Feit 1: zaaksdossier Apollolaan
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld, zware mishandeling en poging tot doodslag. Op 20 februari 2019 ging hij rond 14.50 uur geld storten bij de Rabobank aan de Apollolaan. [slachtoffer 1] legde de sealbag met geld in de la en moest wachten op het bonnetje. Plotseling kreeg hij een klap op zijn hoofd en kwam hij op de grond terecht. [slachtoffer 1] weet niet of hij buiten bewustzijn is geweest. Toen hij opstond, zag hij veel bloed en een tand op straat liggen. [slachtoffer 1] raapte zijn tand op en stapte in zijn auto. Hij merkte dat hij een tweede tand miste, is uitgestapt en pakte ook deze op. Hierna is [slachtoffer 1] naar de tandarts gereden, waar hij erachter kwam dat hij zijn Rolex-horloge miste.
Kort na de beroving hebben onder andere een kaakchirurg en een neuroloog vastgesteld dat [slachtoffer 1] meerdere breuken in het voorhoofd en een scheur in zijn schedel had. Ook had hij zijn jukbeen gebroken en zijn bovenkaak op meerdere plaatsen gebroken. Bovendien had hij zijn bovenlip gescheurd en zaten meerdere tanden los in zijn mond. Verder bleek dat het gehemelte, de neus en het oogkas van [slachtoffer 1] waren gebroken. Ook had hij een zware hersenschudding opgelopen en waren twee pezen bij zijn schouder afgescheurd.
De aangifte van [slachtoffer 1] vindt steun in de camerabeelden van de Rabobank, waarop te zien is dat hij, nadat hij een pakketje in de afstortkluis van de Rabobank doet, plotseling door een man (NN1) tegen zijn hoofd wordt geslagen, waarna hij met zijn hoofd op de grond valt. NN1 pakt vervolgens de linkerpols van [slachtoffer 1] en heeft een seconde later de witte plastic tas vast die [slachtoffer 1] bij zich had. Er komen twee andere personen (NN2 en NN3) bij die zich beiden met NN1 over de op de grond liggende [slachtoffer 1] heen buigen. Na een aantal seconden lopen alle personen weer weg, terwijl [slachtoffer 1] nog altijd op de grond ligt. De beroving heeft nog geen halve minuut geduurd.
Alle verdachten hebben ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij het horloge van [slachtoffer 1] heeft weggenomen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de auto achterbleef om als chauffeur te fungeren, zodat de anderen na de beroving snel konden wegkomen. [medeverdachte 2] heeft bekend [slachtoffer 1] een vuistslag te hebben gegeven en ook [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij erbij was.
5.3.3.1 Standpunt van het Openbaar Ministerie
5.3.3.1.1 Feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde straatroof tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
Verdachte heeft het horloge van de pols van [slachtoffer 1] getrokken. Hij ontkent de door [medeverdachte 2] gegeven stomp te hebben gezien, maar uit de camerabeelden zit er maar één seconde tussen het moment waarop [medeverdachte 2] richting [slachtoffer 1] rent en het moment waarop verdachte en [medeverdachte 3] achter hem aanrennen. Ook zitten er maar drie seconden tussen de vuistslag en het vallen van [slachtoffer 1] en de aankomst van verdachte en [medeverdachte 3] bij [slachtoffer 1] . Bovendien kan uit de opgenomen gesprekken worden afgeleid dat verdachte de vuistslag wel degelijk heeft gezien (‘ik heb het direct van hem afgehaald’). [medeverdachte 2] had letterlijk de weg voor verdachte vrijgemaakt en hiervan heeft hij gebruikgemaakt. Dit maakt dat het door [medeverdachte 2] gebruikte geweld ook verdachte is aan te rekenen.
Tot slot acht de officier van justitie ook het geobjectiveerde gevolg bewezen, namelijk dat de diefstal met geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Dit blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , de letselverklaring en de overgelegde medische stukken.
5.3.3.1.2 Feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag moet worden vrijgesproken. Wel kan de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling worden bewezen. Er is sprake van eendaadse samenloop met feit 1.
Het opgelopen letsel kan als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd. Naar algemene ervaringsregels roept het hard en met gebalde vuist slaan tegen het hoofd de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt nu het gezicht en het hoofd een bij uitstek kwetsbaar gebied is. Het hard met gebalde vuist slaan tegen het hoofd is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het bewerkstelligen van zwaar lichamelijk letsel dat hieruit volgt dat [medeverdachte 2] die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
De door [medeverdachte 2] gegeven vuistslag maakt onderdeel uit van het feitencomplex dat is gericht op de gewelddadige beroving van [slachtoffer 1] . De vuistslag stond immers ten dienste aan het plegen van de diefstal van het horloge. Door [slachtoffer 1] op deze wijze bewusteloos te slaan, werd voor [medeverdachte 3] en verdachte de weg vrijgemaakt om de verdere beroving uit te voeren. Zij hebben [slachtoffer 1] knock out zien vallen en zich vervolgens niet van het geweld gedistantieerd. Daarmee hebben zij zich geschaard achter het geweld dat [medeverdachte 2] heeft gepleegd wat maakt dat zij ook verantwoordelijk zijn te achten voor dit geweld. De rollen van de daders waren bovendien op dat moment inwisselbaar.
5.3.3.2 Standpunt van de verdediging
5.3.3.2.1 Feit 1
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het medeplegen ten aanzien van het geweld, omdat verdachte niet als pleger en als medepleger daarvan kan worden aangemerkt.
Wat betreft het plegen is verdachte niet degene die geweld heeft gebruikt. Hij heeft dit altijd ontkend en dit blijkt ook niet uit de camerabeelden. Wat betreft het medeplegen was er blijkens de OVC-gesprekken geen sprake van een vooropgezet plan of een onderlinge taakverdeling om [slachtoffer 1] van zijn horloge te beroven. Verdachte wist niet wat er ging gebeuren en dit was ook niet te verwachten. Bovendien had verdachte ten tijde van het uitoefenen van het geweld zich hier feitelijk van gedistantieerd. [medeverdachte 2] nam het voortouw en koos er uit eigen initiatief voor om geweld te gebruiken. Tot slot was het belang van de rol van verdachte beperkt. Zonder zijn aanwezigheid zou het geweld ook zijn toegepast en zou het horloge mogelijk door een van de medeverdachten zijn weggenomen.
De raadsvrouw van verdachte heeft subsidiair vrijspraak bepleit van het medeplegen van het geweld, omdat verdachte geen opzet had op het tezamen en in vereniging plegen van geweld tegen [slachtoffer 1] . Zij heeft daarbij verwezen naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 september 2019waarin verdachte partieel werd vrijgesproken van het geweldscomponent van een straatroof, omdat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het door zijn medeverdachte toegepaste geweld. Niet is gebleken dat het geweld voorzienbaar was voor de verdachte of deel uitmaakte van een vooropgezet plan.
5.3.3.2.2 Feit 2 primair
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit, omdat elke vorm van daderschap aan de kant van verdachte ontbreekt. Subsidiair dient vrijspraak te volgen, omdat het (voorwaardelijk) opzet op de dood, dan wel zware mishandeling ontbreekt. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van een van de ten laste gelegde varianten komt, is sprake van eendaadse samenloop.
5.3.3.2.3 Feit 2 subsidiair
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit, omdat elke vorm van daderschap ten aanzien van verdachte ontbreekt. Verdachte heeft immers geen enkele geweldshandeling verricht.
De raadsvrouw van verdachte heeft subsidiair vrijspraak bepleit, omdat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] had. Uit het dossier volgt niet dat verdachte [slachtoffer 1] willens en wetens zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Er is bovendien geen sprake van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] als gevolg van de klap zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. De geweldshandeling op zichzelf, één klap, leent zich naar algemene ervaringsregels niet voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsvrouw van verdachte heeft meer subsidiair bepleit dat sprake is van eendaadse samenloop ex artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
5.3.3.2.4 Feit 2 meer subsidiair
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit, omdat elke vorm van daderschap ten aanzien van verdachte ontbreekt. Verdachte heeft immers geen enkele geweldshandeling verricht en er is geen sprake van medeplegen.
De raadsvrouw van verdachte heeft subsidiair bepleit dat sprake is van eendaadse samenloop ex artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
5.3.3.3 Oordeel van de rechtbank
5.3.3.3.1 Feit 1
De rechtbank leidt uit de OVC-gesprekken af dat [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) met verdachte ( [verdachte] ), [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) op 20 februari 2019 omstreeks 14:46 uur, terwijl zij in de auto zitten, een groene Jaguar zien. Zij besluiten de Jaguar te volgen. Ondertussen wordt het volgende gesprek gevoerd.
[medeverdachte 3] : achteruit, snel[medeverdachte 1] welke kant? Die kant op?[medeverdachte 3] : andere kant, links[medeverdachte 1] moet ik die kant opgaan ofzo?[verdachte] : draai je stuur naar rechts[medeverdachte 2] : die Jaguar, waar is die?[verdachte] : gas, gas, gas[medeverdachte 2] : helemaal voor is ie. Voor die Audi. Linksaf gaat ie volgens mij[medeverdachte 3] : naar rechts[medeverdachte 2] : hadden jullie hem nog gezien die Jaguar?[verdachte] : was die man met die tas[medeverdachte 1] ja?? gelijk die tas meenemen, is change[medeverdachte 3] : ga een beetje naar links op de trambaan, naar rechts[medeverdachte 1] hij gaat weer terug, heeft wat vergeten. Waarom zou hij die rondje maken, hij kan ook naar links gaan toch?[medeverdachte 3] : leipe route. Is waar we net stonden geparkeerd, hier links.
Locatie: Emmastraat te Amsterdam
[medeverdachte 2] : deze youngboy heeft hem om[verdachte] : deze?? hij gaat rechtdoor deze man
14:50 uurLocatie: Apollolaan/Michelangelostraat te Amsterdam
[verdachte] : naar de bank broer.[medeverdachte 3] : hij heeft hem gewoon[verdachte] : die oude man[medeverdachte 3] : hij heeft hem gewoon man? wat wil je gaan doen?[medeverdachte 2] : hij gaat geld storten[medeverdachte 3] : gaat ie ook doen, volgens mij man
[medeverdachte 3] heeft eerder bij de politie verklaard dat ze die dag in Amsterdam-Zuid rondreden, op zoek naar slachtoffers met een duur horloge. [medeverdachte 1] heeft dit op de zitting bevestigd. Hij wist dat [slachtoffer 1] een Rolex-horloge droeg. Dat ook verdachte en [medeverdachte 2] ervan op de hoogte waren dat [slachtoffer 1] een duur horloge droeg, leidt de rechtbank af uit voornoemd gesprek. Als de verdachten [slachtoffer 1] volgen, merkt [medeverdachte 2] op dat “deze youngboy hem om heeft”. Nu [slachtoffer 1] een wat oudere man is en [medeverdachte 2] specifiek spreekt over ‘youngboy’, gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 2] juist [slachtoffer 1] bedoelde. Als [medeverdachte 3] zegt “hij heeft hem gewoon” (de rechtbank begrijpt: een horloge), dan reageert verdachte met “die oude man”. Van andere personen waarbij de leeftijd werd gebruikt om deze persoon mee aan te duiden is niet gebleken.
Ook wordt gesproken over de tas die de man uit de Jaguar, [slachtoffer 1] , bij zich heeft. Deze moet ook worden meegenomen, ‘is change’. Vervolgens wordt geconcludeerd dat [slachtoffer 1] naar de bank gaat om geld te storten. Dat hij het geld in deze tas bij zich draagt, leek dan ook aannemelijk, en de verdachten gingen hier ook van uit. Het eerste wat [medeverdachte 2] immers zegt als hij met de tas terugkeert in de auto, is “Ik heb die geld alles”.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat het oogmerk van de verdachten gericht is geweest op wederrechtelijke toe-eigening van zowel het horloge als het geld.
Op grond van de aangifte, de camerabeelden en hetgeen de verdachten hebben verklaard, stelt de rechtbank vervolgens vast dat [slachtoffer 1] met geweld van zijn horloge (en zijn tas met daarin – naar later blijkt – bonnetjes) is beroofd. De sealbag met het geld heeft [slachtoffer 1] al afgestort.
Medeplegen van geweld
De samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is aan te merken als een gezamenlijke uitvoering tijdens de straatroof, zodat elk van hen als medepleger aan te merken is. De bijdrage van verdachte, het wegnemen van het horloge van [slachtoffer 1] , is van voldoende gewicht geweest om van medeplegen te kunnen spreken. Het verweer van de verdediging dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het geweld dat is gebruikt wordt verworpen. Verdachte had redelijkerwijs kunnen verwachten dat enige mate van geweld zou worden toegepast bij de straatroof op [slachtoffer 1] . Het is immers aannemelijk dat iemand die van zijn bezittingen wordt beroofd zich hiertegen zal verzetten. Dat de verdachten hier ook daadwerkelijk rekening mee hielden, blijkt alleen al uit het feit dat zij met z’n drieën de auto verlieten en op [slachtoffer 1] afrenden, hetgeen overigens overeenkomt met de in rubriek 5.3.1 beschreven werkwijze. Bovendien kan een horloge, met name een duur horloge van bijvoorbeeld het merk Rolex, niet zomaar worden afgedaan, omdat een dergelijk horloge een soort veiligheidsmechanisme heeft. Ook in dat opzicht geldt dat het aannemelijk is dat voor het afdoen van het horloge geweld moet worden toegepast. Tot slot blijkt uit de hiervoor beschreven gang van zaken dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de beroving nadat [slachtoffer 1] werd neergeslagen, en hiermee dus in ieder geval stilzwijgend heeft ingestemd. Het voorgaande maakt dan ook dat verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor het geweld.
Geobjectiveerde gevolg
De rechtbank acht ook het geobjectiveerde gevolg bewezen, namelijk dat de straatroof zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Dit blijkt uit de aard en de gevolgen van het eerdergenoemde letsel van [slachtoffer 1] .
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan een straatroof, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad. Nu vast is komen te staan dat de sealbag niet door verdachten is weggenomen, zal verdachte voor dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
5.3.3.3.2 Feit 2
De rechtbank zal verdachte van feit 2 geheel vrijspreken. [medeverdachte 2] sloeg [slachtoffer 1] met één vuistslag bewusteloos, nadat hij op volle vaart was komen aanrennen. [slachtoffer 1] heeft de klap zelfs niet zien aankomen. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde ook verdachte deze vergaande daad van agressie niet te verwachten. De handeling van [medeverdachte 2] past niet in de modus operandi zoals omschreven in rubriek 5.3.1. Bij geen van de andere ten laste gelegde feiten is een dergelijke werkwijze gebruikt. De verdachten gingen steeds als volgt te werk: een persoon bracht van achteren een nekklem aan waarna een andere persoon het horloge probeerde te pakken. Hierbij werd, indien nodig bij verzet door het slachtoffer, wel geweld toegepast in de vorm van een worsteling, trekken, duwen, klappen of schoppen. De rechtbank weegt verder mee dat [medeverdachte 2] op grond van het dossier pas twee dagen met deze groep van verdachten rondreed in de auto op zoek naar dure horloges en zij nog niet gezamenlijk tot een concrete straatroof waren gekomen. De andere verdachten hadden dus ook nog geen beeld hoeven te hebben van de manier van handelen van [medeverdachte 2] ten tijde van het plegen van een straatroof. Ook betrekt de rechtbank bij haar oordeel het feit dat [slachtoffer 1] een oudere man is en de verdachten dit ook wisten. Het was daarom niet noodzakelijk om hem op deze manier uit te schakelen. Het had vanuit het perspectief van verdachten dan ook eerder in de rede gelegen om bijvoorbeeld een nekklem of een tackle toe te passen, zoals dat voor verdachten gebruikelijk was. Uit de OVC-gesprekken valt evenmin af te leiden dat er tussen verdachten over gesproken was dat [medeverdachte 2] op deze manier zou proberen het geld dat [slachtoffer 1] ging afstorten veilig te stellen. [medeverdachte 2] is op eigen initiatief als een speer vertrokken bij het uitstappen van de auto en heeft direct de klap verkocht.