Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[curator 1]
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 juli 2020, met bijlagen,
- de conclusie van antwoord met bijlagen,
- het tussenvonnis van 24 maart 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de op 26 mei 2021 gehouden mondelinge behandeling, en de daarin genoemde stukken, waaronder de schriftelijke spreekaantekeningen van de raadslieden,
- de akte overlegging productie van elk van partijen van 9 juni 2021, met daarin de gezichtspunten die in hun visie in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van goede trouw in de zin van artikel 54/235 Faillissementswet (Fw),
- de brief van mr. Atema van 24 juni 2021, inhoudelijk onderschreven door mr. Beerda, met opmerkingen over het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
2.De feiten
surseance en faillissement
Single Ship Companies, die elk eigenaar van een schip waren en die voor het verkrijgen van dat eigendom daarvan waren opgericht. Aandeelhouder van [naam holding] waren negen verschillende entiteiten, die vóór de oprichting van [naam holding] in 2013 ieder eigenaar van een individueel schip waren. Aandeelhouders van deze negen entiteiten waren circa 1200 particuliere beleggers.
shipping pools. In dergelijke pools werden de kosten en opbrengsten van de schepen gedeeld tussen de scheepseigenaren. [gefailleerde 1] trad op als
pool manager(hierna: de Scheepspoolmanager) van drie pools (hierna: de Scheepspools). De aan [naam groep] toebehorende schepen waren alle ondergebracht in de Scheepspools. In de hoedanigheid van Scheepspoolmanager sloot [gefailleerde 1] als onmiddellijk vertegenwoordiger van de scheepseigenaren (
“as agent to owners only”) bevrachtingsovereenkomsten met bevrachters (hierna: de Scheepspoolvorderingen) en inde zij de vorderingen die ontstonden bij de exploitatie van de in de Scheepspools deelnemende schepen op ten behoeve van de verschillende Scheepspools aangehouden bankrekeningen bij ING (hierna: de Scheepspoolrekeningen).
shipbrokervoor [naam bv 1] - die als eigenaar van de desbetreffende schepen werd genoemd - in plaats van namens één of meer van de SSC’s die deelnamen aan de Scheepspools.
standstill-afspraken gemaakt. Deze hielden - kort gezegd - in dat [naam groep] niet langer hoefde te voldoen aan haar aflossingsverplichtingen, maar slechts gehouden was de vervallen rente over de uitstaande financiering aan ING te betalen. De in 2012 afgesproken
standstillliep af op 1 juli 2014. Nadat de aandeelhouders (zie hiervoor in 2.4) in 2009 € 9 miljoen hadden bijgestort en in 2010 € 5,2 miljoen, hebben zij in 2012 in het kader van de overeengekomen
standstillwederom € 1,5 miljoen bijgestort.
standstill, bleek in januari 2015 dat [naam groep] opnieuw in zwaar weer raakte. Dit leidde ertoe dat zij tekortschoot in de nakoming van haar verplichtingen jegens ING. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om de verhouding tussen (kort gezegd) de schuldenlast en de EBITDA. Naar aanleiding hiervan hebben tussen ING en [naam groep] verschillende besprekingen plaatsgevonden.
waiver. Vervolgens heeft ING [naam groep] opgedragen om een
quick scante laten verrichten, waarbij de onderneming wordt doorgelicht om te bezien waar verbeteringen plaats kunnen vinden om de winstgevendheid te vergroten.
quick scan, heeft [naam groep] in mei 2016 een reductie van zowel het personeelsbestand op zee als van dat op de wal doorgevoerd.
Tactical Policy 2016 en 2017” (hierna: het strategisch plan) aan ING toegezonden. In het strategisch plan wordt beschreven dat de overall strategie van het [naam concern] ongewijzigd blijft: er wordt gestreefd naar groei van de vloot. Gelet op de moeilijke marktomstandigheden wordt evenwel voorzien dat die in de eerstkomende 2 à 3 jaar nog niet gerealiseerd zal kunnen worden. In het strategisch plan maakt [naam groep] verder duidelijk de liquiditeitspositie van [naam groep] een onderwerp van toekomstig overleg moet zijn. Ook volgt uit het strategisch plan dat het voor het voortbestaan van [naam groep] nodig is dat de schuldniveaus en de daarover betaalde rente, in overeenstemming moeten worden gebracht met de inkomensstromen van [naam groep] .
waiverper 1 juli af zou lopen omdat zij niet over voldoende liquiditeit beschikte, de beoogde herfinanciering of herstructurering van het krediet, en het feit dat het verstrekte krediet op 1 oktober 2016 zou aflopen.
waiveringestemd. ING heeft zich daarnaast bereid verklaard om waar nodig aanvullende liquiditeitssteun te geven door een tijdelijke overschrijding van de rekening-courantfaciliteit toe te staan, mits wekelijkse liquiditeitsprojecties zouden worden gegeven.
waivergetekend en verlengd tot 1 oktober 2016. Op dezelfde datum heeft ING een
discussion paperaan [naam holding] verzonden. Hierin schrijft ING dat het, gelet op de moeizame marktomstandigheden in het algemeen en de historische resultaten van [naam holding] wat haar betreft noodzakelijk is dat de financieringslasten verlaagd worden. ING stelde voor om te streven naar een
loan to value ratiovan 85%, wat erop neer zou komen dat ING bereid zou zijn om de bestaande schuld van circa € 45 miljoen tot een bedrag van € 35 miljoen te herfinancieren, mits de aandeelhouders kapitaal ter hoogte van € 10 miljoen zouden bijstorten.
discussion paperverstuurd aan [naam groep] waarin zij de voorwaarden voor de nieuwe financiering van [naam groep] uiteenzette. Daarin schrijft ING dat de bestaande schuld van € 17,6 miljoen dient te worden teruggebracht naar € 10 miljoen. ING is bereid de helft (€ 3,8 miljoen) van de schuldreductie van [naam groep] voor haar rekening te nemen, onder de voorwaarde dat ook de aandeelhouders € 3,8 miljoen bijstorten.
discussion paperplaats. Een door [naam 4] gemaakte notitie van deze bespreking luidt - voor zover hier relevant - als volgt:
reservation of rights lettergestuurd aan [naam holding] , omdat zij per 30 september 2016
close of businessin verzuim was met de terugbetaling aan ING van de volledige uitstaande som aan financiering, plus rente. Diezelfde dag heeft ING in een bespreking met [naam groep] kenbaar gemaakt tot verkoop van de verschillende schepen van de dochtervennootschappen van [naam holding] over te gaan.
3.Het geschil
- een verklaring voor recht dat ING in strijd met artikel 228 Fw het creditsaldo van de bankrekening van [gefailleerde 2] heeft afgeboekt;
- veroordeling van ING tot betaling van een bedrag van (naar de rechtbank begrijpt:) € 4.820.375,64 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag te berekenen vanaf 20 oktober 2016, althans vanaf de datum van de dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum;
- een verklaring voor recht dat ING in strijd met artikel 228 Fw creditsaldi van de bankrekening van [gefailleerde 1] heeft afgeboekt;
- een verklaring voor recht dat ING vanaf 15 juni 2016 althans een nader door de rechtbank te bepalen datum niet langer te goeder trouw was in de zin van artikel 54/235 Fw;
- veroordeling van ING:
4.De beoordeling
Inleiding
- in de context van artikel 42 Fw: van wetenschap van benadeling in de zin van deze bepaling is sprake indien ten tijde van de handeling het faillissement en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid waren te voorzien voor zowel de schuldenaar als degene met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte (HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8493, NJ 2010/273 (ABN Amro/Van Dooren III));
- in de context van artikel 54 (/235) Fw: de wederpartij van de failliet is niet te goeder trouw in de zin van artikel 53 Fw indien hij bij de overneming van de schuld aan, of van de vordering op de latere failliet wist dat de schuldenaar in een zodanige toestand verkeerde dat zijn faillissement dan wel zijn surseance van betaling was te verwachten (HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6552, NJ 2012/605 (Rabobank/Kézér q.q.).
schuldenaardaden van beheer of beschikking betreffende de boedel, maar oefent de
schuldeiserdie gerechtigd is tot verrekening, zelfstandig een hem toekomende bevoegdheid uit.
as agent to owners only) voor die vennootschap. Tevens ontving zij namens die vennootschap de door de derde/opdrachtgever gedane betalingen. Volgens de curator volgt hieruit dat de desbetreffende vorderingen geen onderdeel hebben uitgemaakt van het vermogen van [gefailleerde 1] , zodat zij daarop ook geen rechtsgeldig pandrecht kon vestigen (dagvaarding nrs. 20 en 183 e.v.).
het vorderingsrechtdat ontstaat als een tussenpersoon namens zijn achterman een overeenkomst met een derde sluit, in het vermogen van die achterman valt. Maar dat is in dit geval niet relevant. Tussen partijen staat immers vast dat de vennootschappen behorend tot het [naam concern] , dus ook [gefailleerde 1] , een pandrecht hebben gevestigd op onder meer al hun vorderingen ten behoeve van ING en aan laatstgenoemde bovendien volmacht hebben gegeven om deze vorderingen aan zichzelf te verpanden. ING heeft daarvan gebruik gemaakt door op vrijwel dagelijkse basis verzamelpandakten te doen registreren bij de belastingdienst (conclusie van antwoord 3.6 en 3.7). Tot deze vorderingen behoorden de vorderingen die voor [gefailleerde 1] ontstonden op ING zelf doordat een derde/opdrachtgever aan [gefailleerde 1] een betaling deed, bestemd voor de vennootschap die voor deze opdrachtgever een lading zou vervoeren of had vervoerd. Daarop ontstond een rechtsgeldig pandrecht voor ING aangezien
deze betalingenhet vermogen van [gefailleerde 1] passeerden voordat zij door haar werden doorbetaald aan de achterman voor wie de betaling was bestemd.