ECLI:NL:RBAMS:2021:2272
Rechtbank Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding en kostenvergoeding in verzoekschriftprocedure ex artikel 533 en 530 Sv
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1999, had een verzoek ingediend om een schadevergoeding van € 210,- voor geleden schade door ondergane verzekering en € 550,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Het verzoekschrift was op 12 januari 2021 ingediend en het Openbaar Ministerie had op 22 januari 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft op 9 april 2021 de raadsman en de officier van justitie gehoord, waarbij verzoeker niet aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 15 januari 2019 was aangehouden en op 18 januari 2019 feitelijk was heengezonden. De strafzaak tegen verzoeker was op 13 oktober 2020 onvoorwaardelijk geseponeerd. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een vergoeding toe te kennen, ondanks het verzet van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft de standaardvergoeding voor de inverzekeringstelling vastgesteld op € 420,- en de kosten voor het opstellen van het verzoekschrift op € 550,-. De totale vergoeding van € 970,- werd toegewezen aan verzoeker, die werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als verzoeker. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen door overmaking van het bedrag op een specifiek IBAN-nummer.