Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
15 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] B.V. en [verweerster] B.V. De zaak betreft de vraag of een contractueel beding dat de mogelijkheid tot verrekening uitbreidt, in strijd is met artikel 53 van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad oordeelt dat het wederkerigheidsvereiste in artikel 53 Fw niet dwingend recht is en dat partijen de bevoegdheid tot verrekening contractueel kunnen uitbreiden, ook als de wederpartij van de failliet een vordering heeft op een derde. De zaak is ontstaan uit een geschil over een openstaande schuld van [eiseres] aan [verweerster] van € 18.702,55, die [eiseres] wilde verrekenen met een factuur van een andere partij. De kantonrechter had geoordeeld dat [eiseres] niet had bewezen dat er een verrekeningsafspraak bestond, en het hof had dit oordeel bekrachtigd. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat de contractuele uitbreiding van de verrekeningsbevoegdheid niet in strijd is met de wet, mits de afspraken voor de faillietverklaring zijn gemaakt.