ECLI:NL:RBAMS:2021:2458

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
20/4753
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AIO-aanvulling en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de herziening van de AIO-aanvulling. De Svb had op 31 mei 2019 besloten om de AIO-aanvulling van [eiseres] per augustus 2017 te herzien en het teveel ontvangen bedrag van € 10.400,22 terug te vorderen. Dit besluit volgde op een verzoek van de Svb aan [eiseres] om informatie voor de herberekening van de AIO-aanvulling, waarop zij niet had gereageerd. De Svb had de betalingen van de AIO-aanvulling per 1 januari 2019 opgeschort en uiteindelijk beëindigd.

Tijdens de zitting op 26 maart 2021, die via Skype plaatsvond, heeft [eiseres] haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat het terugvorderingsbedrag te hoog was vastgesteld. Ook stelde zij dat de AIO-aanvulling als leenbijstand verstrekt had moeten worden, in afwachting van een lopende boedelscheiding. De rechtbank oordeelde echter dat de Svb terecht had gehandeld, aangezien [eiseres] haar inlichtingenplicht had geschonden en er geen bijstandbehoevende omstandigheden waren die een dringende reden voor afzien van terugvordering rechtvaardigden.

De rechtbank concludeerde dat de Svb de AIO-aanvulling van [eiseres] over de periode augustus 2017 tot en met december 2018 terecht had herzien en dat de terugvordering van het teveel ontvangen bedrag gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep van [eiseres] ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4753

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger)
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder (hierna: Svb)

(gemachtigde: mr. drs. W. van den Berg).

Procesverloop

Met het besluit van 31 mei 2019 (het primaire besluit 1) heeft de Svb de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van [eiseres] per augustus 2017 herzien.
Met het besluit van 31 mei 2019 (het primaire besluit 2) heeft de Svb het te veel betaalde bedrag van € 10.400,22 teruggevorderd.
Met het besluit van 24 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
In verband met de maatregelen die zijn getroffen vanwege de uitbraak van het coronavirus zijn partijen in de gelegenheid gesteld om een via Skype-verbinding gehouden zitting bij te wonen. Deze zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2021. [eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Als belanghebbende is verschenen meneer [belanghebbende] . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat er voorafging aan deze procedure
1. [eiseres] ontvangt per 21 juli 2017 een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) met een AIO-aanvulling.
2. Op 5 september 2018 heeft de Svb aan [eiseres] gevraagd om informatie om het bedrag van de AIO-aanvulling te kunnen herberekenen. [eiseres] heeft niet gereageerd op het verzoek van de Svb. Vanaf 1 januari 2019 heeft de Svb de betalingen van de AIO-aanvulling opgeschort. In de brief van 1 februari 2019 heeft de Svb de AIO-aanvulling per 1 januari 2019 beëindigd. Na telefonisch contact tussen de Svb en [eiseres] heeft de Svb een nieuw aanvraagformulier voor een AIO-aanvulling toegezonden. Op 27 februari 2019 is informatie gevraagd over de betalingsspecificaties over de periode juli 2018 tot en met januari 2019. Na ontvangst van de betalingsspecificaties van het Uwv heeft de Svb met het primaire besluit aan [eiseres] vanaf 1 januari 2019 geen AIO-aanvulling toegekend en de AIO-aanvulling over de periode augustus 2017 tot en met december 2018 herzien. Het te veel ontvangen bedrag aan AIO-aanvulling van € 10.400,22 wordt teruggevorderd.
3. De Svb heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat [eiseres] de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden, omdat zij op geen enkel moment melding heeft gemaakt van het inkomen van het Uwv.
Standpunt [eiseres]
4. [eiseres] voert aan dat de besluitvorming op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Op grond van de beschikbare stukken is volgens haar de herberekening over de periode augustus 2017 tot en met december 2018 onjuist en is het terugvorderingsbedrag te hoog vastgesteld. Verder stelt zij dat de AIO-aanvulling in de vorm van een leenbijstand verstrekt had moeten worden, in afwachting van een nog lopende boedelscheiding. De Svb heeft volgens [eiseres] ten onrechte niet afgezien van terugvordering op grond van een dwingende reden gelet op de ernstige sociale en/of financiële gevolgen voor haar. [eiseres] heeft namelijk vanwege haar beperkingen geen mogelijkheden om arbeid te verrichten.
Beoordeling rechtbank
5. Een besluit tot intrekking van een AIO‑aanvulling is volgens vaste rechtspraak een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op de Svb rust. [1]
6. Schending van de inlichtingenplicht vormt een rechtsgrond voor intrekking van de AIO‑aanvulling indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeerde in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat in het geval wel aan de inlichtingenplicht zou zijn voldaan over de betreffende periode wel recht op een AIO‑aanvulling bestond. [2]
7. De beroepsgrond van [eiseres] dat de AIO-aanvulling in de vorm van een lening verstrekt had moeten worden en met terugvordering gewacht had moeten tot het afronden van de procedure over de boedelscheiding, slaag niet. [eiseres] heeft niet betwist dat er geen sprake was bijstandbehoevende omstandigheden. Zij ontving namelijk een uitkering van het Uwv. De rechtbank volgt daarom de Svb in het standpunt dat reeds om die reden tot herziening en terugvordering moet worden overgegaan en dat dit ook het geval zou zijn geweest als de AIO-aanvulling in de vorm van een leenbijstand zou zijn verstrekt. Niet valt in te zien hoe de afwikkeling van de reeds vele jaren lopende boedelscheiding van invloed kan zijn op het recht op een AIO-aanvulling.
8. De Svb heeft verder terecht geen dringende reden gezien om af te zien van de terugvordering wegens onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor betrokkene. Uit vaste rechtspraak blijkt dat daarvan niet snel sprake is. Het moet gaan om een situatie die bijzonder en uitzonderlijk is. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval. [3] Het feit dat [eiseres] langere tijd op minimumniveau moet rondkomen is niet een zodanig ernstig feit. Dat [eiseres] arbeidsbeperkingen heeft en geen arbeidsvermogen kan verwerven is evenmin onvoldoende voor het aannemen van een dringende reden.
Conclusie
9. De Svb heeft terecht de AIO-aanvulling van [eiseres] over de periode augustus 2017 tot en met december 2018 herzien en vanaf 1 januari geen AIO-aanvulling toegekend. Verder heeft de Svb terecht het te veel ontvangen bedrag aan AIO-aanvulling van € 10.400,22 teruggevorderd.
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.B. Bosma, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:254.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3249.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2115.