Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the District Judge John Temperley sitting at Manchester and Salford Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
hierna: Hof van Justitie), waarvan de beantwoording ook van belang is in de onderhavige zaak. [1]
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
warrant of arrest at first instance dated 16th April 2019 issued at Manchester and Salford Magistrates Court.
4.Strafbaarheid
5.Gevolgen brexit voor de overleveringsprocedure
hierna: de EU) terug te trekken, op zichzelf beschouwd niet meebrengt dat de behandeling van het EAB in afwachting daarvan moet worden uitgesteld of geweigerd. Dit is alleen anders als er zwaarwegende en op feiten berustende gronden zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon, na terugtrekking van het VK uit de EU, het gevaar loopt dat zijn grondrechten en de rechten die hij ontleent aan kaderbesluiten hem worden ontnomen.
ROwas aanhangig bij het Hof van Justitie toen nog geen duidelijk zicht was op daadwerkelijke uittreding van het VK. Inmiddels is het VK op 31 januari 2020 uitgetreden en geldt thans een overgangsperiode tot 31 december 2020. Tijdens die periode is het VK nog gebonden aan de regels van de EU. Die overgangsperiode wordt niet verlengd, nu een verlenging voor 1 juli 2020 had moeten worden afgesproken. Het VK heeft aangegeven geen verlenging te willen. Van enigerlei garantie op welk vlak dan ook door het VK is en kan dus geen sprake zijn. Het feit dat het VK niet langer lid is van de EU heeft invloed op het onderling vertrouwen tussen Nederland en het VK.
hierna: het EVRM). Dit doet vermoeden dat de rechten van personen die worden overgeleverd na het verstrijken van de overgangsperiode op 31 december 2020 niet langer zijn gewaarborgd. Dit vermoeden wordt versterkt door hetgeen bekend is geworden over de onderhandelingen tussen de EU en het VK. Daaruit blijkt dat het VK tot op heden niet concreet te kennen heeft gegeven dat het zich wil (blijven) verbinden aan het EVRM. In dat kader is gewezen op een wetsvoorstel waarmee het VK eenzijdig (afspraken uit) het uittredingsverdrag schendt. Dit voorstel is inmiddels aangenomen door het Britse parlement. Dit is een duidelijke contra-indicatie voor enig vertrouwen in door het VK gedane toezeggingen of verleende garanties. De raadsvrouw heeft in dit kader ook verwezen naar een bericht in de media [5] waaruit volgt dat Eurocommissaris Šefčovič onder andere spreekt over een ,,extreme en ernstige schending” van het akkoord en van ,,ernstig beschadigd vertrouwen”. De houding van het VK rechtvaardigt, kortom, geenszins een onverkort vertrouwen zoals dat gold toen het VK nog een lidstaat van de EU was.
hierna: het EHRM) zijn er geen gegevens verstrekt over een voorzienbare onafhankelijke regeling met betrekking tot vervroegde invrijheidsstelling of evaluatie in het kader daarvan, laat staan enigerlei in dat kader geldende resocialisatie of rehabilitatieregeling of rechterlijk toezicht daarbij. Bij gebreke van gegevens ten aanzien van de actuele stand in het VK over een onafhankelijke regeling omtrent de mogelijkheid en voorzienbaarheid van invrijheidsstelling, is niet alleen sprake van een reële vrees op een flagrante schending van artikel 3 van het EVRM, maar ook van een flagrante schending van de artikelen 6 en 13 van het EVRM, namelijk het gemis aan een onafhankelijk proces en rechterlijke instantie in dat kader.
ROblijkt dat een voorgenomen uittreding geen reden is voor weigering van de overlevering. Ook de overige argumenten die door de raadsvrouw zijn aangevoerd voor weigering van de overlevering, zijn in dat arrest aan de orde geweest. Daarbij wordt opgemerkt dat een overleveringsverzoek ex nunc moet worden getoetst. Gekeken moet worden naar de stand van zaken op dit moment.
Human Rights Act 1998die geldt in het VK geeft inhoudelijk dezelfde rechten als het EVRM. Het EVRM is geïncorporeerd in de
Human Rights Act 1998. Daarnaast is het EVRM nog niet opgezegd.
Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie [6] (
hierna: het Akkoord) binnen afzienbare tijd, namelijk op 31 december 2020, verstrijkt.
ROkan worden toegepast in deze zaak, gelet op het feit dat het VK - in tegenstelling tot hetgeen ten tijde van het arrest
ROhet geval was - de EU inmiddels daadwerkelijk heeft verlaten.
RO. Evenals in de zaak
ROmoet de rechtbank zich buigen over een Brits EAB en evenals in de zaak
ROis op die beoordeling het kaderbesluit 2002/584/JBZ van toepassing, terwijl voorzienbaar is dat het VK op termijn, na een eventuele overlevering, niet meer gebonden is aan dat kaderbesluit, zodat een overgeleverde persoon zich in het VK niet meer kan beroepen op de rechten die dat kaderbesluit hem toekent.
ROnaar analogie moet worden toegepast in de onderhavige zaak.
hierna: het Handvest) en de rechten die hij in wezen ontleent aan artikel 5(3) van het Kaderbesluit, worden ontnomen.
RO(punt 52):
Dienaangaande zij opgemerkt dat (…) het Verenigd Koninkrijk (…) de bepalingen van artikel 3 EVRM heeft overgenomen in zijn nationale recht. De verdere deelname van die lidstaat aan dat verdrag is geenszins verbonden met zijn lidmaatschap van de Unie, zodat zijn besluit om zich terug te trekken uit de Unie geen invloed heeft op zijn verplichting om artikel 3 EVRM - waarmee artikel 4 van het Handvest overeenkomt - na te leven (…)”.
hierna: het IVBPR) van de Verenigde Naties.
hierna: het Handvest) en die overeenkomen met de artikelen 3 en 6 van het EVRM, niet zal waarborgen.
Where a life sentence (whether mandatory or discretionary) is imposed the sentencing judge determines what part of the sentence must be served in prison before the offender may be considered for release on licence: That period is referred to as the minimum term.
RO, waarin is geoordeeld:
Aan deze beoordeling wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie – bij gebreke van een akkoord tussen deze lidstaat en de Unie ter zake – geen prejudiciële vraag kan worden gesteld aan het Hof met betrekking tot de bovengenoemde rechten. Zoals uit het voorgaande punt blijkt, moet de overgeleverde persoon namelijk al deze rechten kunnen inroepen voor de rechterlijke instanties van die lidstaat. Daarnaast zij eraan herinnerd dat de rechterlijke instanties die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van het Europees aanhoudingsbevel, niet steeds hebben kunnen gebruikmaken van het mechanisme van de prejudiciële procedure voor het Hof. Met name heeft het Hof, zoals de advocaat-generaal in punt 76 van zijn conclusie heeft opgemerkt, pas op 1 december 2014 – dat wil zeggen vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon – volledige rechtsmacht verkregen om het kaderbesluit uit te leggen, terwijl dit besluit sinds 1 januari 2004 in de lidstaten moest worden toegepast.”
6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
SFheeft het Hof van Justitie als volgt geoordeeld:
1) Artikel 5, punt 3, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 3, ervan en met artikel 1, onder a), artikel 3, leden 3 en 4, en artikel 25 van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat, wanneer de tenuitvoerleggingsstaat de overlevering van de persoon tegen wie – als onderdaan of ingezetene van die lidstaat – met het oog op strafvervolging een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, afhankelijk heeft gesteld van de voorwaarde dat die persoon, na te zijn berecht, wordt teruggezonden naar de tenuitvoerleggingsstaat om daar de vrijheidsstraf of de tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel te ondergaan die haar eventueel wordt opgelegd in de beslissingsstaat, deze staat is gehouden tot deze terugzending zodra die veroordeling onherroepelijk is geworden, tenzij concrete redenen in verband met de eerbiediging van de rechten van de verdediging van de betrokkene of de goede rechtsbedeling het noodzakelijk maken dat zij in de beslissingsstaat blijft tot een definitieve beslissing is genomen in andere procedurele stappen in het kader van de strafprocedure betreffende het strafbare feit dat aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag ligt.
the Home Office, International Criminality Unitis op 27 augustus 2020 de volgende terugkeergarantie verstrekt:
In accordance with Article 5(3) of the Council Framework Decision on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States of 13 June 2002 (‘EAW FD’), you have requested that [opgeëiste persoon] ([geboortedag]/1987) be returned to the Netherlands to serve any custodial sentence which is imposed by a UK court in relation to the conduct for which his surrender to the UK from the Netherlands has been sought.
SFheeft geoordeeld. Kaderbesluit 2008/909/JBZ zal echter na 31 december 2020, en dus na een eventuele veroordeling, niet meer van kracht zijn tussen Nederland en het VK.
SF– de huidige toepassing van artikel 2:11, vijfde lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) niet zal aanpassen omdat het gerechtshof de nationale wet niet contra legem kan uitleggen, volstaat de huidige garantie niet.
SF. De vraag is echter of de uitleg die de Britse autoriteiten daaraan geven aansluit bij de uitleg van het Hof van Justitie.
SF. Het VK mag de teruglevering dan ook niet afhankelijk stellen van het afronden van deze procedures. Dat maakt dat de garantie - zoals deze nu voorligt - niet voldoet aan de vereisten. De overlevering moet daarom worden geweigerd.
1 januari 2021 de basis van de overleveringsdetentie onduidelijk is omdat het VK dan niet meer aan kaderbesluiten gebonden is, is het in ieders belang om pas na 31 december 2020 uitspraak te doen.
hierna: het VOGP) van toepassing.
RO(punt 58) moet worden beoordeeld of het VK een bepaling van nationaal recht kent die de essentiële inhoud van het recht op terugkeer waarborgt en die ook na het verstrijken van de overgangsperiode van kracht zal zijn. Naar de rechtbank ambtshalve bekend is, bevat de wetgeving van Engeland en Wales een recht op terugkeer voor personen die worden uitgeleverd door een niet-lidstaat van de EU (
Section 153C Extradition Act 2003). Er is verder niet gebleken van een tastbare aanwijzing dat het VK deze bepaling ten nadele van de opgeëiste personen zal wijzigen.
SFis geoordeeld door het Hof van Justitie, mag de duur van de in het VK opgelegde sanctie alleen worden aangepast onder de strikte voorwaarden van artikel 8, tweede lid, van Kaderbesluit 2008/909/JBZ. Dit houdt in dat een in het VK aan de opgeëiste persoon opgelegde en onherroepelijk geworden vrijheidsstraf na zijn terugkeer in Nederland op basis van voornoemd Kaderbesluit niet naar Nederlandse maatstaven mag worden omgezet.
hierna: de WOTS). Het VOGP biedt de mogelijkheid de straf naar Nederlandse maatstaven aan te passen. Aangezien kaderbesluit 2008/909/JBZ dan niet meer geldt voor het VK en het VOGP de mogelijkheid tot aanpassing van de straf biedt, kan niet worden gesteld dat de rechtspositie van de opgeëiste persoon daardoor na 31 december 2020 zal verslechteren.
Section 153C Extradition Act 2003de grondslag voor terugkeer van de opgeëiste persoon naar Nederland, in samenhang met het VOGP en de WOTS.
SFonder punt 61 – in het kader van de overweging dat het de rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat niet vrij staat om de teruglevering stelselmatig en automatisch uit te stellen totdat andere procedurele stappen definitief zijn afgerond – waar de raadsvrouw aan refereert, behoort naar het oordeel van de rechtbank niet tot de essentiële inhoud van het recht op terugkeer als bedoeld in het arrest
RO.
- de verdovende middelen waren voor de Britse markt bestemd en in het VK ingevoerd;
- de Britse autoriteiten hebben met het uitvaardigen van een EAB kenbaar gemaakt de vervolging in te willen stellen;
- medeverdachten worden vervolgd in het VK;
- bewijs bevindt zich in het VK;
- het onderzoek is aangevangen in het VK;
- het VK heeft desgevraagd een terugkeergarantie verstrekt.
8.Detentieomstandigheden Verenigd Koninkrijk
HM Prison & Probation Serviceis op 10 september 2020 het navolgende meegedeeld met betrekking tot de penitentiaire inrichting waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst na overlevering aan het VK:
The EAW for [opgeëiste persoon] was issued by Manchester Crown Court and it is likely that a trial would take place at a nearby Crown Court in the area of Greater Manchester. It is usual practice to make efforts to house suspects close to the location of their trial and it is therefore most likely that [opgeëiste persoon] would be held in HMP Forrest Bank. HMP Birmingham and Bedford are both outside this region of the United Kingdom and so the likelihood of [opgeëiste persoon] being located there is remote. However, this cannot be discounted entirely as if operational necessary or the behaviour of the individual necessitates transfer, there remains the possibility that an individual will be located outside the geographical region in which they are being tried.”
HMP Birminghamen
HMP Bedfordeen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling.
HMP Forrest Bankwordt geplaatst, maar dat dit onverlet laat dat door het VK niet is uitgesloten dat de opgeëiste persoon toch in
HMP Birminghamen
HMP Bedfordkan worden geplaatst, terwijl de detentieomstandigheden daar nog steeds dusdanig zijn dat van overlevering geen sprake kan zijn.
HMP Forrest Bankgeplaatst.
MLheeft geoordeeld [8] , is de uitvoerende rechterlijke autoriteit verplicht uitsluitend de detentieomstandigheden te onderzoeken in penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis.
HMP Forrest Bank.Plaatsing in
HMP Birminghamen
HMP Bedfordis in uitzonderlijke omstandigheden niet uitgesloten, maar onwaarschijnlijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling vanwege de detentieomstandigheden in
HMP Birminghamen
HMP Bedford.
HMP Forrest Bankte onderzoeken.
HMP Forrest Bankzijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld.
9.Slotsom
10.Toepasselijke wetsartikelen
11.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the District Judge John Temperley sitting at Manchester and Salford Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk).