3.2.1Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
“hij op tijdstippen in de periode van 01 november 2013 tot en met 1 januari 2016 in de gemeente Lelystad,
a) van voorwerpen, te weten:
- geldbedragen van
Euro 53.500,- (koopprijs [a-straat]) en
Euro 49.500,- (1/2 van de koopprijs [c-straat]) en
Euro 17.500,- (vervolgprofijt [c-straat]) en
Euro 49.000,- (1/2 van de koopprijs [d-straat]) en
Euro 14.875,- (vervolgprofijt [d-straat]) en
Euro 93.000,- (koopprijs [b-straat]) en
- onroerende goederen gelegen aan de [a-straat] te Lelystad en de [c-straat] te Lelystad en de [d-straat] te Lelystad en de [b-straat] te Lelystad,
de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en
b)
- geldbedragen van
Euro 53.500,- (koopprijs [a-straat]) en
Euro 49.500,- (1/2 van de koopprijs [c-straat]) en
Euro 17.500,- (vervolgprofijt [c-straat]) en
Euro 49.000,- (1/2 van de koopprijs [d-straat]) en
Euro 14.875,- (vervolgprofijt [d-straat] en
Euro 93.000,- (koopprijs [b-straat]) en
- onroerende goederen gelegen aan de [a-straat] te Lelystad en/of de [c-straat] te Lelystad en/of de [d-straat] te Lelystad en/of de [b-straat] te Lelystad,
heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit het plegen van enig misdrijf, terwijl hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.”
3.2.2Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring - met weglating van de voetnoten - het volgende overwogen:
“De rechtbank heeft in haar vonnis het volgende overwogen:
"Onder 3 zijn twee vormen van (medeplegen van) witwassen tenlastegelegd:
- onder sub a) het in de periode van 1 november 2013 tot heden, witwassen van meerdere geldbedragen, in totaal € 296.078,00, welke geldbedragen voort zijn gekomen uit de verkoop van meerdere onroerende goederen, het witwassen van die onroerende goederen (...), door de werkelijke aard en/of de herkomst van die goederen te verbergen / te verhullen, terwijl verdachte wist dat de voorwerpen uit het plegen van valsheid in geschrifte afkomstig waren en
- onder sub b) een gewoonte maken van het witwassen van diezelfde goederen door deze te verwerven / voorhanden te hebben terwijl verdachte wist dat de voorwerpen afkomstig waren uit het plegen van valsheid in geschrifte.
Op de Rabobank bankrekening [004] van [C] B.V. zijn in de periode van oktober 2013 tot en met maart 2014 vier bijschrijvingen ter hoogte van totaal € 196.737,00 ontvangen vanaf twee verschillende ABN AMRO bankrekeningen op naam van [D]. De omschrijving van deze betalingen verwijzen naar de valselijk door verdachte opgemaakte facturen, zoals bewezenverklaard onder feit 1.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de facturen heeft opgesteld en vanuit zijn bedrijf heeft verstuurd. Verdachte had daarover afspraken gemaakt met medeverdachte [betrokkene 3].
Medeverdachte [betrokkene 3] heeft verklaard dat verdachte facturen stuurde, omdat verdachte een vergoeding wilde voor bewezen diensten. [betrokkene 3] is daar mee akkoord gegaan en heeft vanaf september 2013 de facturen betaald. De uren voor interim management die middels die facturen in rekening zijn gebracht, zijn door verdachte echter nooit bij [betrokkene 3] gewerkt.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat verdachte geld heeft ontvangen van [betrokkene 3], welk geld afkomstig is uit het plegen van valsheid in geschrifte. Zoals hierna wordt overwogen heeft verdachte, via zijn bedrijf en samen met medeverdachte [betrokkene 1], dat geld gebruikt voor de aankoop en vervolgens verkoop van onroerend goed.
Verdachte en medeverdachte [betrokkene 1] hebben op hun gezamenlijke Rabobank bankrekening met rekeningnummer [005] een bedrag van, in totaal, € 97.500,00 ontvangen van [C] B.V.
Op 31 oktober 2014 is vanaf de Rabobank bankrekening op naam van [C] B.V. €57.320,00 betaald aan notaris [betrokkene 4] op Rabobank rekening [006]. Volgens de betalingsomschrijving heeft deze betaling betrekking op "zaaknummer 2014WI3268HF". Met deze betaling is door [C] B.V. het pand op het adres [a-straat 1] in Lelystad gekocht. Vervolgens is volgens de notariële akte het pand op het adres [a-straat 1] in Lelystad op 13 november 2015 verkocht door [C] B.V. aan medeverdachte [betrokkene 1]. In de notariële akte inzake de verkoop van dit pand is opgenomen dat medeverdachte [betrokkene 1] de aankoopsom van dit pand schuldig blijft aan [C] B.V.
Het voornoemde bedrag van € 97.500 is besteed aan de financiering van 50% van de aankoop van 2 panden, te weten de [c-straat 1] ter hoogte van 50% van € 99.000,00, zijnde € 49.500,00, en de [d-straat 1] ter hoogte van 50% van € 98.000,00, zijnde € 49.000,00. Voor de aanschaf van deze panden is € 101.009,00 betaald aan Hak en Rein Vos Notaris.
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij de woningen aan de [c-straat] en de [d-straat] samen met [betrokkene 5] heeft gekocht. Beide hebben de helft van de aankoopprijzen ingebracht. De woningen zijn opgeknapt en weer verkocht. De opbrengst heeft verdachte overgedragen aan [A] en via [A] heeft verdachte de woning aan de [b-straat] gekocht. Die woning is vervolgens overgedragen aan medeverdachte [betrokkene 1].
Deze gang van zaken blijkt als volgt uit het dossier:
Op 19 januari 2015 is door Notariaat F.K.J. € 82.286 bijgeschreven op SNS bankrekening [007] op naam van verdachte met de betalingsomschrijving "saldo verkoop [c-straat 1]". Daarnaast is op 2 juni 2015 € 63.386 bijgeschreven door Hak en Rein Vos Notaris met de betalingsomschrijving "2015.0457.01 [d-straat 1] 50?”.
Deze verkoopopbrengst is vervolgens als volgt besteed:
- € 95.000 is per juni 2015 overgemaakt naar de ABN AMRO bankrekening [008] op naam van [C] B.V;
- € 39.390 is over de periode januari tot en met juni 2016 overgemaakt naar ING bankrekening [009] op naam van medeverdachte [betrokkene 1]. Op basis van de betalingsomschrijving heeft € 20.000 van deze betalingen betrekking op een lening verstrekt aan [betrokkene 1]. Een bedrag van € 13.000 en € 4.500 is overgemaakt zonder betalingsomschrijving;
- € 10.159 is over de periode januari tot en met juni 2015 overgemaakt naar een ING bankrekening met het nummer [010] op naam van [betrokkene 5]. Verdachte heeft gezamenlijk met [betrokkene 5] de aankoop van de panden op de adressen [c-straat 1] en [d-straat 1] in Lelystad aangekocht, waarbij zij elk 50% van de aankoopprijs hebben gefinancierd. Het bedrag van € 10.159,00 moest tussen [betrokkene 5] en Verdachte naar aanleiding van de verkoop van deze panden worden verrekend.
De verkoopopbrengst van de twee panden is in juli 2015 overgemaakt vanaf de ABN AMRO bankrekening [008] op naam van [C] B.V. naar een andere ABN AMRO bankrekening op naam van [C] B.V. met het bankrekeningnummer [011] met de betalingsomschrijving "sparen". In de periode september tot en met november 2015 is dit bedrag gespreid over 4 betalingen teruggeboekt naar ABN AMRO bankrekening [008] op naam van [C] B.V. Betalingen van € 10.000,00 en € 60.000,00 op respectievelijk 28 september 2015 en 5 november 2015 hebben de omschrijving "Aankoop [b-straat]”.
In de periode 28 september 2015 tot en met 5 november 2015 is € 100.038,00 betaald aan Notaris Dijkhuis Koeman. Deze betalingen hebben in de betalingsomschrijving het nummer "2015.004442.01 "en "2015.0044". Met deze betalingen is door [C] B.V. het pand op het adres [b-straat 1] in Lelystad gekocht. Volgens de notariële aktes is op 25 september 2015 per executoriale veiling het pand op het adres [b-straat 1] te Lelystad gegund aan [A] B.V. Volgens de akte van 6 november 2015 heeft [A] B.V. het aankoopbedrag van € 93.000 voldaan. Volgens de notariële akte is het pand op het adres [b-straat 1] in Lelystad op 13 november 2015 verkocht door [A] Management en Beheer B.V. aan medeverdachte [betrokkene 1]. In de notariële akte inzake de verkoop van dit pand is opgenomen dat medeverdachte [betrokkene 1] de aankoopsom van dit pand schuldig blijft aan [A] B.V.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte geldbedragen heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit valsheid in geschrift. Verdachte heeft de herkomst van de geldbedragen verhuld door aan de betalingen van de geldbedragen facturen ten grondslag te leggen die suggereerden dat de geldbedragen een legale herkomst hadden. Die facturen hielden immers in dat verdachte werkzaamheden had verricht voor anderen, terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake was. Verdachte was zich hiervan terdege bewust, hij heeft daar zelf afspraken over gemaakt, de facturen zelf opgemaakt en via zijn bedrijf verstuurd. De bedoeling van de omschrijving op de facturen was juist de herkomst van de betaalde geldbedragen verhullen. De geldbedragen heeft verdachte vervolgens omgezet in onroerend goed.
Aangezien verdachte gedurende een langere periode frequent de geldbedragen gebruikt voor de aankoop van onroerend goed, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.”
Het hof neemt deze overwegingen van de rechtbank over en maakt die tot de zijne. Naar aanleiding van het pleidooi van de raadsman in hoger beroep overweegt het hof nog het volgende.
Naar het oordeel van het hof zijn de verkregen gelden niet alleen door (de onder feit 1 bewezenverklaarde) valsheid in geschrift verkregen maar tevens door de handelwijze van verdachte ten aanzien van [betrokkene 3] en [betrokkene 6]. Uit de verklaring van [betrokkene 3] blijkt dat hij, nadat aan hem de opdracht door de Vereniging van Eigenaren […] was toegekend, door verdachte werd benaderd die hem meedeelde dat hij vond dat hij recht had op 6% van de totale aanneemsom bij wijze van fee of bonus. [betrokkene 3] heeft verklaard dat de hoogte van dat bedrag hem ‘rauw op zijn dak viel’ maar dat hij de betaling daarvan zag als een investering voor het verkrijgen van toekomstige opdrachten van verdachte. Een soortgelijke verklaring heeft ook [betrokkene 6] afgelegd. Deze handelwijze beschouwt het hof als een vorm van niet-ambtelijke omkoping van [betrokkene 3] en [betrokkene 6]. In combinatie met de onder 1 primair bewezenverklaarde valsheid in geschrift is sprake van een misdrijf als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De omstandigheid dat het misdrijf niet-ambtelijke omkoping (strafbaar gesteld in artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht) niet is tenlastegelegd doet daar niet aan af. Door de aldus uit enig (eigen) misdrijf verkregen gelden aan te wenden voor de aankoop van onroerend goed, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verbergen of verhullen van gelden, (on)middellijk uit misdrijf verkregen en daarmee is sprake van witwassen. Het verweer wordt verworpen.”
3.2.3Het hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring van valsheid in geschrift - met weglating van de voetnoten - onder meer het volgende overwogen:
“Ten aanzien van feit 1 primair:
De rechtbank heeft in haar vonnis het volgende overwogen:
“De zeven in de tenlastelegging genoemde facturen zijn in de ten laste gelegde periode door verdachte opgemaakt en door hem namens [A] verstuurd. Zes facturen zijn verstuurd aan [E] B.V. en één factuur is verstuurd aan [F] B.V. Op de facturen aan [E] B.V. staat als omschrijving ‘Interim management’, op de factuur aan [F] B.V. staat ‘Begeleiding’.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij geen interim management taken heeft verricht bij het bedrijf van medeverdachte [betrokkene 3] en evenmin begeleiding heeft verricht bij [F] B.V. Hij heeft de facturen opgesteld, het aantal uren en het uurtarief erop vermeld en vanuit zijn bedrijf verstuurd. Verdachte had daarover afspraken gemaakt met medeverdachte [betrokkene 3] en met [betrokkene 6].
Zowel medeverdachte [betrokkene 3] als [betrokkene 6] heeft bevestigd dat de gefactureerde uren voor interim management en begeleiding nooit bij hen zijn gewerkt door verdachte.””