aanleiding onderzoek
De rechtbank wijst dit vonnis in het strafrechtelijk onderzoek Tandem IV. Dit onderzoek komt voort uit de onderzoeken Tandem I, Tandem II en Tandem III.
Naar aanleiding van de onderzoeken Tandem I en II zijn zes mannen, waaronder [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) veroordeeld voor onder meer hun betrokkenheid bij een liquidatiepoging op [persoon 1] in 2015. [medeverdachte 1] is ook veroordeeld voor witwassen. Uit het onderzoek Tandem II bleek dat [medeverdachte 1] via het beveiligde netwerk van de server Ennetcom contact had met [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Op basis van dit contact is onderzoek Tandem III gestart, waarin [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] onherroepelijk zijn veroordeeld. [medeverdachte 2] is onder meer veroordeeld voor invoer van harddrugs, deelname aan een criminele organisatie en het witwassen van geld voor [medeverdachte 1] .
Uit nader onderzoek naar het witwassen door [medeverdachte 2] is onderzoek Tandem IV gestart, waarin is gerechercheerd naar de geldstromen. Verdachte, zijn broer [broer verdachte] (hierna: [broer verdachte] ) en zijn achteroom [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ) zijn daarin naar voren gekomen. Bij de politie bestaat het vermoeden dat de broers [familienaam verdachte] de rechtspersonen waarvan zij de bestuurder en enig aandeelhouder zijn (geweest), tegen betaling hebben laten gebruiken om in opdracht van [medeverdachte 2] en anderen geld wit te wassen. Zij hebben geconstateerd dat er arbeids- en managementovereenkomsten, schuldbekentenissen, kwitanties en facturen zijn aangetroffen bij de vennootschappen gelieerd aan verdachte, [broer verdachte] en [persoon 2] , die niet direct herleidbaar zijn tot verrichte werkzaamheden en legale geldstromen. De meeste uitgaven zouden de rechtspersonen van [verdachte] en [broer verdachte] volgens de politie alleen maar kunnen doen omdat ze daaraan voorafgaand giraal aanzienlijke geldbedragen ontvangen van de rechtspersonen waarvan [persoon 2] de bestuurder en enig aandeelhouder is en contante stortingen ontvangen. Bij de politie bestaat het vermoeden dat verdachte, [broer verdachte] en [persoon 2] optreden als
facilitatorvan onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
In deze zaak spelen allereerst de vragen of – kort samengevat – (i) bij de vennootschappen van verdachte bepaalde personen daadwerkelijk in dienst zijn geweest, werkzaamheden hebben verricht en daarvoor loon hebben ontvangen en (ii) de vennootschappen van verdachte daadwerkelijk de werkzaamheden voor de vennootschappen van [persoon 2] hebben verricht die in rekening zijn gebracht of dat sprake is van een papieren werkelijkheid (valsheid in geschrift, feit 2). Daarnaast is – eveneens kort gezegd - de vraag of het geld dat op basis van die facturen, arbeidsovereenkomsten, managementovereenkomsten, schuldbekentenissen en kwitanties is betaald, is terug te voeren op legale bronnen. Die laatste vraag moet ook worden beantwoord ten aanzien van het contante geld dat door verdachte in privé of door zijn vennootschappen is ontvangen en ten aanzien van verschillende goederen die verdachte en zijn vennootschappen hebben verkregen (witwassen, feit 3).
1.3.
Tenlastelegging
Verdachte wordt samengevat verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. medeplegen van valsheid in geschrift ten aanzien van een schuldbekentenis van lening, twee kwitanties, vier arbeidsovereenkomsten en een managementovereenkomst in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017;
2. feitelijke leiding geven aan dan wel opdracht geven tot het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van zes valse facturen door [naam bedrijf BV 1] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 oktober 2015,
ofhet plegen van dit feit samen met onder andere [naam bedrijf BV 1] ;
3. het medeplegen van (gewoonte)witwassen van meerdere geldbedragen in de periode van 1 januari 2014 t/m 6 oktober 2015 in Nieuwegein en/of Vleuten.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

2.Waardering van het bewijs

2.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir - dat alle feiten kunnen worden bewezen. Zij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
2.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota – dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
2.3.
Oordeel van de rechtbank
2.3.1.
Feiten en omstandigheden [1]
In het onderzoek Tandem II werd onderzoek verricht naar data afkomstig van de server van Ennetcom. Deze rechtbank heeft vastgesteld dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] van deze server gebruik maakten en gesprekken met elkaar voerden. [2] Zij hebben onder meer de volgende berichten naar elkaar verstuurd:
6 februari 2015
“ [medeverdachte 2] : [verdachte] heeft gereageerd hij gaat er achter aan zegt hij heb hem gezegd als je blut bent zeg het dan gewoon maar hou die man niet voor de gek dat het overgemaakt is als het niet overgemaakt is lul
[medeverdachte 3] : Blut???? Dat kan helemaal niet met het hele verhaal bij elkaar secondddd erafff!!
[medeverdachte 2] : HAHAHAHA wil je hem erop? Is zo gedaan hoor! 1 bericht en hij staat erop! Secenddd gekkk!
[medeverdachte 3] : ben er mooi klaar mee ik moet acceptgiros in adam betalen door [verdachte] witwassen grote klootzak en nu?” [3]
19 februari 2015
“ [medeverdachte 2] : [verdachte] huilt gab (..) ik heb hem klem ik heb jou gezegd heb een andere kant die je niet wilt mee maken die porsche gaat nu mee met mij (..) auto’s gaan mee nu per direct
[medeverdachte 3] : om te dwingen?
[medeverdachte 2] : Jij weet niet wat er nu met hem gaat gebeuren broer strakke is mee die gaat hem neuken(..) Lexus gaat ook mee broer ik hou niet van deze spelletjes
[medeverdachte 3] : ja die ook. Ga ik morgen heel onnozel reageren beste [verdachte] ,” [4]
20 februari 2015
[medeverdachte 3] : Belde [verdachte] net op. Ik zeg wrm reargeer jij niet ja dit en dat gekkenhuis hier. Ik oh wanneer maak je over? Voor einde maand. Hahaahahahahah zielig stemmetje. Ik zei niets.” [5]
10 maart 2015
“ [medeverdachte 2] : Heb je kenteken?
[medeverdachte 3] : Bro problemen kloppt niks veel vragen over [naam bedrijf BV 1] .
(..)
[medeverdachte 3] : Bro ze hingen op de weg! Te wachten. Alleen maar vragen over [naam bedrijf BV 1] en door vragen en door vragen. En kijken”. [6]
[verdachte] is bestuurder en enig aandeelhouder van [naam holding BV 1] (hierna: [naam holding BV 1] ) vanaf de oprichting op 9 oktober 2012. [7] Onder [naam holding BV 1] hing [naam bedrijf BV 1] (hierna: [naam bedrijf BV 1] ), dat op 6 oktober 2015 failliet is verklaard. [8]
Tijdens de doorzoeking van het kantoor van verdachte op 30 mei 2018 zijn meerdere mappen met administratie in beslaggenomen. [9] Op 11 juli 2018 heeft verdachte nog een harde schijf met daarop administratie aan de politie overgedragen. [10]
[persoon 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam holding BV 2] (hierna: [naam holding BV 2] ) sinds 8 maart 1999. [11] Een handelsnaam van [naam holding BV 2] is [handelsnaam 1] .
[naam holding BV 2] is enig aandeelhouder van [naam bedrijf BV 2] (hierna: [naam bedrijf BV 2] ) sinds 8 maart 1999. [12] [persoon 2] is hiervan bestuurder sinds 31 oktober 2014. [naam bedrijf BV 2] heeft meerdere handelsnamen, waaronder [handelsnaam 2] & [handelsnaam 3] .
2.3.2.
Oordeel over feit 1: valsheid in geschrift
Verdachte wordt er onder feit 1 van beschuldigd dat hij samen met onder andere [naam bedrijf BV 1] een schuldbekentenis van lening, twee kwitanties, vier arbeidsovereenkomsten en een managementovereenkomst valselijk heeft opgemaakt.
Artikel 225 lid 1 Sr stelt strafbaar het opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.
2.3.2.1. Schuldbekentenis van lening
De curator, benoemd in het faillissement van [naam bedrijf BV 1] , heeft in zijn brief van 2 februari 2016 aan verdachte gevraagd wat de herkomst is van de in totaal 41.450 euro aan contante geldbedragen die in de kas van [naam bedrijf BV 1] zijn gestort. De curator heeft in die brief geschreven dat hij uit de administratie kon afleiden dat verdachte kunstobjecten heeft verkocht en de opbrengsten rond 20 januari 2014 heeft geleend aan [naam bedrijf BV 1] . [13] Verdachte heeft hierop geantwoord dat de verkochte kunstobjecten privébezit waren en dat hij het contante geldbedrag privé had uitgeleend aan [naam bedrijf BV 1] . Verdachte stuurde daarbij een schuldbekentenis van lening van 20 januari 2014 mee, waarin [naam bedrijf BV 1] verklaart een bedrag van 41.450 euro te hebben ontvangen als lening van verdachte. [14] Ook heeft verdachte een lijst met verkochte kunst overgelegd. [15] Deze lijst bevat op één datum na verkochte kunst op data na 20 januari 2014, namelijk tussen 23 januari 2014 en 18 november 2014.
Verdachte heeft verklaard dat hij kunst kocht van kunstenaar [kunstenaar] en dat hij deze kunst vervolgens doorverkocht aan particulieren op een kunstveiling en via mond-tot-mondreclame. De particulieren betaalden altijd contant, er werden geen kwitanties, facturen of andere schriftelijke bescheiden opgesteld en alle afspraken verliepen mondeling. De particulieren willen volgens verdachte anoniem blijven. Verder heeft verdachte verklaard dat de data op de lijst met verkochte kunst niet 2014, maar 2013 hadden moeten zijn en dat de data in 2014 automatisch zijn aangemaakt, omdat in dat jaar het Excelbestand is aangemaakt.
De rechtbank oordeelt dat de schuldbekentenis van lening van 20 januari 2014 vals is, omdat in werkelijkheid geen sprake is geweest van een schuld van [naam bedrijf BV 1] aan verdachte. De verkoopdata op de door verdachte overgelegde lijst met verkochte kunst kunnen niet kloppen, omdat die data na de datum van de schuldbekentenis vallen. Daarmee geconfronteerd, heeft verdachte zijn verklaring gewijzigd in die zin dat de data in 2014 door Excel zelf zijn aangemaakt en dat daar eigenlijk steeds 2013 had moeten staan. Die gewijzigde verklaring, dat de kunstverkopen in 2013 hebben plaatsgevonden, strookt echter weer niet met de onderzoeksbevindingen die erop duiden dat de inkomsten uit kunstverkoop in 2014 zijn geboekt. Bovendien wijken de kasstaten die [verdachte] heeft ingeleverd bij de curator op cruciale onderdelen af van de kasstaten 2014 die in beslag zijn genomen op zijn kantoor, waarin een totaalbedrag van 57.250 euro staat vermeld. [16] Tegen die achtergrond is van belang dat de verklaring van verdachte dat hij 41.450 euro privé aan [naam bedrijf BV 1] heeft geleend en dat dat geld afkomstig was uit de verkoop van kunst niet met objectieve gegevens is onderbouwd. Bewijzen die de verklaring zouden kunnen onderbouwen, zoals de namen van de kopers, kwitanties of andere schriftelijke bescheiden, heeft verdachte niet verstrekt. Dit terwijl het in de kunsthandel voor de hand ligt dat aankoopbewijzen, kwitanties en echtheidscertificaten worden verstrekt aan de koper. De verklaring van verdachte dat alle kopers anoniem willen blijven, dat alle afspraken mondeling verliepen en altijd contant werd betaald, vindt de rechtbank ongeloofwaardig, juist nu het grote bedragen betreft. Ook het gegeven dat verdachte zoveel winst zou maken op de verkoop van kunst van een bevriende, inmiddels overleden kunstenaar, vindt de rechtbank ongeloofwaardig, te meer nu hij daar kennelijk niets anders voor deed dan de schilderijen op Marktplaats of soortgelijke sites plaatsen, waar overigens ook niets van is gebleken. Nu de rechtbank de verklaring over de herkomst van de 41.450 euro ongeloofwaardig vindt, gelooft zij ook niet dat verdachte dat bedrag aan [naam bedrijf BV 1] heeft uitgeleend. Deze omstandigheden bij elkaar maken dat de rechtbank oordeelt dat de schuldbekentenis achteraf valselijk is opgemaakt, vermoedelijk toen de curator vraagtekens plaatste bij de herkomst van het contante geld dat op de rekening van [naam bedrijf BV 1] is gestort.
2.3.2.2. Arbeidsovereenkomsten
Op de harde schijf van verdachte zijn in de map ‘personeel’ niet-ondertekende arbeidsovereenkomsten aangetroffen tussen [naam bedrijf BV 1] en [persoon 3] (hierna: [persoon 3] ), [persoon 4] (hierna: [persoon 4] ), [persoon 5] (hierna: [persoon 5] ) en [medeverdachte 3] . [17] Op de arbeidsovereenkomst met [medeverdachte 3] ontbreekt de achternaam van de werknemer. Uit de persoonsgegevens in het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting volgt dat dit [medeverdachte 3] betreft. [18]
De arbeidsovereenkomst met [persoon 3] is aangegaan voor onbepaalde tijd en is gedagtekend 10 december 2013. Deze overeenkomst houdt in dat [persoon 3] met ingang van 1 januari 2014 voor 40 uur per week als consultant in dienst treedt bij [naam bedrijf BV 1] voor een nettosalaris van 2.000 euro per maand. [19]
De arbeidsovereenkomst met [persoon 4] is aangegaan voor onbepaalde tijd en is gedagtekend 28 februari 2013. Deze overeenkomst houdt in dat [persoon 4] met ingang van 1 maart 2013 voor 40 uur per week als consultant in dienst treedt bij [naam bedrijf BV 1] voor een brutosalaris van 4.787,97 euro per maand. [20]
De arbeidsovereenkomst met [persoon 5] is aangegaan voor onbepaalde tijd en is gedagtekend 28 februari 2013. Deze overeenkomst houdt in dat [persoon 5] met ingang van 1 januari 2014 voor 40 uur per week als consultant in dienst treedt bij [naam bedrijf BV 1] voor een brutosalaris van 3.683,50 euro per maand. [21]
De arbeidsovereenkomst met [medeverdachte 3] is aangegaan voor bepaalde tijd en is gedagtekend 28 februari 2013. Deze overeenkomst houdt in dat [medeverdachte 3] met ingang van 1 augustus 2014 tot en met 30 juli 2015 voor 40 uur per week als consultant in dienst treedt bij [naam bedrijf BV 1] . [22]
Op de harde schijf zijn ook vijf verslagen aangetroffen van vergaderingen die bij [naam bedrijf BV 1] hebben plaatsgevonden in de periode maart/april 2014. [23] In deze verslagen staat wat er is besproken aangaande werkzaamheden van [naam bedrijf BV 1] en wie er aanwezig waren bij deze vergaderingen. De (voor)namen van [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] en [medeverdachte 3] komen in de opsomming van aanwezigen niet voor. Van deze personen zijn ook overigens geen bewijzen gevonden dat zij daadwerkelijk werkzaamheden hebben verricht. [24] [persoon 3] woont in Spanje, waar [naam bedrijf BV 1] geen werkzaamheden verrichtte. [25]
In het dossier zijn onder meer de volgende Ennetcom-berichten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] van 15 augustus 2015 gevoegd:
“ [medeverdachte 3] : Appartement in hoorn van 260k kan dat geregeld worden?
[medeverdachte 2] : Hypotheek of contant?
[medeverdachte 3] : Weet ik niet constructie. Dat me nieuwe vriendin daar kan worden. Het geld is er. Ik wil de mogelijkheden weten.
(..)
[medeverdachte 2] : Zij en jij moeten op papier werk hebben voor die hypotheek cash mocht er wat gebeuren pakken ze het van je af bro beste optie is hypotheek dan!
[medeverdachte 3] : Kan die hypo dan geregeld worden?
[medeverdachte 2] : Ja dat allemaal kan beide in loondienst 6 maanden dan vast contract en dan hypotheek aanvraag 6 maanden lang door blijven werken op papieren en dan wordt je ontslagen (..)
[medeverdachte 3] : Die 6 mnd word vervalst of moet ook werkelijk gedraaid worden?
[medeverdachte 2] : Moet gedraaid worden moet op rekening gestort worden moet belasting over betaald worden anders ben je de lul bro.” [26]
Uit Ennetcom-berichten volgt dat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] stuurt op 6 februari 2015:
[verdachte] heeft gereageerd hij gaat er achter aan zegt hij heb hem gezegd als je blut bent zeg het dan gewoon maar hou die man niet voor de gek dat het overgemaakt is als het niet overgemaakt is (…),waarna [medeverdachte 3] reageert dat het niet kan dat hij blut is. Vervolgens wordt er in bedreigende zin over verdachte gesproken en ook over het afpakken van de auto van verdachte. [27]
Verdachte heeft verder verklaard dat hij salaris moest overmaken aan [medeverdachte 3] , maar dat hij het geld niet had, dat [medeverdachte 2] hem daarover benaderde, dat de gemoederen hoog opliepen en dat hij onder druk is gezet met woorden. [28] [medeverdachte 2] was een jeugdvriend van verdachte. [29]
De rechtbank oordeelt dat de arbeidsovereenkomsten vals zijn. In de eerste plaats is daarvoor van belang dat – hoewel er sprake is geweest van betalingen onder het mom van ‘loon’ – niet is gebleken dat [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] en [medeverdachte 3] werkzaamheden voor [naam bedrijf BV 1] hebben verricht. Verdachte is hier zowel tijdens de politieverhoren als op de zitting over ondervraagd, maar dit heeft niet geleid tot enige vorm van concretisering of aanlevering van bewijs. Daarnaast zijn de namen van [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] en [medeverdachte 3] niet terug te vinden in de verslagen van medewerkersvergaderingen ten tijde van hun zogenaamde dienstverband, terwijl er in die vergaderingen werd gesproken over de strategie van [naam bedrijf BV 1] en de manier van samenwerken tussen de collega’s. Dat zowel [persoon 4] , als [persoon 5] , als [persoon 3] , als [medeverdachte 3] hier telkens toevallig niet bij konden zijn terwijl zij wel in dienst waren, is niet geloofwaardig. Bovendien is niet gebleken dat zij enige aantoonbare ervaring hebben op het gebied van consultancy. Uit de Ennetcom-berichten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] blijkt dat zij bekend zijn met gefingeerde dienstverbanden en spreken over uitbetaling door verdachte. Dat jeugdvriend [medeverdachte 2] verdachte heeft benaderd voor de uitbetaling van ‘salaris’ voor [medeverdachte 3] en ondertussen met [medeverdachte 3] Ennetcom-berichten stuurde over de bedreiging van verdachte, maakt het ongeloofwaardig dat er tussen [naam bedrijf BV 1] en [medeverdachte 3] een normale werkgever-werknemer relatie bestond. Dat beeld wordt bevestigd door het Ennetcom-bericht waarin [medeverdachte 3] vertelt aan [medeverdachte 2] over een telefoongesprek met verdachte waarin hij vraagt wanner het geld komt en verdachte daar kennelijk door is aangeslagen. Naast [medeverdachte 3] zijn ook [persoon 3] , [persoon 4] en [persoon 5] bekenden van de politie met meerdere druggerelateerde antecedenten. [30] Bovendien woonde [persoon 5] in Spanje, terwijl [naam bedrijf BV 1] daar geen werkzaamheden verrichtte. Dat hij heen en weer vloog om hier niet nader gespecificeerde werkzaamheden te verrichten, blijkt nergens uit. Uit dit alles concludeert de rechtbank dat in werkelijkheid geen sprake was van een arbeidsverhouding tussen [naam bedrijf BV 1] en [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] en [medeverdachte 3] en dat de arbeidsovereenkomsten dus valselijk zijn opgemaakt met het doel op papier een legaal inkomen voor deze vier heren voor te wenden.
2.3.2.3. Kwitantie van 15.000 euro ontvangen van [naam bedrijf BV 3] voor de verkoop van de Volkswagen Golf
Uit de administratie van [naam bedrijf BV 1] en antwoorden van verdachte op vragen van de curator in het faillissement van [naam bedrijf BV 1] , blijkt dat [naam bedrijf BV 1] 33.480 euro, waarvan 8.500 euro in contanten, heeft betaald voor een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Golf). [31] De Golf werd gekocht bij het Duitse autobedrijf [autobedrijf] en stond van 30 september 2014 tot 7 april 2015 op naam van [naam bedrijf BV 1] . [32]
Uit het eigendomsonderzoek naar de Golf blijkt dat [medeverdachte 3] op 13 september 2014, 22 november 2014, 4 maart 2015 en 10 maart 2015 werd gesignaleerd als bestuurder van het voertuig. [33] Verder is gebleken dat [medeverdachte 3] de boetes, de verzekering en de houderschapsbelasting voor het voertuig giraal betaalde aan [naam bedrijf BV 1] . [34]
Het dossier bevat de volgende Ennetcom-berichten tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op 1 april 2015:
“ [medeverdachte 3] : Broer ik krijg die auto niet weg? En nu?
[medeverdachte 2] : lk ga denken voor een oplossing kom jij vandaag nog?
[medeverdachte 3] : Hij kan niet zomaar over geschreven worden zonder factuur zonder reden uit die bv. Dat is een reden voor beslag.
(..)
[medeverdachte 2] : Geen probleem broer heb jij een persoon of BV die het wel kan nemen op zijn of haar naam?
[medeverdachte 3] : Er moet een lage factuur vanuit [naam bedrijf BV 1] gestuurd worden en betaald worden anders pakken ze m af curator of justitie.
[medeverdachte 2] : Naar wie moet die factuur gestuurd worden? En moet via rekening betaald worden of kan [verdachte] zeggen hij heeft contant ontvangen en opgemaakt?” [35]
Vervolgens werd de Golf op 7 april 2015 overgeschreven op naam van [naam bedrijf BV 3] [36] Toen de curator om bewijs vroeg dat [naam bedrijf BV 1] geld voor de verkoop van de Golf heeft ontvangen, heeft verdachte aan de curator een kwitantie overgelegd waarop staat dat verdachte op 7 april 2015 15.000 euro contant heeft ontvangen van [naam bedrijf BV 3] voor de verkoop van de Golf ‘met motorschade’. [37] Verdachte heeft deze kwitantie ondertekend voor ontvangst. Op de privébankrekeningen van verdachte en de rekening van [naam bedrijf BV 1] zijn in april 2015 geen contante stortingen waargenomen die een waarde van 15.000 euro vertegenwoordigen. [38]
Op 13 mei 2015 is de Golf door de politie in conservatoir beslag genomen onder [medeverdachte 3] . [naam bedrijf BV 3] heeft vervolgens geklaagd tegen het beslag. In het klaagschrift staat dat [naam bedrijf BV 3] niet voor de auto had betaald, omdat de koopovereenkomst niet was doorgegaan. [39]
Vervolgens zijn de volgende Ennetcom-berichten tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] verstuurd:
2 augustus 2015
“ [medeverdachte 3] : Tsja lastig voor jullie. Broer ik ga die golf zekerstellen. Volgens mij maakt het dan niet uit wie er in rijd ze mogen er dan niet meer aan komen. Zeker gesteld is zeker gesteld. Broer is het mogelijk dat [verdachte] dat bedrag stort op die cenrale rek van [naam rekening] . Want moet
we'll herleid baar zijn. Snap je. lk geef het jullie dan. En miss heeft [verdachte] al wat voor mij.
[medeverdachte 2] : Voor hoeveel wordt ie zekergesteld?
[medeverdachte 3] : Denk dat het rond de dertig zal hangen. Als we geluk hebben 25”
3 augustus 2015
“ [medeverdachte 2] : Broer ik heb [verdachte] gesproken op zijn rekening storten zelf gaat niet omdat hij nog niet zoveel winst heeft gemaakt en ook op de balans komt dat bedrag niet voor het kan wel via andere mensen van hem die ik ook net heb gezien die vragen 10 procent tot aan 100K en 8 procent vanaf 100K dan maken ze het legaal en betalen ze belasting erover.” [40]
29 september 2015
“ [medeverdachte 2] : € 25.000,- + € 2.500,- de kosten voor het wit maken! Totaal € 27.500,- wordt dan van jou verwacht! Morgen wordt het bedrag overgemaakt naar [naam rekening] en op wie zijn naam komt die auto? De betalende bedrijf moet anders kan die een probleem krijgen! Hoezo betalen zij dat bedrag en van wie is dat bedrag dan afkomstig snapje.” [41]
Na de inbeslagname is de Golf aangekocht met geld vanaf een rekening van [naam bedrijf Company] , die toebehoort aan [broer verdachte] . [42]
Het kenteken van de Golf is vanaf 13 oktober 2015 overgeschreven van de Dienst Domeinen naar [persoon 6] , de vriendin van [medeverdachte 3] . Op 18 maart 2016 is het kenteken overgeschreven op naam van [medeverdachte 3] . [43]
Verdachte heeft verklaard dat [naam bedrijf BV 1] de Golf voor werknemer [medeverdachte 3] had gekocht en dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van het voertuig. [medeverdachte 3] had de motor van de Golf opgeblazen. [naam bedrijf BV 3] wilde de Golf kopen en verdachte wilde graag contant geld. Vervolgens is de Golf aan [naam bedrijf BV 3] verkocht. [medeverdachte 3] was degene die dat heeft geregeld. [medeverdachte 3] heeft de kwitantie en het contante geldbedrag van 15.000 euro aan verdachte gegeven. Verdachte heeft vervolgens die kwitantie getekend. Verdachte heeft geen antwoord gegeven op de vraag wat hij met het contante geldbedrag van 15.000 euro heeft gedaan.
De rechtbank oordeelt dat de kwitantie voor het bedrag van 15.000 euro ontvangen van [naam bedrijf BV 3] vals is. Zoals eerder in rubriek 2.3.2.2. is vastgesteld, was [medeverdachte 3] geen werknemer van [naam bedrijf BV 1] . Dit maakt de verklaring van verdachte dat [naam bedrijf BV 1] de auto aan [medeverdachte 3] ter beschikking stelde in het kader van zijn dienstverband ongeloofwaardig. Uit de politiemutaties van [medeverdachte 3] als bestuurder van de Golf, de Ennetcom-berichten, de betalingen van [medeverdachte 3] aan [naam bedrijf BV 1] voor de Golf en de RDW-gegevens waaruit volgt dat [medeverdachte 3] en zijn vriendin de Golf op hun naam hebben gesteld, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 3] continu de gebruiker is geweest van de Golf en daar de beschikkingsmacht over had. De rechtbank vindt het daarmee ongeloofwaardig dat de Golf daadwerkelijk door [naam bedrijf BV 1] is aangeschaft en vervolgens voor 15.000 euro is verkocht aan [naam bedrijf BV 3] Dit wordt versterkt door de omstandigheid dat verdachte geen antwoord kan geven op de vraag wat er met het betaalde contante geldbedrag is gebeurd en dat [naam bedrijf BV 3] in een klaagschriftprocedure heeft gesteld geen geld voor de Golf te hebben betaald omdat de koop niet heeft plaatsgevonden. Veeleer lijkt het er ook in dit geval op dat verdachte deze kwitantie achteraf heeft opgemaakt naar aanleiding van vragen van de curator.
2.3.2.4. Kwitantie 22.000 euro ontvangen van U. [persoon 5] in verband met de verkoop van een Mercedes
[naam bedrijf BV 1] had van 28 april 2014 tot 9 maart 2015 ook een Mercedes A180 met kenteken [kenteken 2] op naam. Na deze periode werd [persoon 5] kentekenhouder. [44] Verdachte schreef aan de curator in het faillissement van [naam bedrijf BV 1] dat het voertuig werd gekocht voor 26.440 euro inclusief BTW. Hiervan is 25.000 euro via de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] betaald, het overige is contant betaald. [45]
Uit onderzoek naar de herkomst van de 25.000 euro die door [naam bedrijf BV 1] is betaald, bleek dat op 24 maart 2014 een bedrag van 27.830 euro op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] is bijgeschreven door [naam bedrijf BV 2] , dat gelieerd is aan [persoon 2] . Vervolgens werd een dag later, op 25 maart 2014, 25.000 euro afgeschreven van de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] voor de aankoop van het voertuig. [46]
Verdachte heeft verklaard dat de Mercedes werd gebruikt door werknemer [persoon 5] , zowel zakelijk als privé. De Mercedes zou op 9 april 2015 zijn verkocht aan [persoon 5] voor 22.500 euro. Volgens verdachte is het ontvangen bedrag verrekend met de lening van zichzelf aan [naam bedrijf BV 1] van 20 januari 2014.
Uit rekeningafschriften van [naam bedrijf BV 1] is gebleken dat [persoon 5] onder meer op 5 juni 2014 geld heeft overgeboekt naar [naam bedrijf BV 1] voor de autoverzekering en wegenbelasting van de Mercedes. [47]
In de inbeslaggenomen administratie van [naam bedrijf BV 1] werden in de map ‘auto’s’, twee kwitanties van ontvangen geldbedragen van [persoon 5] in verband met de verkoop van de Mercedes aangetroffen. Het betreft een kwitantie van 9 maart 2015 voor een bedrag van 500 euro en een kwitantie van 9 april 2015 voor een bedrag van 22.000 euro. [48] Beide kwitanties zijn getekend door verdachte. Op de bankrekening van verdachte zijn geen contante stortingen aangetroffen die in verband kunnen staan met de ontvangst van 22.500 euro. [49] Verdachte heeft geen antwoord gegeven op de vraag wat hij met het contante geldbedrag van 22.500 euro heeft gedaan.
De rechtbank oordeelt dat de ten laste gelegde kwitantie voor het bedrag van 22.000 euro ontvangen van [persoon 5] vals is. Zoals hiervoor in rubriek 2.3.2.2. is vastgesteld, was [persoon 5] geen werknemer van [naam bedrijf BV 1] . [persoon 5] kon dus ook niet in die hoedanigheid gebruik maken van de Mercedes. De verklaring van verdachte is dan ook ongeloofwaardig. De omstandigheden dat op 24 maart 2014 27.830 euro werd bijgeschreven op de rekening van [naam bedrijf BV 1] , de volgende dag de Mercedes werd gekocht die [persoon 5] in gebruik had en waarvoor hij de belasting en verzekering betaalde, wijzen erop dat dit eenzelfde werkwijze is als bij [medeverdachte 3] en dat [naam bedrijf BV 1] als katvanger voor [persoon 5] heeft gefungeerd. Daarmee acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat [naam bedrijf BV 1] de Mercedes aan [persoon 5] heeft verkocht en daarvoor geld heeft ontvangen. Dat maakt dat de kwitantie valselijk is opgemaakt.
2.3.2.5. Managementovereenkomst van 10-10-2021
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte een managementovereenkomst valselijk heeft opgemaakt dan wel vervalst, omdat naar het bestaan daarvan weliswaar in notulen wordt verwezen, maar een dergelijke overeenkomst niet is aangetroffen in het dossier. Verdachte zal van dat onderdeel partieel worden vrijgesproken.
2.3.2.6. Medeplegen
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen oordeelt de rechtbank als volgt.
De valsheid van de arbeidsovereenkomsten en de hiermee verrichte handelingen, zoals ten laste gelegd, kunnen zowel aan verdachte als aan zijn vermeende werknemers worden toegerekend. Uit het voorgaande blijkt dat de vermeende werknemers, [persoon 4] , [persoon 3] , [medeverdachte 3] en [persoon 5] , op papier een arbeidsovereenkomst nodig hadden, maar daadwerkelijk geen werkzaamheden verrichtten. Samen met verdachte is toch een overeenkomst opgesteld, ondertekend en er is loon betaald. Dit alles duidt op een bewuste en nauwe samenwerking. Met hen heeft verdachte dan ook het feit medegepleegd.
Ten aanzien van de kwitanties en de schuldbekentenis is niet gebleken dat er sprake is van medeplegen. Daarvan zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Medeplegen met [naam bedrijf BV 1]
Zowel ten aanzien van de arbeidsovereenkomst, de kwitanties als de schuldbekentenis geldt dat verdachte zelf de ten laste gelegde handelingen heeft begaan. Omdat de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden en zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en het opzet kan worden afgeleid uit de feitelijke gang van zaken binnen deze rechtspersoon kunnen deze ook aan deze rechtspersoon worden toegerekend. Verdachte is dus als feitelijke leidinggever van [naam bedrijf BV 1] te beschouwen. Hiervoor wordt ook verwezen naar de overweging ten aanzien van het feitelijke leidinggeven bij feit 2. Verdachte kan echter niet het feit medeplegen met de rechtspersoon waarvan hij feitelijke leidinggever is en aan wie het feit ook kan worden toegerekend (Zie daarvoor ook HR 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5140). Dat betekent dat vrijspraak volgt voor het medeplegen met [naam bedrijf BV 1] .
De rechtbank concludeert dan ook dat feit 1 (deels als medepleger) kan worden bewezen, met uitzondering van valsheid in geschrift ten aanzien van de tenlastegelegde management overeenkomst.
2.3.3.
Oordeel over feit 2: voorhanden hebben valse facturen
Artikel 225 lid 2 Sr stelt strafbaar het opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst en het afleveren en het voorhanden hebben daarvan, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.
Verdachte wordt er onder feit 2 (
eerste alternatief) van beschuldigd dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan, dan wel opdracht heeft gegeven tot het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van zes valse facturen. Onder feit 2 (
tweede alternatief) wordt hij ervan beschuldigd dat hij dit feit samen met anderen heeft gepleegd.
Op de harde schijf van verdachte zijn de ten laste gelegde facturen
a tot en met fvan [naam bedrijf BV 1] verzonden aan [naam holding BV 2] en [naam bedrijf BV 4] aangetroffen. [50]
Uit een overzicht van bijschrijvingen op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] blijkt dat de vennootschappen gelieerd aan [persoon 2] deze facturen telkens kort na factuurdatum hebben betaald. [51] Behalve een offerte voor een verbouwing en genoemde facturen zijn er geen andere bestanden aangetroffen die erop wijzen dat [naam bedrijf BV 1] werkzaamheden heeft verricht voor de vennootschappen gelieerd aan [persoon 2] . [52]
2.3.3.1. Verklaringen
Verdachte heeft verklaard dat [naam bedrijf BV 1] verschillende werkzaamheden voor de bedrijven van [persoon 2] verrichtte, voornamelijk het ontwikkelen van software. Voor al deze werkzaamheden ontving [naam bedrijf BV 1] een vast bedrag, een zogenoemde lump sum.
De verdediging heeft verschillende e-mails overgelegd tussen verdachte en [persoon 2] , die te linken zouden moeten zijn aan de werkzaamheden die [naam bedrijf BV 1] voor [persoon 2] heeft verricht, zoals onder andere verbouwingen waarvan het eigenlijke werk werd uitbesteed, aanschaf van auto’s, een plan van aanpak voor de appartementen van het [naam appartementencomplex] in [geboorteland] , softwareontwikkeling en marktonderzoek. De werkzaamheden zijn volgens de verdediging dusdanig divers dat deze niet tot één bedrijfsactiviteit te herleiden zijn.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Die is ten eerste zeer algemeen van aard en nauwelijks tot niet verifieerbaar. In de administratie van [naam bedrijf BV 1] is geen onderbouwing aangetroffen dat er daadwerkelijk werkzaamheden voor de bedrijven van [persoon 2] zijn verricht. Dit blijkt ook niet uit de later aangeleverde e-mails door de verdediging en het is onduidelijk gebleven met welke facturen die e-mails zouden moeten corresponderen. Volgens verdachte heeft [naam bedrijf BV 1] overigens voornamelijk software voor de vennootschappen van [persoon 2] ontwikkeld, maar ook deze verklaring is niet nader onderbouwd met enig concreet product van de hand van [naam bedrijf BV 1] of communicatie daarover. De verklaring dat [naam bedrijf BV 1] voor alle niet geconcretiseerde werkzaamheden een lump sum van in totaal duizenden euro’s zou hebben ontvangen, vindt de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
Bovendien verhoudt die beweerdelijke betalingsafspraak zich ook niet met de wijze waarop er is gefactureerd. Er is niet met een vaste frequentie een bepaald bedrag in rekening gebracht. Integendeel, er is onregelmatig gefactureerd – zo worden er op dezelfde dag twee verschillende facturen verzonden voor advieswerkzaamheden in hetzelfde kwartaal – en de bedragen lopen uiteen. Ook de gefactureerde vergoeding voor “Marktonderzoek en advies project [naam project]”, past niet bij een lump sum waar verdachte het mee moest doen ongeacht welk en hoeveelheid werk. Veeleer lijkt het erop dat de facturen zijn verstuurd wanneer [naam bedrijf BV 1] geld nodig had, nu die vaak kort daarop zijn betaald. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de in de facturen
a tot en met fomschreven werkzaamheden niet door [naam bedrijf BV 1] zijn verricht en dat die facturen dus valselijk zijn opgemaakt.
De rechtbank vindt dat de facturen, anders dan door de verdediging betoogd, een bewijsbestemming hebben. Facturen hebben naar hun aard een bewijsbestemming in het maatschappelijk verkeer. Bovendien zijn de facturen in de administratie van [naam bedrijf BV 1] aangetroffen, waarmee vast staat dat de facturen bestemd waren voor het gebruik jegens derden, bijvoorbeeld de fiscus of accountants. [53]
2.3.3.2. Feitelijke leidinggeven
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het opzettelijk voorhanden hebben van de valse facturen redelijkerwijs aan de rechtspersoon [naam bedrijf BV 1] kan worden toegerekend. Dit, vanwege de aard van die gedragingen die ook in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden, zoals hiervoor beschreven. Het opzet kan worden afgeleid uit de feitelijke gang van zaken binnen deze rechtspersoon. [54]
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of verdachte daarvoor als feitelijke leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk is. De rechtbank vindt dat dat het geval is. Verdachte is de enige natuurlijke persoon achter [naam bedrijf BV 1] . Hij is bestuurder en enig aandeelhouder en er is sprake van actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de betekenis van feitelijke leidinggever valt. Nu het verdachte was die betrokken was bij de afspraken over de facturen, had hij ook opzet op het voorhanden hebben en het versturen van de valse facturen aan de aan [persoon 2] gelieerde vennootschappen en kan hij dus als feitelijke leidinggever van de verboden gedragingen worden aangemerkt.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen oordeelt de rechtbank als volgt.
Het voorhanden hebben van de valse facturen, zoals ten laste gelegd, kunnen zowel aan [naam bedrijf BV 1] als medepleger met [persoon 2] als feitelijke leidinggever van zijn holding worden toegerekend. Verdachte heeft hieraan als pleger vervolgens feitelijke leidinggegeven.
De rechtbank concludeert dat de ten laste gelegde facturen vals zijn en dat [naam bedrijf BV 1] deze facturen als medepleger voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft daaraan feitelijke leiding gegeven. Feit 2
(eerste alternatief)kan dan ook worden bewezen.
2.3.4.
Oordeel over feit 3: gewoontewitwassen
Verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij meerdere geldbedragen heeft witgewassen door – kort samengevat – onverschuldigde betalingen te ontvangen naar aanleiding van valse facturen, contante stortingen te doen op aan hem gelieerde vennootschappen en door betalingen te verrichten voor gefingeerde dienstverbanden, gefingeerd voertuigbezit en een onzakelijke lening.
2.3.4.1. Beoordelingskader witwassen
Voor een veroordeling voor (schuld)witwassen is vereist dat bewezen is dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. In die gevallen dat uit het dossier niet blijkt uit welk specifiek misdrijf het voorwerp afkomstig is, kan een verdachte toch worden veroordeeld als het op basis van het dossier niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Om te beoordelen of van die situatie sprake is, is in de rechtspraak een stappenplan ontwikkeld.
Dit stappenplan begint met dat het Openbaar Ministerie bewijs moet aandragen dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van een verdachte worden verwacht dat hij dit vermoeden onderuit haalt door het geven van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het voorwerp.
Als een verdachte zo’n verklaring heeft gegeven is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde herkomst van het voorwerp. Als het Openbaar Ministerie dat onderzoek heeft verricht is het aan de rechter om te oordelen of voldoende kan worden uitgesloten dat het voorwerp van de tenlastelegging een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is. Als een legale herkomst kan worden uitgesloten is bewezen dat het voorwerp ‘uit enig misdrijf afkomstig is’.
2.3.4.2. Vrijspraak van het witwassen van het geldbedrag ontvangen naar aanleiding van valse facturen
De rechtbank heeft hiervoor in rubriek 2.3.3. vastgesteld dat de onder feit 2 ten laste gelegde facturen a tot en met f vals zijn. Uit het rekeningoverzicht van [naam bedrijf BV 1] blijkt dat in de periode van 27 januari 2014 tot en met 12 januari 2015 betalingen hebben plaatsgevonden door [naam holding BV 2] (totaal 64.130 euro) en [naam bedrijf BV 2] (totaal 30.250 euro). [55] De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte deze ontvangen geldbedragen heeft witgewassen.
Gronddelict?
Volgens de officier van justitie zijn de bedragen afkomstig uit de door verdachte gepleegde valsheid in geschrift, omdat [persoon 2] via zijn vennootschappen de bedragen op grond van de valse facturen heeft betaald.
De rechtbank overweegt hiertoe dat voorwerpen in beginsel slechts kunnen worden aangemerkt als ‘afkomstig (...) uit enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis en 420ter Sr indien zij afkomstig zijn uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de in artikel 420bis Sr genoemde delictsgedragingen. Dat het geld door de vennootschappen gelieerd aan [persoon 2] onverschuldigd is betaald omdat die betalingen slechts voor de buitenwereld zijn toegedekt met valse facturen, betekent nog niet dat dat geld op zichzelf afkomstig is van een misdrijf op het moment dat de vennootschap van verdachte daarover kon beschikken. Voorwerpen ‘met behulp waarvan’ een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor ‘afkomstig’ uit enig misdrijf. [56] De bedragen ontvangen naar aanleiding van de facturen zijn dan ook niet afkomstig uit het misdrijf valsheid in geschrift.
Afkomstig uit enig misdrijf?
Hoewel het op zijn minst opmerkelijk is te noemen dat de vennootschappen gelieerd aan [persoon 2] onverplicht een zeer groot bedrag hebben betaald aan [naam bedrijf BV 1] , bevat – zoals ook door de officier van justitie aangehaald – het dossier geen aanwijzingen dat de door [naam holding BV 2] en [naam bedrijf BV 2] betaalde geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Er bestaat dan ook geen witwasvermoeden, zodat ook niet kan worden bewezen dat de door [naam holding BV 2] en [naam bedrijf BV 2] betaalde geldbedragen van 64.130 euro en 30.250 euro afkomstig zijn uit enig misdrijf. Verdachte zal van deze twee onderdelen worden vrijgesproken.
2.3.4.3. Contante stortingen op de bankrekeningen van [naam bedrijf BV 1] , [naam holding BV 1] en verdachte
Uit het overzicht contante stortingen van de bankrekeningen blijkt dat in de periode van 6 januari 2014 tot en met 7 mei 2015 in totaal 41.330 euro contant werd gestort op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] . [57] Uit het overzicht contante opnamen blijkt dat er in totaal 12.450 euro aan contant geld werd opgenomen. [58] Netto is er dus sprake van totaal 28.880 euro aan contante stortingen op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] .
Uit het overzicht contante stortingen van de bankrekeningen blijkt dat in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 in totaal 14.690 euro contant op de bankrekening van [naam holding BV 1] is gestort. [59]
Uit het overzicht contante stortingen in de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 blijkt dat er in totaal 5.342 euro op de ING-rekening van verdachte in privé en 11.395 euro op de ABN-AMRO rekening van verdachte in privé is gestort. [60]
Is er sprake van witwassen?
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de contant gestorte geldbedragen op de bankrekeningen van [naam bedrijf BV 1] , [naam holding BV 1] en verdachte afkomstig zijn van een specifiek misdrijf. Voor de vraag de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn, moet de rechtbank de verschillende stappen van het stappenplan langslopen.
Vermoeden van witwassen?
De rechtbank vindt dat sprake is van een vermoeden van witwassen voor de contant gestorte geldbedragen van 28.880 euro, 14.690 euro en 16.737 euro. Daarvoor is in het bijzonder de omvang van de contante stortingen van belang. Bovendien zijn deze aanzienlijke contante stortingen niet in de administratie van beide vennootschappen verantwoord, er is in de administraties niets terug te vinden dat verband houdt met leningen die verdachte vanuit privé aan de vennootschappen zou hebben verstrekt. Het vermoeden dat de bankrekeningen waar verdachte het beheer over heeft zijn gebruikt voor het rondpompen van illegaal geld van anderen wordt ondersteund door de hiervoor onder rubriek 2.3.2.3. al aangehaalde Ennetcom-berichten. Hierin spreken de inmiddels voor grootschalige cocaïnehandel, witwassen en deelname aan een criminele organisatie veroordeelde [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] over het wit maken van geld via ‘ [verdachte] ’, zijnde verdachte, tegen 8-10% kosten, over de onmogelijkheid om te storten op zijn rekening omdat hij nog niet zoveel winst heeft gemaakt en over de vraag of een rekening betaald moet worden of dat ‘ [verdachte] ’ kan zeggen dat hij het contant heeft ontvangen. [61]
Een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld?
Verdachte heeft over deze contante stortingen verklaard dat de geldbedragen afkomstig zijn uit de opbrengsten van zijn kunsthandel. Zoals eerder besproken in rubriek 2.3.2.1. vindt de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig en bovendien is deze verklaring vanwege het overlijden van de kunstenaar, de gestelde anonimiteit van de kopers en het ontbreken van iedere onderbouwing van die kunsthandel, niet te verifiëren. Verdachte heeft ook nog verklaard dat hij cash geld heeft ontvangen uit de verkoop van de Golf en de Mercedes aan respectievelijk [naam bedrijf BV 3] en [persoon 5] . Ook daarvan heeft de rechtbank, in de rubrieken 2.3.2.3. en 2.3.2.4., al geoordeeld dat die verklaring ongeloofwaardig is. Daarmee is geen sprake van een verklaring die het vermoeden van witwassen onderuit haalt, zodat het niet anders kan zijn dat de contante geldbedragen van 28.880 euro, 14.690 euro en 16.737 euro die zijn gestort op de rekeningen van respectievelijk [naam bedrijf BV 1] , [naam holding BV 1] en verdachte, uit misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte deze bedragen heeft witgewassen door deze te verwerven, voorhanden te hebben, gebruiken, verhullen en te verhullen wie de rechthebbenden van die voorwerpen waren.
2.3.4.4. Een geldbedrag van 33.480 euro ten behoeve van de Volkswagen Golf
De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging een kennelijke verschrijving bevat doordat bij feit 3 is opgenomen ‘kenteken [kenteken 3] ’, terwijl daar had moeten staan ‘kenteken [kenteken 4] ’, nu het om de Golf gaat die met laatst vermeld kenteken in het dossier voorkomt. De rechtbank zal deze zinsnede verbeterd lezen. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn belangen geschaad, omdat duidelijk is dat dit een verschrijving betreft en er geen twijfel over kan hebben bestaan waartegen hij zich moest verdedigen.
Zoals hiervoor in rubriek 2.3.2.3. beschreven heeft [naam bedrijf BV 1] in september 2014 betaald voor de aanschaf van de Golf tegen betaling van 33.480 euro waarvan € 8.500 door verdachte contant is afgerekend. Eveneens is in voornoemde rubriek vastgesteld dat niet [naam bedrijf BV 1] maar [medeverdachte 3] de feitelijke rechthebbende was van deze auto. Kennelijk was er een belang bij het niet op naam van [medeverdachte 3] zetten van die auto, hetgeen verband zal houden met zijn criminele antecedenten. Dit wordt bevestigd door Ennetcom-berichten die tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn gewisseld waarin [medeverdachte 2] aanbiedt een auto zijn naam te laten zetten en [medeverdachte 3] daarop antwoord:
“Jij bent moe!! Je snap niks van autos en als dat gezeik wat erbij komt kijken. Auto van 40 kan niet zomaar op je naam gek aff.” [62] Dat de auto niet is betaald door [medeverdachte 3] maar door [naam bedrijf BV 1] kan gelet op het voorgaande dan ook niet anders worden gezien dan als verhullingshandeling.
Gelet op de hiervoor vermelde context waarin de Golf is aangekocht, neemt de rechtbank ten aanzien van de 8.500 euro aan contant geld het witwasvermoeden aan. Verdachte heeft daar geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het contante geld tegenovergesteld, zoals hiervoor is toegelicht.
Ten aanzien van de girale betaling van 24.980 euro, heeft de rechtbank hiervoor vastgesteld, dat er grote contante geldbedragen uit misdrijf afkomstig op de rekening van [naam bedrijf BV 1] gestort. [naam bedrijf BV 1] beschikte echter ook over vermogen waarvan niet is vastgesteld dat het uit enig misdrijf afkomstig is. Daardoor is niet meer individualiseerbaar van welk deel van het saldo van [naam bedrijf BV 1] welke betaling is verricht.
De rechtbank ziet zich daarom gesteld voor de vraag of sprake is van vermenging van legaal en illegaal verkregen gelden waardoor het vermengde girale vermogen kan worden aangemerkt als ‘mede’ of ‘deels’ uit misdrijf afkomstig. De aanwezigheid in een vermogen van bestanddelen met een criminele herkomst brengt op zichzelf nog niet mee dat het gehele vermogen als van enig misdrijf afkomstig dient te worden aangemerkt. [63] In dit geval zijn de contante stortingen op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] echter een substantieel deel van het totaal aan bijschrijvingen. Bovendien bestaat er geen groot tijdsverloop tussen de vermenging en het witwassen en lijkt geen sprake van een incidenteel karakter van de vermenging.
Dat bij elkaar maakt dat de rechtbank bewezen verklaard dat verdachte het geldbedrag van 33.480 euro heeft witgewassen nu het geldbedrag is betaald ten behoeve van de Golf en dat geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
2.3.4.5. 37.730 euro betaald ten behoeve van diverse voertuigen
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het witwassen van 37.730 euro ten behoeve van diverse voertuigen, omdat de rechtbank niet kan vaststellen waar dit bedrag op ziet. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
2.3.4.6. 10.000 euro uitgegeven aan onkosten voertuigen
Op de bankrekeningafschriften van [naam bedrijf BV 1] zijn bedragen te zien die betrekking hebben op uitgaven aan voertuigen, zoals benzine, parkeerkosten en belasting. [64] Door de verbalisanten wordt verondersteld dat de betalingen vanaf de bankrekeningen aan autoverzekeringen, te weten 4.872 euro, en brandstof en parkeren, te weten 6.385 euro betrekking hadden op de voertuigen die bij anderen in gebruik waren. Dit wordt door de politie afgerond tot 10.000 euro. [65]
Zoals hiervoor in rubriek 2.3.2.3. vermeld heeft [naam bedrijf BV 1] in september 2014 betaald voor de aanschaf van een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] , die feitelijk door [medeverdachte 3] werd gebruikt, terwijl hij – anders dan de gefingeerde arbeidsovereenkomst doet vermoeden – niet in dienst was bij [naam bedrijf BV 1] . Ook is in rubriek 2.3.2.4. vastgesteld dat [naam bedrijf BV 1] een Mercedes voor [persoon 5] kocht, terwijl ook hij niet in dienst was. In het dossier staat eenzelfde werkwijze beschreven ten aanzien van een BMW voor [persoon 4] en een Polo voor [medeverdachte 2] . [66] Kennelijk was er een belang om die auto’s niet op naam te zetten van genoemde natuurlijke personen, hetgeen zeer wel mogelijk verband kan houden met hun criminele antecedenten. Dit wordt bevestigd door de hiervoor in rubriek 2.3.4.4. aangehaalde Ennetcom-berichten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De uitgaven voor de benzine, parkeerkosten en belasting voor deze auto’s kunnen – mede gelet op de antecedenten van de gebruikers daarvan en de al geciteerde Ennetcom-berichten – dan ook niet anders worden gezien dan als verhulling van wie de werkelijke rechthebbende op de betreffende auto is.
Gelet op hetgeen hiervoor in rubriek 2.3.4.4. is overwogen omtrent vermenging oordeelt de rechtbank dat ook de vanuit de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] betaalde 10.000 euro ten behoeve van verzekeringen, brandstof en parkeren van voertuigen die bij anderen in gebruik waren geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
2.3.4.7. 78.774,57 euro betaald aan gefingeerde salarisbetalingen
Op de bankafschriften van [naam bedrijf BV 1] die zijn gevorderd bij de curator is te zien dat [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] en [medeverdachte 3] gedurende 2014 - 2015 in totaal netto 58.812,84 euro aan salarisbetalingen hebben ontvangen van [naam bedrijf BV 1] . [67] Deze betalingen zijn vervolgens door de verbalisanten omgerekend naar brutobedragen, wat neerkomt op in totaal 78.774,57 euro. [68]
De rechtbank heeft eerder in rubriek 2.3.2.2. geoordeeld dat geen sprake was van een arbeidsverhouding tussen [naam bedrijf BV 1] en voornoemde personen en dat de arbeidsovereenkomsten, waarop deze salarisbetalingen zijn gebaseerd, valse geschriften zijn. In lijn met de werkwijze van deze personen bij de auto’s, of wellicht juist vanwege de auto’s, was er kennelijk een belang bij het fingeren van dienstverbanden, zodat daarmee een dekmantel geboden werd om geld te betalen aan de gefingeerde werknemers. De uitgaven voor die gefingeerde salarissen kunnen – mede gelet op de antecedenten van de gefingeerde werknemers en de al geciteerde Ennetcom-berichten – dan ook niet anders worden gezien dan als verhulling van de werkelijke aard van de betalingen. Met deze constructie werd gedaan alsof dit salarisbetalingen waren, maar in werkelijkheid waren ze dat niet.
Ook bij deze salarisbetalingen kan niet worden vastgesteld dat het gehele bedrag afkomstig is uit enig misdrijf, nu sprake is van vermenging op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] . De rechtbank zal onder verwijzing naar rubriek 2.3.4.4. dan ook bewezenverklaren dat het geldbedrag uitgegeven aan gefingeerde salarisbetalingen geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
2.3.4.8. 40.000 euro uitgegeven voor een lening aan [persoon 7]
Volgens de in beslag genomen kasstaten van [naam bedrijf BV 1] is op 2 juli 2014 een contante uitgave van 40.000 euro gedaan onder de omschrijving “ [naam omschrijving] 6% per jaar”. In de in beslag genomen administratie van [naam bedrijf BV 1] is verder een schuldbekentenis van lening van 2 juli 2014 aangetroffen, waarin staat dat [persoon 7] een lening van 40.000 euro heeft ontvangen van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij die 40.000 euro uit de kas van [naam bedrijf BV 1] aan [persoon 7] had geleend, omdat [persoon 7] dat aan hem vroeg en verdachte het geld tot zijn beschikking had. [persoon 7] heeft het bedrag nog niet terugbetaald.
De rechtbank vindt dat niet kan worden bewezen dat verdachte de 40.000 euro heeft witgewassen, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte ten aanzien van dit bedrag witwashandelingen heeft gepleegd. Verdachte wordt van dit onderdeel partieel vrijgesproken.
2.3.4.9. Medeplegen
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen oordeelt de rechtbank als volgt.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het medeplegen met [naam bedrijf BV 1] . Dit omdat verdachte als feitelijke leidinggever van [naam bedrijf BV 1] moet worden aangemerkt en er in dit geval geen sprake kan zijn van medeplegen. Hiervoor wordt verwezen naar de overweging onder 2.3.2.6. Ditzelfde geldt het medeplegen met [naam holding BV 1]
Het witwassen van de ontvangen- en uitgegeven bedragen en de goederen, zoals ten laste gelegd, heeft verdachte – met uitzondering van de contante stortingen – gepleegd met anderen. Het witwassen van het bedrag voor de aankoop van de Golf kan namelijk ook aan [medeverdachte 3] worden toegerekend, die de feitelijke rechthebbende op deze auto was. De uitgaven voor auto’s die feitelijk toebehoorden aan anderen is aan die anderen toe te rekenen, waaronder in ieder geval [persoon 5] en [medeverdachte 3] . Het witwassen van de bedragen die als salarisbetalingen aan [persoon 4] , [medeverdachte 3] , [persoon 5] en [persoon 3] zijn uitbetaald kunnen ook aan die personen worden toegerekend. Uit het hiervoor beschrevene blijkt voldoende van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking.
2.3.4.10. Gewoontewitwassen
Gelet op de lange periode waarin en de vele malen en manieren waarop verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van de geldbedragen, vindt de rechtbank de strafverzwarende omstandigheid van het maken van een gewoonte van witwassen bewezen.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 2.3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen en/of met een rechtspersoon, althans alleen
opzettelijk een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, te weten:
- schuldbekentenis van lening d.d. 20-1-2014 voor bedrag van 41.450 euro contant van [verdachte] aan [naam bedrijf BV 1] ;
- kwitantie voor bedrag van 15.000 euro ontvangen van [naam bedrijf BV 3] voor de verkoop van een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] (verstrekt aan de curator);
- kwitantie voor bedrag van 22.000 euro ontvangen van U. [persoon 5] in verband met de verkoop van een Mercedes met kenteken [kenteken 2] (verstrekt aan de curator);
- een arbeidsovereenkomst met [medeverdachte 3] en [persoon 3] en M. [persoon 4] en [persoon 5] ;
bestaande de valsheid hierin dat op het geschrift valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat sprake was van een schuldbekentenis en verkoop van een auto en arbeidsovereenkomsten terwijl deze vermeldingen niet juist waren, omdat er geen sprake was van een schuldbekentenis en verkoop van een auto en arbeidsovereenkomsten als omschreven op de geschriften;
Ten aanzien van feit 2:
[naam bedrijf BV 1] in de periode van 24 januari 2014 tot en met 29 december 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en met rechtspersonen, althans alleen
opzettelijk de hierna (onder a, b, c, d, e en f) opgesomde valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen voorhanden heeft gehad, terwijl [naam bedrijf BV 1] en zijn mededaders telkens wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven,
te weten:
a. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Advisory Q1" met factuurnummer 2013004, d.d. 24 januari 2014, met een gesteld bedrag van 2.420 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam holding BV 2] ;
b. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Advisory Q1" met factuurnummer 2013003, d.d. 24 januari 2014, met een gesteld bedrag van 20.570 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam holding BV 2] ;
c. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "[naam service 1]" met factuurnummer 2013005, d.d. 22 maart 2014, met een gesteld bedrag van 27.830 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam bedrijf BV 4] . (Handelsnaam van [naam bedrijf BV 2] );
d. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "[naam service 2]" met factuurnummer 2013019, d.d. 1 september 2014, met een gesteld bedrag van 6.050 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam bedrijf BV 4] . (Handelsnaam van [naam bedrijf BV 2] );
e. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Marktonderzoek en advies project [naam project]" met factuurnummer 2013020, d.d. 28 september 2014, met een gesteld bedrag van 18.150 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam holding BV 2] ;
f. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "[naam service 3]" met factuurnummer 2013020, d.d. 29 december 2014, met een gesteld bedrag van 21.780 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam holding BV 2] ;
bestaande de valsheid hierin dat op die geschriften valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld en/of opgenomen dat de op die facturen vermelde werkzaamheden verricht zijn en/of beschreven diensten geleverd zijn op de wijze als omschreven in de facturen, terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht;
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 oktober 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en met een of meer rechtspersonen, meermalen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben hij verdachte en zijn mededaders, toen en daar, op een of meer tijdstippen in voornoemde periode van een aantal voorwerpen, te weten:
- een totaalbedrag van 28.880 euro gestort op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] ;
- een totaal geldbedrag van 14.690 euro contant gestort op de rekening van [naam holding BV 1] ;
- een geldbedrag van totaal 16.737 euro contant gestort op de rekening van verdachte;
- een geldbedrag van 33.480 euro t.b.v. een VW Golf met het kenteken [kenteken 4] ;
- een geldbedrag van 10.000 euro aan uitgaven onkosten voertuigen;
- een geldbedrag van in totaal 78.774,57 euro aan gefingeerde salarisbetalingen
- de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld en/of verhuld wie de rechthebbenden van die voorwerpen was/waren, en
- die voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad en/of gebruikt, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat verdachte een first offender is. Aan verdachte moet geen gevangenisstraf, maar een taakstraf worden opgelegd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen meerdere documenten valselijk opgemaakt. Die documenten vertegenwoordigen een totaalbedrag van 78.450 euro. Daarnaast heeft verdachte feitelijke leiding gegeven aan zijn bedrijf bij het samen met anderen voorhanden hebben van valse facturen met een totaalbedrag van 96.800 euro. Met de facturen is geprobeerd in de administratie een legitieme verklaring te geven voor het rondpompen van geld tussen ondernemingen van verdachte en die van [persoon 2] . Met de arbeidsovereenkomsten en kwitanties voor betalingen van auto’s zijn mensen met antecedenten ten onrechte gefaciliteerd. Verdachte lijkt daaraan geld te hebben verdiend. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van meerdere geldbedragen, in totaal 182.561,57 euro. Dit zijn ernstige feiten. Verdachte heeft geopereerd op de rand van de boven- en onderwereld, waarbij het voor de buitenwereld op het eerste oog leek alsof hij zijn zaken op orde had. Witwassen draagt in belangrijke mate bij aan het in stand houden van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk over het geld kan beschikken in de legale economie, bijvoorbeeld voor de aanschaf van auto’s, zodat ‘misdaad loont’. Verdachte heeft door zijn faciliterende rol een belangrijke bijdrage geleverd aan de witwaspraktijken van criminelen. Hij heeft het voor criminelen mogelijk gemaakt om op papier een normaal leven te leiden, met een auto en een dienstverband. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde delicten. Integendeel, de valsheid in geschrift en het witwassen zien op het verhullen van de waarheid. Daarmee is verdachte doorgegaan op de zitting toen hij heeft geprobeerd de valsheid in geschrift en het witwassen recht te praten met achteraf bedachte redeneringen. Daaruit leidt de rechtbank af dat hij geen enkel inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 13 juli 2021. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf kijkt de rechtbank ook naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het oriëntatiepunt Fraude gaat uit van het benadelingsbedrag dat door de bewezenverklaarde feiten is veroorzaakt. De rechtbank zal bij dit oriëntatiepunt aansluiting zoeken. Het oriëntatiepunt bij een benadelingsbedrag tussen de 250.000 euro en de 500.000 euro is een onvoorwaardelijke straf van twaalf tot achttien maanden. Het oriëntatiepunt gaat uit van een iemand die – net als verdachte – geen relevante eerdere veroordelingen op zijn strafblad heeft staan. De rechtbank zal in dit geval aan de bovenkant van dat oriëntatiepunt gaan zitten vanwege de ernst, omvang en duur van het faciliteren van criminelen.
De rechtbank weegt mee dat sprake is van oude feiten en van een overschrijding van een overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting daarvan. Wat betreft de redelijke termijn is van belang dat die begint te lopen op het moment van de aanhouding van verdachte (31 mei 2018), de rechtbank op 11 oktober 2021 uitspraak doet en dat er geen reden is om af te wijken van het uitgangspunt dat de rechtbank binnen twee jaar na de aanvang van de redelijke termijn vonnis wijst. Gelet hierop is sprake van een overschrijding van ruim één jaar en vier maanden.
Gelet op de ernst van de feiten, zoals hierboven omschreven, vindt de rechtbank dat een gevangenisstraf van 18 maanden in beginsel passend. Omdat de redelijke termijn overschreden is, ligt een matiging van de straf in de rede, maar gezien de proceshouding van verdachte kiest de rechtbank voor een andere compensatie. De rechtbank legt verdachte een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op omdat de proceshouding van verdachte redenen geeft te veronderstellen dat er gevaar is voor herhaling. Een stok achter de deur vindt de rechtbank dan ook op zijn plaats. De rechtbank legt op een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 51, 57, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
feitelijke leidinggeven aan medeplegen van opzettelijk een vals geschrift voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor het gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2021.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Vonnis Rechtbank Amsterdam van 7 december 2018, onder 5.1.3, p. C28 142-144, te lezen in combinatie met Bevindingen onderzoek Ennetcom, p. C28 570.
3.Bevindingen onderzoek Ennetcom, p. C28 572 (bovenaan).
4.Bevindingen onderzoek Ennetcom, p. C28 573 (midden) en C28 574 (midden).
5.Bevindingen onderzoek Ennetcom, p. C28 574 (onderaan).
6.Bevindingen, p. C28 831.
7.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, p. C28 186-187.
8.Verhoor van verdachte [verdachte] van 31 mei 2018, p. B16 034.
9.Doorzoeking [adres 2] , p. C28 412 (midden).
10.Bevindingen harde schijf [verdachte] , p. C28 901 (tweede alinea).
11.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, p. C28 191-192.
12.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, p. C28 193-194.
13.Bevindingen contant geld, p. C28 1024 (derde alinea).
14.Bevindingen contant geld (bijlage 3), p. C28 1047.
15.Bevindingen contant geld (bijlage 2), p. C28 1046.
16.Bevindingen contant geld, p. C28 1025 (onderaan).
17.Bevindingen harde schijf [verdachte] , p. C28 901 (onder kopje ‘arbeidsovereenkomsten’).
18.Verhoor verdachte [medeverdachte 3] 6 juli 2018, p. C28 1179 (midden) en verklaring van verdachte op de zitting van 30 augustus 2021, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die zitting.
19.Bevindingen harde schijf [verdachte] (bijlage 1), p. C28 904-907.
20.Bevindingen harde schijf [verdachte] (bijlage 2), p. C28 908-910.
21.Bevindingen harde schijf [verdachte] (bijlage 3), p. C28 912-915.
22.Bevindingen harde schijf [verdachte] (bijlage 5), p. C28 290-923.
23.Bevindingen harde schijf [verdachte] , p. C28 903 (vierde alinea) en p. C28 940-945
24.Bevindingen valsheid in geschrifte ex art. 225 lid 1 en lid 2 WvSr [verdachte] , p. C28 1359 (bovenaan).
25.Bevindingen valsheid in geschrifte ex art. 225 lid 1 en lid 2 WvSr [verdachte] , p. C28 1359 (midden).
26.Bevindingen data Ennetcom, p. C28 1091 (onderaan) en C28 1092.
27.Bevindingen Ennetcom m.b.t. salaris uitbetaling van [medeverdachte 3] door “ [verdachte] ” ( [verdachte] ) en bedreigen/afpersen [verdachte] , C28 548.
28.Verhoor getuige [verdachte] , p. C28 362 (onderaan) en C28 363 (midden).
29.Verhoor verdachte [verdachte] , p. B16 040.
30.Bevindingen valsheid in geschrifte [verdachte] , p. C28 1359 (tweede alinea).
31.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 667 (derde alinea) en bijlage 2.5, p. C28 681 (onder B).
32.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 666 (onderaan).
33.Eigendomsonderzoek VW Golf [kenteken 1] , p. C28 704 (onderaan) en p. C28 706 (onderaan).
34.Eigendomsonderzoek VW Golf [kenteken 1] , p. C28 705 (onderaan) en C28 706 (bovenaan).
35.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 668 (onderaan) en C28 669 (bovenaan).
36.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 666 (onderaan).
37.Een geschrift, te weten een kwitantie ontvangen van [naam bedrijf BV 3] t.b.v. Volkswagen Golf [kenteken 1] , p. C28 680.
38.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 669 (onderaan).
39.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 669 (onderaan).
40.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 671 (bovenaan).
41.Bevindingen, p. C28 700 (bovenaan).
42.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] (bijlage 3), p. C28 688 (tweede en vierde alinea).
43.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 666 (onderaan) en C28 667 (bovenaan).
44.Bevindingen kentekens op naam van [naam bedrijf BV 1] , p. C28 861 (onderaan).
45.Bevindingen kentekens op naam van [naam bedrijf BV 1] , p. C28 863 (onderaan).
46.Bevindingen bankrekening [naam bedrijf BV 1] , p. C28 1007 (midden).
47.Eigendomsonderzoek VW Golf [kenteken 1] , p. C28 707 (onderaan).
48.Een geschrift, te weten een kwitantie ontvangen van [persoon 5] van 500 euro, p. C28 899 en een geschrift, te weten een kwitantie ontvangen van [persoon 5] van 22.000 euro, p. C28 900.
49.Bevindingen kentekens op naam van [naam bedrijf BV 1] p. C28 864 (onder kopje ‘bankrekening’).
50.Bevindingen valsheid in geschrifte ex art. 225 lid 1 en lid 2 WvSr [verdachte] , p. C28 1353 (bovenaan) en geschriften, te weten facturen van respectievelijk 24 januari 2014, 22 maart 2014, 1 september 2014, 28 september 2014 en 29 december 2014, p. C28 1364 (a), 998 (b), 1366 (c), 991 (d), 990 (e) en 1292 (f).
51.Een geschrift, te weten een overzicht van bijschrijvingen op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] , p. C28 1015 en bevindingen valsheid in geschrifte ex art 225 lid 1 en lid 2 WvSr [verdachte] , p. C 28 1355.
52.Bevindingen onderzoek harde schijf [naam bedrijf BV 1] , p. C28 946 (derde alinea).
54.HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938.
55.Bevindingen bankrekening [naam bedrijf BV 1] , pag. C28 1005 (tabel).
57.Een geschrift, te weten een overzicht contante stortingen ten gunste van ABN-AMRO bankrekening van [naam bedrijf BV 1] B.V, pag. C28 1013.
58.Een geschrift, te weten een overzicht contante opnamen ten laste van ABN-AMRO bankrekening van [naam bedrijf BV 1] B.V. pag. C28 1014.
59.Bevindingen bankrekening [verdachte] (bijlage 1 bovenaan), pag. C28 1021.
60.Bevindingen bankrekening [verdachte] (bijlage 1), pag. C28 1021 (onderaan) en 1022.
61.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 668 (onderaan), C28 669 (bovenaan) C28 671 (bovenaan) en bevindingen p. C28 834 (bovenaan).
62.Bevindingen witwassen Volkswagen Golf p. C28 675.
64.Bevindingen bankrekening [naam bedrijf BV 1] , pag. C28 1006 (bovenste tabel).
65.Bevindingen kentekens op naam van [naam bedrijf BV 1] , pag. C28 865 (vijfde alinea).
66.Bevindingen kentekens op naam van [naam bedrijf BV 1] , p. C28 p 861.
67.Bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten (bijlage 1), pag. C28 1089-1090.
68.Bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten, pag. C28 1084 (bovenaan).