Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de gelijkluidende dagvaardingen van 30 december 2019,
- de akte overlegging producties van de Stichting van 6 mei 2020,
- de akte inzake bevoegdheid, aanhouding, ontvankelijkheid en toepasselijk recht van Facebook c.s. van 26 augustus 2020, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident inzake bevoegdheid, aanhouding, ontvankelijkheid en toepasselijk recht, tevens akte wijziging van eis, van de Stichting van 25 november 2020, met producties,
- het tussenvonnis van 27 januari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 1 april 2021, en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten voor zover van belang in de incidenten
social mediaplatform waarmee gebruikers onder meer ervaringen kunnen delen en in contact kunnen komen met informatie en mensen. Wereldwijd maken ruim 2,7 miljard personen gebruik van de Facebook-dienst.
3.De vorderingen in de hoofdzaak
de factobetaalde voor de Facebook-dienst met het overhandigen van de betreffende (vertrouwelijke) persoonsgegevens aan Facebook c.s.;
4.De vorderingen in de incidenten
- a) zich onbevoegd verklaart ten aanzien van de door de Stichting tegen Facebook c.s. ingestelde vorderingen; en/of
- b) de Stichting niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen jegens Facebook c.s.;
- c) de verdere behandeling van de onderhavige procedure schorst c.q. aanhoudt; en/of
- d) de Ierse gegevensbeschermings- en telecommunicatiewetgeving van toepassing verklaart op de vorderingen van de Stichting die zien op de periode vóór de inwerkingtreding van de AVG, en de AVG en de Ierse implementatiewetgeving van de AVG van toepassing verklaart op de vorderingen die zien op de periode vanaf inwerkingtreding van de AVG; en/of
- e) verklaart dat gegevensbeschermingswetgeving in de weg staat aan vorderingen inzake consumentenrecht (als
- f) indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat het de Stichting is toegestaan om vorderingen te baseren op het consumentenrecht, de Ierse consumentenrechtwetgeving van toepassing verklaart op de consumentenrechtvorderingen van de Stichting;
- g) voor zover de rechtbank het preliminair verweer van Facebook c.s. geheel of gedeeltelijk mocht afwijzen, bepaalt dat van dit vonnis tussentijds hoger beroep open staat; en
- h) de Stichting veroordeelt in de kosten van het geding, alsmede de gebruikelijke nakosten (met en zonder betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW binnen veertien dagen na de dag van dit vonnis.
5.De beoordeling in het incident tot onbevoegdheid
in dat kaderpersoonsgegevens verwerkt.
lex specialisis voor geschillen op het gebied van gegevensbescherming en dat de AVG zodoende eigen (internationale) bevoegdheidsregels kent voor rechtsvorderingen die worden gebaseerd op de AVG. Deze bevoegdheidsregels komen in de plaats van de bevoegdheidsregels van de Brussel I bis-Verordening en Rv. Voor zover de vorderingen van de Stichting betrekking hebben op vorderingen onder de AVG, moet de rechtbank haar bevoegdheid dus uitsluitend aan de AVG toetsen, aldus Facebook c.s.
6.De beoordeling in het incident tot aanhouding
Bundesgerichtshofin Duitsland en op 25 november 2020 door het
Oberster Gerichtshofin Oostenrijk zijn gesteld [19] . Met die prejudiciële vragen is volgens Facebook c.s. aan de orde gesteld of artikel 80 AVG in de weg staat aan regels van nationaal recht die aan verenigingen, stichtingen en andere entiteiten de bevoegdheid geven om voor de civiele rechter procedures te voeren vanwege vermeende schendingen van de AVG op grond van het verbod op oneerlijke handelspraktijken, schendingen van consumentenrecht of het verbod op het hanteren van ongeldige algemene voorwaarden, onafhankelijk van de specifieke schending van de rechten van individuele betrokkenen en zonder daartoe een opdracht van de betrokkene te hebben gekregen. Daarmee zijn die prejudiciële vragen en de beslissing daarover van het HvJ van direct belang voor de onderhavige procedure, aldus Facebook.
7.De beoordeling in het incident tot niet-ontvankelijkheid
at arm’s lengthheeft gesloten, waarin de onafhankelijkheid en zelfstandigheid van de Stichting zijn verankerd, dat in die overeenkomst is opgenomen dat uitsluitend de Stichting, samen met haar advocaten, de processtrategie en de schikkingsstrategie vaststelt en dat de Stichting bij Lieff Cabraser slechts advies inwint. De financier kan of mag geen beslissende invloed uitoefenen op de processtukken. Ook de advocaten van de Stichting zijn onafhankelijk van de financier; zij handelen uitsluitend op instructie van het bestuur van de Stichting. Tegenover de door de Stichting gegeven toelichting heeft Facebook geen concrete gegevens naar voren gebracht op basis waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de onafhankelijkheid van de Stichting ten opzichte van de procesfinancier. Aan de niet nader onderbouwde stelling van Facebook dat de Stichting een instrument van de procesfinancier is, gaat de rechtbank dan ook voorbij. De Stichting heeft toegelicht dat Lieff Cabraser een vergoeding van maximaal 18% zal ontvangen plus kosten onder voorbehoud van goedkeuring door de rechter, indien de Stichting een vergoeding verkrijgt voor benadeelde partijen. Niet gebleken is dat die vergoeding voor de procesfinancier buiten de bandbreedte valt van hetgeen gebruikelijk en - uit een oogpunt van onafhankelijkheid - aanvaardbaar is.
8.De beoordeling van het toepasselijk recht
9.Prejudiciële vragen
10.Conclusie en proceskosten in de incidenten
11.Het verzoek tot tussentijds hoger beroep
12.Het vervolg van de procedure in de hoofdzaak
13.De beslissing
20 oktober 2021voor conclusie van antwoord aan de zijde van Facebook c.s.,