ECLI:NL:RBAMS:2020:4555

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
RK 20/2677 en 20/2678
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 533 en 530 Sv na sepot van strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2020 een beschikking gegeven op verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoekster, geboren in 1968, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding van € 105,- voor schade door ondergane verzekering en € 550,- voor kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Het verzoekschrift werd op 3 juni 2020 ingediend, waarna het Openbaar Ministerie op 17 juni 2020 zijn standpunt kenbaar maakte. Tijdens de openbare raadkamer op 19 augustus 2020 was verzoekster niet aanwezig, hoewel zij rechtsgeldig was opgeroepen. De rechtbank heeft de raadsman en de officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, gehoord. De officier van justitie verzet zich tegen de schadevergoeding, verwijzend naar het sepot van de strafzaak, dat was gebaseerd op een bewijsbare winkeldiefstal. De rechtbank oordeelde dat de inverzekeringstelling van verzoekster niet aan haar te wijten was en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank kende verzoekster een schadevergoeding van € 105,- toe voor de ondergane verzekering en € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift, in totaal € 655,-. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als verzoekster.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/131901-20
RK: 20/2677 en 20/2678
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1968 te [geboortedag] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman,
mr. S.J.A. Rosendahl, Van der Helstplein 3, 1072 PH Amsterdam.
verzoekster.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 3 juni 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 17 juni 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 19 augustus 2020 de gemachtigd raadsman en de officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, in openbare raadkamer gehoord.
Verzoekster is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 105,- voor de schade die verzoekster ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoekster heeft veel problemen, waaronder een multipele persoonlijkheid en is een kwetsbaar persoon. Uit het proces-verbaal blijkt dat zij in verzekering is gesteld omdat zij een diefstal met geweld zou hebben gepleegd en nader onderzoek nodig was. Daarom is gewacht met het verhoor. Het geweld komt echter niet terug in de aangifte. De inverzekeringstelling is daarom niet als gevolg van de houding van verzoekster toegepast en langere vrijheidsbeneming is niet aan haar te wijten.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen het toekennen van een schadevergoeding. Door te seponeren met een beleidssepot is rekening gehouden met de persoonlijke belangen van verzoekster. Het betreft een bewijsbare winkeldiefstal. Het is niet billijk een vergoeding ten laste van de belastingbetaler toe te kennen.
De politie moet in de gelegenheid gesteld worden om nader onderzoek te doen. Na haar bekentenis is verzoekster in vrijheid gesteld.

De beoordeling

Verzoekster is op 17 mei 2020 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van winkeldiefstal. Dezelfde dag is zij heengezonden.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoekster geseponeerd en dat bij brief van 17 mei 2020 aan haar meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoekster is op 17 mei 2020 geseponeerd. Een sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 533 en 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen en rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte. Voor de winkeldiefstal zou verzoekster naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar zijn veroordeeld tot een geldboete of een taakstraf. Dat kan echter niet gezegd worden van de geweldscomponent. Het is een keuze geweest om verzoekster (met een nagenoeg blanco strafblad) in verzekering te stellen. Dat maakt echter niet dat gronden van billijkheid om een schadevergoeding toe te kennen ontbreken.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker gedurende zijn voorarrest in een politiecel en/of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag.
Verzoeker heeft in totaal 1 dag op een politiebureau doorgebracht. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 105,- per dag die op het politiebureau is doorgebracht.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 105,- (honderdenvijf euro) voor de schade die verzoekster ten gevolge van ondergane verzekering heeft geleden.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing, rechter,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2020.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking, in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 655,- (zeshonderdvijfenvijftig euro) op IBAN-nummer [rekeneningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Cleerdin & Hamer Advocaten, onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake:
[verzoeker] .
Aldus gedaan op 19 augustus 2020
door mr. L. Dolfing, rechter.