ECLI:NL:HR:2018:680

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
17/01050
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over appartementsrecht en uitleg van het Modelreglement van splitsing van eigendom 1973

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende appartementsrecht. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A. Fruytier, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was eerder gewezen op 20 december 2016 en betrof een geschil tussen de eiser en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van appartementen, die werd vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. van Basten Batenburg.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen en vonnissen in de feitelijke instanties, waaronder beslissingen van de kantonrechter te Haarlem en de rechtbank Noord-Holland. De zaak draait om de uitleg van artikel 37 lid 5 van het Modelreglement van splitsing van eigendom 1973, en de vraag of de klachten van de eiser voldoende grond bieden voor cassatie. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

4 mei 2018
Eerste Kamer
17/01050
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.A. Fruytier,
t e g e n
VVE [A] NUMMERS 50 TOT EN MET 97,
gevestigd te [plaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de VvE.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 3122713 EJ VERZ 14-87 van de kantonrechter te Haarlem van 22 september 2014;
b. de beschikking in de zaak C/15/217531/HA RK 14-63 en de vonnissen in de zaak C/15/218433/HA ZA 14-490 van de rechtbank Noord-Holland van 9 oktober 2014 (beschikking), 3 december 2014 en 24 juni 2015;
c. het arrest in de zaak 200.180.565/01 van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De VvE heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [eiser] mede door mr. R.R. Oudijk.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de VvE begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
4 mei 2018.