In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de herziening van de AIO-aanvulling. De Svb had op 31 mei 2019 besloten om de AIO-aanvulling van [eiseres] per augustus 2017 te herzien en het teveel ontvangen bedrag van € 10.400,22 terug te vorderen. Dit besluit volgde op een verzoek van de Svb aan [eiseres] om informatie voor de herberekening van de AIO-aanvulling, waarop zij niet had gereageerd. De Svb had de betalingen van de AIO-aanvulling per 1 januari 2019 opgeschort en uiteindelijk beëindigd.
Tijdens de zitting op 26 maart 2021, die via Skype plaatsvond, heeft [eiseres] haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat het terugvorderingsbedrag te hoog was vastgesteld. Ook stelde zij dat de AIO-aanvulling als leenbijstand verstrekt had moeten worden, in afwachting van een lopende boedelscheiding. De rechtbank oordeelde echter dat de Svb terecht had gehandeld, aangezien [eiseres] haar inlichtingenplicht had geschonden en er geen bijstandbehoevende omstandigheden waren die een dringende reden voor afzien van terugvordering rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat de Svb de AIO-aanvulling van [eiseres] over de periode augustus 2017 tot en met december 2018 terecht had herzien en dat de terugvordering van het teveel ontvangen bedrag gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep van [eiseres] ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.