ECLI:NL:RBAMS:2021:4050

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
9045603
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en goedkeuring van begroting door Vereniging van Eigenaars in appartementsrecht

In deze zaak hebben verzoekers, beiden appartementseigenaren, een verzoek ingediend tot vernietiging van besluiten van de algemene ledenvergadering (ALV) van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van hun appartementencomplex. De verzoekers betogen dat de besluiten van de ALV van 27 januari 2021, die de goedkeuring van de begroting en de maandelijkse bijdragen voor 2021 betroffen, nietig zijn omdat deze niet zijn genomen met de vereiste twee derde meerderheid van stemmen. De VvE verweert zich door te stellen dat voor deze besluiten geen twee derde meerderheid nodig was, omdat het hier niet gaat om uitgaven in de zin van het splitsingsreglement. De kantonrechter heeft de feiten en de procedure beoordeeld, waarbij onder andere eerdere uitspraken van het gerechtshof Amsterdam zijn betrokken. De kantonrechter concludeert dat de goedkeuring van de begroting en de maandelijkse bijdragen geen besluiten zijn tot het doen van uitgaven, en dat de besluiten van de ALV geldig zijn. De verzoeken van de verzoekers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van de VvE.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9045603 EA VERZ 21-126
beschikking van: 28 juli 2021
func.: 842

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e
1. [verzoeker 1]2. [verzoeker 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekers
nader te noemen: [verzoekers]
procederend in persoon
t e g e n

de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging Vereniging van Eigenaars van het [verweerster]

gevestigd te [vestigingsplaats]
verweerster
nader te noemen: VvE [verweerster]
gemachtigde: mr. M.A. van der Lubbe.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 15 februari 2021 hebben [verzoekers] een verzoekschrift ingediend tot vernietiging dan wel nietigverklaring van een besluit van de algemene ledenvergadering van VvE [verweerster] .
Op 22 juni 2021 is een schriftelijke reactie ingediend door [naam 1] en op 23 juni 2021 door [naam 2] , met een aanvulling op 26 juni 2021.
Op 30 juni 2021 is het verweerschrift binnengekomen.
De mondelinge behandeling heeft eveneens plaatsgevonden op 30 juni 2021. Daar zijn [verzoekers] in persoon verschenen. VvE [verweerster] is verschenen bij haar bestuurder [naam 3] , bijgestaan door de gemachtigde. De zitting is door een aantal belangstellenden ( [naam 4] en [naam 5] ) bijgewoond.
[verzoekers] hebben hun verzoek toegelicht onder overlegging van een pleitnota en partijen hebben over en weer op elkaar gereageerd. Ook hebben zij vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is de beschikking bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat in dit geding het volgende vast.
1.1.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn elk eigenaar van een appartement in het [verweerster] aan het [locatie] in [woonplaats] . De VvE [verweerster] behartigt de gemeenschappelijke belangen van de appartementseigenaren.
1.2.
Van de splitsingsakte maakt deel uit een reglement van splitsing. Voor zover van belang luidt dit splitsingsreglement als volgt:
Artikel 181. Van (…) een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de kosten verbonden aan het periodiek schilderwerk en noodzakelijke vernieuwingen wordt jaarlijks door het bestuur een begroting ontworpen en ter vaststelling aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd.2. Met ingang van een door het bestuur te bepalen datum zal door de eigenaars ten behoeve van de vereniging bij wijze van voorschotbetaling maandelijks aan het bestuur worden overgemaakt een/twaalfde gedeelte van hun omslag in het onder 1 bedoelde bedrag (…).Artikel 361. Alle besluiten [van de vergadering van eigenaars, kntr], waarvoor in dit reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven, worden genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.(…)Artikel 37(…)5. Besluiten door de vergadering tot het doen van uitgaven die een bedrag van vijftig duizend gulden (…) te boven gaan, kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is dat ten minste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. In een vergadering, waarin minder dan twee/derde van het in de vorige zin bedoelde maximum aantal stemmen kan worden uitgebracht, kan geen geldig besluit worden genomen. (…)6. Het in het vorige lid bepaalde geldt niet voor uitgaven met betrekking tot posten die door de vergadering overeenkomstig artikel 18 lid 1 (…) op de jaarlijkse begroting zijn geplaatst voorzover deze posten met niet meer dan tien procent (10%) overschreden worden, of voor uitgaven waarvoor een speciale reserve is gevormd.(…)
1.3.
Tussen partijen zijn meerdere procedures gevoerd. Eén daarvan betrof een verzoek van (onder meer) [verzoekers] tot nietigverklaring dan wel vernietiging van een besluit van de algemene ledenvergadering (ALV) van VvE [verweerster] van 12 december 2018, houdende goedkeuring van de begroting 2019. In hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2020 voor recht verklaard dat het besluit tot goedkeuring van de begroting 2019 nietig is. Het hof heeft daartoe artikel 37 lid 5 en 6 van het splitsingsreglement als volgt uitgelegd:
3.4. De stemvereisten die gelden voor de diverse door de ALV te nemen besluiten zijn neergelegd in diverse bepalingen van het splitsingsreglement. Bij de uitleg van het splitsingsreglement komt het aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degenen die tot vaststelling van het splitsingsreglement zijn overgegaan. Deze bedoeling dient naar objectieve maatstaven te worden afgeleid uit de omschrijving in de notariële akte en het daarin opgenomen splitsingsreglement, bezien in het licht van de gehele inhoud daarvan.3.5. In dit geval gaat het om de vraag welk stemvereiste krachtens het splitsingsreglement geldt voor het nemen van het besluit door de ALV tot het doen van de onderhavige uitgaven inzake de brandveiligheid en waterleiding. Het hof is, gelet op het stelsel en de bewoordingen van het splitsingsreglement, van oordeel dat, zoals [verzoekers] betogen, het hiervoor geldende stemvereiste is neergelegd in artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement, dat een gekwalificeerde meerderheid voorschrijft. Het volgende is hiervoor redengevend. Uit de bewoordingen van artikel 18 lid 1 gelezen in samenhang met artikel 32 lid 2 van het splitsingsreglement vloeit voort dat jaarlijks door het bestuur een nieuwe begroting wordt ontworpen van de schulden en kosten die voor rekening komen van de gezamenlijke eigenaars en ter vaststelling aan de ALV wordt voorgelegd. Volgens de hoofdregel zoals neergelegd in artikel 36 van het splitsingsreglement worden ‘alle besluiten, waarvoor in dit reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven, […] genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen’. Dit betekent dat ook het besluit ter vaststelling van de krachtens artikel 18 lid 1 en artikel 32 lid 2 bedoelde begroting in beginsel wordt vastgesteld met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen door de ALV. Echter, artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement bevat hierop een uitzondering door te bepalen dat ‘besluiten […] tot het doen van uitgaven die een bedrag van vijftig duizend gulden […] te boven gaan, […] slechts [kunnen] worden genomen met een meerderheid van tenminste twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is dat ten minste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. Deze uitzondering is naar het oordeel van het hof ook van toepassing op de onderhavige posten inzake de brandveiligheid en waterleiding ter hoogte van € 155.500,=, die daarmee het bedrag van vijftig duizend gulden ruim te boven gaan.
3.6.
Het betoog van de VvE [verweerster] dat de onderhavige posten niet onder de uitzondering vallen van artikel 37 lid 5 omdat zij zijn aan te merken als posten bedoeld in artikel 37 lid 6 van het splitsingsreglement slaagt niet. Artikel 37 lid 6 bevat weliswaar een uitzondering op (de uitzondering van) artikel 37 lid 5, maar ziet enkel op posten die op de jaarlijkse begroting zijn geplaatst ‘voor zover deze posten met niet meer dan tien procent (10%) overschreden worden, of voor uitgaven waarvoor een speciale reserve is gevormd.’ Aangezien de onderhavige posten nieuw zijn en niet op de voorafgaande begrotingen voorkwamen, kunnen zij niet voldoen aan de eerste voorwaarde, houdende een toename van maximaal 10%. Deze 10% limiet dient naar het oordeel van het hof, en zoals [verzoekers] hebben betoogd, aldus te worden gelezen dat deze ziet op een vergelijking van een op de begroting geplaatste post met dezelfde post in het voorafgaande begrotingsjaar. De in artikel 37 lid 6 neergelegde uitzondering op artikel 37 lid 5 maakt het aldus mogelijk dat voor alle uitgaven die wel een bedrag van 50.000 gulden te boven gaan maar in eerdere begrotingen al eens conform artikel 37 lid 5 zijn goedgekeurd, niet elk jaar opnieuw het vereiste van een gekwalificeerde meerderheid geldt, mits de uitgaven voor die post met niet meer dan 10% toenemen. Het door de VvE [verweerster] tegengeworpen argument dat zij bij een dergelijke lezing van de 10% voorwaarde van artikel 37 lid 6 onbestuurbaar zou worden omdat een (nieuwe) post al snel het bedrag van 50.000 gulden overschrijdt, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Zoals [verzoekers] terecht hebben aangevoerd dateert de splitsingsakte waarbij dit bedrag is vastgesteld uit de jaren 70 van de vorige eeuw en past de door [verzoekers] bepleite uitleg in die context. De door de VvE [verweerster] bepleite lezing, inhoudende dat de 10% limiet slaat op een vergelijking tussen de uiteindelijke werkelijke kosten van een post en de eerder geschatte kosten is praktisch niet uitvoerbaar en past ook niet in de systematiek van het splitsingsreglement. Op het moment van stemming over de begroting is immers nog niet bekend hoe hoog de uiteindelijke werkelijke kosten van een post zullen uitvallen. De door de VvE [verweerster] bepleite lezing zou het in artikel 37 lid 5 vervatte stemvereiste van gekwalificeerde meerderheid aldus zinledig maken. De door [verzoekers] bepleite lezing past ook in het overige in artikel 37 neergelegde stelsel. In lid 7 van dat artikel is immers bepaald hoe de uitgaven die een bedrag van vijftig duizend gulden te boven gaan kunnen worden gedekt met een extra, van de eigenaars te vorderen, voorschotbijdrage en in lid 8 is uitdrukkelijk neergelegd dat de uitzondering van lid 5 eveneens geldt voor andere uitzonderlijke uitgaven zoals die inzake verbouwingen of het aanbrengen van nieuwe installaties voor zover die niet als een uitvloeisel van het normale beheer zijn te beschouwen.
Vorenstaande leidt tot de conclusie dat aan de eerste voorwaarde (de 10% limiet) van artikel 37 lid 6 van het splitsingsreglement niet is voldaan. Tussen partijen is niet in geschil dat ook niet voldaan is aan de tweede voorwaarde van artikel 37 lid 6, inhoudende dat voor deze posten een speciale reserve is gevormd. Nu aan geen van beide voorwaarden wordt voldaan, is de uitzondering van artikel 37 lid 6 van het splitsingsreglement niet van toepassing. Aldus kan niet anders worden geconcludeerd dan dat ook voor onderhavige uitzonderlijke posten het stemvereiste van artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement geldt. Aangezien tussen partijen vast staat dat aan dat stemvereiste niet is voldaan, betekent dit dat het besluit van 12 december 2018 nietig is.
1.4.
Op 30 september 2020 heeft een ALV plaatsgevonden, waarbij op de agenda onder meer de vaststelling van de jaarrekening 2019 stond. Met een volstrekte meerderheid van stemmen is de jaarrekening 2019 goedgekeurd.
1.5.
Op 18 november 2020 heeft een volgende ALV plaatsgevonden. Toen is een voorstel tot instemming met het MJOP 2021-2030 (meerjarig onderhoudsplan 2021-2030) met een volstrekte meerderheid van stemmen aangenomen.
1.6.
Op 27 januari 2021 heeft weer een volgende ALV plaatsgevonden. Er is toen gestemd over het voorstel om de begroting 2021 goed te keuren en ook over het voorstel om de maandelijkse bijdragen 2021 goed te keuren. Beide voorstellen zijn met een volstrekte meerderheid van stemmen aangenomen.
1.7.
Tegen de besluiten van 30 september 2020 en 18 november 2020 zijn [verzoekers] bij de kantonrechter opgekomen. Op 15 maart 2021 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de besluiten niet nietig of vernietigbaar zijn. De kantonrechter heeft, voor zover hier van belang, geoordeeld dat voor goedkeuring van een jaarrekening op grond van artikel 36 van het splitsingsreglement een volstrekte meerderheid van stemmen volstaat. Een twee derde meerderheid is dus niet nodig.
Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat voor het goedkeuren van het MJOP 2021-2030 evenmin een twee derde meerderheid nodig was, waartoe het volgende werd overwogen:
Terecht is door VvE [verweerster] aangevoerd dat het in [artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement] gaat om uitgaven, terwijl bij het vaststellen van het MJOP geen sprake is van het doen van uitgaven in de zin van [dat artikel]. Dat komt pas aan de orde op het moment dat de in het MJOP gereserveerde bedragen daadwerkelijk worden uitgegeven.Tegen de beschikkingen van 15 maart 2021 is geen hoger beroep ingesteld.

Het verzoek

2. [verzoekers] verzoeken, kort gezegd:
- de besluiten van de ALV van 27 januari 2021 tot goedkeuring van de begroting 2021 en de maandelijkse bijdragen 2021 te vernietigen dan wel nietig te verklaren
- VvE [verweerster] te veroordelen tot terugbetaling van een deel van de maandelijkse bijdragen 2020, aan [verzoeker 1] € 1.482,45 en aan [verzoeker 2] van € 2.060,39, te vermeerderen met wettelijke rente,
- VvE [verweerster] te veroordelen tot teruggave van een deel van de maandelijkse bijdragen 2021, aan [verzoeker 1] € 348,47 per maand en aan [verzoeker 2] € 372,79 per maand, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.
Zij stellen daartoe het volgende. De ALV van 27 januari 2021 is gedeeltelijk digitaal gehouden met Microsoft Teams. Een discussie over de te nemen voorstellen of vragen stellen was niet goed mogelijk. Voor goedkeuring van de begroting 2021 was een twee derde meerderheid vereist, omdat er posten opstaan die meer dan 10% afwijken van de begroting van het vorige jaar, zoals de dotatie aan het reservefonds, de post onderhoud en installaties alsmede de bestuurskosten. In 2020 was de vereiste twee derde meerderheid voor de dotatie aan het reservefonds er ook al niet. Het is onbehoorlijk van het bestuur dat de leden vanaf 1 januari 2021 via de maandelijkse bijdrage hun deel van de dotatie moeten betalen. Er had een andere weg bewandeld moeten worden met een geheel nieuw MJOP 2021-2030. Dat zou tot een lagere maandelijkse bijdrage hebben geleid. Het verschil moet aan [verzoekers] worden terugbetaald.
Na de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 28 april 2020, waarin de goedkeuring van de begroting 2019 nietig is verklaard, had het bestuur bovendien een totaalbedrag van € 155.100,- aan maandelijkse bijdragen 2020 moeten terugbetalen.

Het verweer

3. VvE [verweerster] verweert zich als volgt. Voor goedkeuring van de begroting en maandelijkse bijdragen 2021 was geen twee derde meerderheid nodig, omdat het hier geen besluiten betreft tot het doen van een uitgave. Dit is vergelijkbaar met de goedkeuring van het MJOP 2021-2030, waarover de kantonrechter op 15 maart 2021heeft geoordeeld. Het reservefonds dat voor het MJOP 2021-2030 wordt opgebouwd is geen speciale reserve als bedoeld in artikel 37 lid 6 van het splitsingsreglement. Voor daadwerkelijke uitgaven van meer dan 50.000 gulden die gedaan zullen worden, zal een twee derde meerderheid van de ALV nodig zijn (vgl. gerechtshof Amsterdam 20 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5490 gevolgd door Hoge Raad 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:680). VvE [verweerster] kon in de ALV van 27 januari 2021 in redelijkheid besluiten om de begroting 2021 en de voorgestelde maandelijkse bijdragen 2021 goed te keuren. Aan een VvE komt een grote mate van beleidsvrijheid toe. Uit de notulen van die vergadering blijkt dat de begroting uitvoerig inhoudelijk is besproken en dat er de mogelijkheid was om vragen te stellen.
De vorderingen die ertoe strekken dat VvE [verweerster] wordt veroordeeld tot het doen van (terug)betalingen kunnen niet in deze verzoekschriftprocedure worden behandeld. Die vorderingen moeten bij dagvaarding worden aangebracht. Bovendien behoren de geldvorderingen voor een deel niet tot de competentie van de kantonrechter. Verder is de jaarrekening 2019 onherroepelijk goedgekeurd.

Beoordeling

4. In deze procedure kan zowel het beroep van [verzoekers] op de vernietiging van de besluiten van 27 januari 2021 als het beroep op de nietigheid daarvan worden beoordeeld (Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1275). Eerst zal worden beoordeeld of de besluiten nietig zijn. Dat zou het geval zijn indien deze niet zijn genomen met een gekwalificeerde meerderheid van twee derde van de stemmen, terwijl dat krachtens het reglement wel is voorgeschreven (vgl. gerechtshof Amsterdam 28 april 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1331). Partijen zijn het er niet over eens of voor de besluiten waarover het hier gaat, de goedkeuring van de begroting 2021 en van de voorgestelde maandelijkse bijdrage 2021, een twee derde meerderheid nodig is. [verzoekers] stellen van wel met verwijzing naar voornoemde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam. Daarin is een uitleg gegeven van artikel 37 lid 5 en 6 van het splitsingsreglement. Het gerechtshof heeft voor de uitleg de juiste maatstaf gehanteerd in r.o. 3.4. De kantonrechter sluit zich daarbij aan. De uitleg zelf acht de kantonrechter echter onbegrijpelijk om de volgende redenen, zodat deze niet wordt gevolgd.
In de kern genomen legt het hof niet uit waarom het begrotingsposten als uitgaven beschouwt. In de uitspraak van hetzelfde gerechtshof van 20 december 2016 (zoals hiervoor genoemd onder 3) overwoog het hof nog dat de letterlijke betekenis van de term “uitgaven” het uitgeven van geld betekent en het woord volgens Van Dale - Groot woordenboek van de Nederlandse taal verwijst naar een bedrag dat ter betaling van iets wordt uitgegeven. Een begrotingspost valt in het normale taalgebruik niet onder dit begrip. Een dergelijke post is immers nog niet ter betaling van iets uitgegeven. In het kader van een begroting gaat het in eigenlijke zin om een reservering voor toekomstige uitgaven. Het is dan ook onbegrijpelijk dat het gerechtshof in de uitspraak van 28 april 2020 oordeelt dat de vaststelling van de begrotingsposten waar het in die procedure om ging, besluiten waren tot het doen van uitgaven van meer dan 50.000 gulden (zoals bedoeld in artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement).
5. In de beschikkingen van 15 maart 2021 heeft de kantonrechter over de goedkeuring van het MJOP 2021-2030 geoordeeld dat dit geen besluit is tot het doen van uitgaven, zoals bedoeld in artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement. In lijn daarmee wordt hier ook geoordeeld dat de begroting 2021 niet een dergelijk besluit is. Ook de goedkeuring van de voorgestelde maandelijkse bijdragen is niet een dergelijk besluit, omdat die bijdragen geen uitgaven van VvE [verweerster] zijn.
6. In het splitsingsreglement is dus een regeling opgenomen over de stemverhouding als het gaat om besluiten tot het doen van bepaalde uitgaven. Hoe moet die regeling in zijn geheel worden begrepen? Hierover wordt als volgt geoordeeld.
Al deze besluiten worden op grond van artikel 36 genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen, behalve:
- besluiten tot het doen van uitgaven van meer dan 50.000 gulden (twee derde meerderheid vereist op grond van artikel 37 lid 5),
- met uitzondering van uitgaven met betrekking tot begrotingsposten voor zover deze posten niet met meer dan 10% worden overschreden of uitgaven waarvoor een speciale reserve is gevormd (hiervoor is een volstrekte meerderheid vereist op grond van artikel 37 lid 6). Anders dan het gerechtshof oordeelt de kantonrechter dat dit niet praktisch onuitvoerbaar is en dat het wel degelijk past in de systematiek van het splitsingsreglement. Deze twee uitzonderingen betreffen immers uitgaven van meer dan 50.000 gulden die voor de ALV geen verrassing vormen: de begroting ervan is al goedgekeurd / er is al een reserve voor gevormd. De uitzondering van het stemvereiste van twee derde meerderheid betreft dus alleen uitgaven van meer dan 50.000 gulden die niet voor het betreffende jaar zijn begroot of voor dat jaar niet in die omvang zijn begroot, en waarvoor geen reserve is gevormd. Deze uitzondering is niet ongerijmd, maar juist goed te verklaren: als het bestuur in een bepaald jaar naast de begrote uitgaven en uitgaven die ten laste komen van eventuele reservefondsen aanzienlijk andere uitgaven wil doen (van meer dan 50.000 gulden), dan kan dat alleen met goedkeuring van een twee derde meerderheid van de ALV. Er moet dus een forse drempel worden gehaald, omdat het om extra uitgaven gaat waarvoor op grond van artikel 37 lid 7 ook een extra voorschotbijdrage kan worden gevraagd. Tot slot geldt op grond van lid 8 de uitzondering ook voor besluiten tot uitgaven voor verbouwing en dergelijke, voor zover deze niet als een uitvloeisel van het normale beheer zijn te beschouwen. In verschillende uitspraken van feitenrechters is overigens geoordeeld dat de bepaling van lid 8 (of daarmee vergelijkbare bepalingen) betrekking heeft op besluiten met een zeker ingrijpend karakter (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad van 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1275).
Hieruit volgt dat de bestreden besluiten die op de vergadering van 27 januari 2021 zijn genomen, geldig en niet nietig zijn.
7. De besluiten zijn evenmin onredelijk, ook al heeft een minderheid van de ALV er niet mee ingestemd en ook al brengen de besluiten een financiële belasting mee die mogelijk voor een aantal bewoners moeilijk te dragen is. Indien de meerderheid van de ALV heeft ingestemd, zal de minderheid zich moeten voegen. Verder is op grond van de notulen van de vergadering van 27 januari 2021 aannemelijk dat tijdens die vergadering de agendapunten waar het hier om gaat op een behoorlijke wijze zijn behandeld. Daarbij gaat het niet om de vraag of het beter had gekund maar of de leden, met de informatie die zij voorafgaand aan en tijdens de vergadering hebben gekregen, een redelijke keuzemogelijkheid hadden. Niet is gebleken dat dit niet het geval was, ook al is de vergadering online gehouden. Het besluit tot goedkeuring van het MJOP 2021-2030 is voorgelegd aan de kantonrechter, die op 15 maart 2021 onherroepelijk heeft beslist dat dit besluit geldig is. De ALV kon in redelijkheid op basis van dit besluit de begroting 2021 en de maandelijkse bijdragen 2021 op 27 januari 2021 ook goedkeuren. Dit betekent dat de besluiten van 27 januari 2021 niet vernietigbaar zijn.
8. Over de vorderingen tot betaling wordt het volgende overwogen. Terecht voert VvE [verweerster] aan dat deze vorderingen bij dagvaarding moeten worden ingesteld. De procedure zou dus moeten worden omgezet (zie artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), maar dat is zinloos. Op 15 maart 2021 heeft de kantonrechter onherroepelijk geoordeeld dat de goedkeuring van de jaarrekening 2019 geldig is. VvE [verweerster] heeft onweersproken gesteld dat de uitgave van € 155.100,- in 2019 is gedaan. Deze uitgave is door de ALV dus goedgekeurd zonder dat daartegen nog kan worden opgekomen. Terugbetaling van de (extra) maandelijkse bijdragen 2020 voor deze uitgave is dan ook niet aan de orde. Verder kan terugbetaling van een deel van de maandelijkse bijdragen 2021 evenmin worden gevorderd, nu in deze beschikking de goedkeuring van die bijdragen geldig is geoordeeld. Hoe dan ook zijn de betalingsveroordelingen daarom niet toewijsbaar.
9. De conclusie is dat de verzoeken van [verzoekers] niet toewijsbaar zijn. Zij zullen worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van VvE [verweerster] tot op heden begroot op € 500,- aan salaris van de gemachtigde.

BESLISSING

De kantonrechter:
I. wijst de verzoeken van [verzoekers] af;
II. veroordeelt [verzoekers] hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van VvE [verweerster] , tot op heden begroot op € 500,-, voor zover van toepassing inclusief btw;
III. veroordeelt [verzoekers] hoofdelijk in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 60,- aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,- en de explootkosten van betekening (een en ander voor zover van toepassing inclusief btw), onder de voorwaarde dat [verzoekers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan deze beschikking hebben voldaan en betekening van deze beschikking pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
IV. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 28 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.