In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 12 november 2020, werd een verzoek om schadevergoeding toegewezen aan verzoekster, die eerder was betrokken in een strafzaak die op 11 juni 2020 onvoorwaardelijk was geseponeerd. Het verzoekschrift was op 13 juli 2020 ingediend en betrof een vergoeding van € 1.075,00 voor de kosten van de raadsvrouw en € 550,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank oordeelde dat, ondanks het standpunt van het Openbaar Ministerie (OM) dat zich verzette tegen de toekenning van schadevergoeding, er gronden van billijkheid aanwezig waren om de vergoeding toe te kennen. De rechtbank benadrukte dat de onschuldpresumptie in acht moest worden genomen en dat de kosten voor rechtsbijstand niet voor risico van verzoekster dienden te komen. De rechtbank kende de gevraagde bedragen toe, onderbouwd door de overgelegde urenspecificaties en declaraties. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd hoger beroep mogelijk gemaakt voor zowel de officier van justitie als verzoekster.