Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [plaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
4 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende appartementsrecht. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A. Fruytier, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was eerder gewezen op 20 december 2016 en betrof een geschil tussen de eiser en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van appartementen, die werd vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. van Basten Batenburg.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen en vonnissen in de feitelijke instanties, waaronder beslissingen van de kantonrechter te Haarlem en de rechtbank Noord-Holland. De zaak draait om de uitleg van artikel 37 lid 5 van het Modelreglement van splitsing van eigendom 1973, en de vraag of de klachten van de eiser voldoende grond bieden voor cassatie. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.