Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoeker] ,
De procesgang
De inhoud van het verzoekschrift
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De beoordeling
De beslissing
[verzoeker] .
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2020 een beschikking gegeven op verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoekster, geboren in 1968, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding van € 105,- voor schade door ondergane verzekering en € 550,- voor kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Het verzoekschrift werd op 3 juni 2020 ingediend, waarna het Openbaar Ministerie op 17 juni 2020 zijn standpunt kenbaar maakte. Tijdens de openbare raadkamer op 19 augustus 2020 was verzoekster niet aanwezig, hoewel zij rechtsgeldig was opgeroepen. De rechtbank heeft de raadsman en de officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, gehoord. De officier van justitie verzet zich tegen de schadevergoeding, verwijzend naar het sepot van de strafzaak, dat was gebaseerd op een bewijsbare winkeldiefstal. De rechtbank oordeelde dat de inverzekeringstelling van verzoekster niet aan haar te wijten was en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank kende verzoekster een schadevergoeding van € 105,- toe voor de ondergane verzekering en € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift, in totaal € 655,-. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als verzoekster.