ECLI:NL:RBAMS:2019:3321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
13/751102-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitstel van beslissing over de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel vanwege detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk

Op 7 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Britse autoriteiten. De rechtbank heeft de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uitgesteld en de beslistermijn voor onbepaalde tijd verlengd. Dit besluit is genomen naar aanleiding van zorgen over de detentieomstandigheden in de Britse gevangenissen HMP Birmingham, HMP Bedford en HMP Liverpool. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De zaak werd behandeld op openbare zittingen op 2 en 25 april 2019, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de grondslag van het EAB onderzocht. De Britse justitiële autoriteiten hebben aangegeven dat er verbeteringen zijn doorgevoerd in de gevangenissen, maar de rechtbank oordeelde dat de verstrekte informatie te algemeen was en niet voldoende om aan te nemen dat de detentieomstandigheden zijn verbeterd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon na overlevering niet in een van de genoemde gevangenissen zal worden geplaatst. Gezien het vluchtgevaar van de opgeëiste persoon, die geen binding met Nederland heeft, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uit te stellen. De rechtbank zal de opgeëiste persoon opnieuw oproepen voor een zitting op een nader te bepalen datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751102-19
RK nummer: 19/954
Datum uitspraak: 7 mei 2019
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 februari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 juli 2017 door
the District Judge (Magistrates Court) Sitting at Liverpool Magistrates Court(Verenigd Koninkrijk) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon 2]
geboren te [geboorteplaats 1] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 april 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen en door een tolk in de Engelse taal.
Het onderzoek ter zitting is op 2 april 2019 voor bepaalde tijd geschorst teneinde de antwoorden van de Britse justitiële autoriteiten af te wachten op de vragen die het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) heeft gesteld over in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon in het Verenigd Koninkrijk wordt gedetineerd na een eventuele overlevering.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 25 april 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon is wederom bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
2.
Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel, te weten een ‘
Warrant of Arrest in the first instance’, uitgevaardigd op 27 juli 2017, door
the Liverpool Magistrates.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar Brits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op de feiten naar Brits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5.
Detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
5.1
Inleiding
Bij tussenuitspraak van 29 maart 2019 [1] heeft de rechtbank geoordeeld dat het jaarverslag van ‘HM Chief Inspector of Prisons for England and Wales’, alsmede de onderliggende rapporten en dringende kennisgevingen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens betreffen als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake Aranyosi en Căldăraru van 5 april 2016 [2] . Op basis van deze documenten heeft de rechtbank vastgesteld dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichtingen HMP Birmingham, HMP Bedford en HMP Liverpool - in het bijzonder de geconstateerde beperkte individuele ruimte en onvoldoende compenserende omstandigheden in genoemde inrichtingen - een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). Dit was onder meer gebaseerd op ’The
Annual Reportfor 2017-18 by the chief inspector of prisons for England and Wales’ van 11 juli 2018 waarin the chief inspector “
some of the most disturbing prison conditions we have ever seen,” aantrof, alsmede “
conditions which have no place in an advanced nation in the 21st century.” Dit was onder meer reden om een zogenaamd ‘Urgent Notification protocol’ te starten, waarin ‘Her Majesty’s Chief Inspector of Prisons’ zich direct tot ‘the lord chancellor’ en ’the secretary of state for justice’ kan wenden als er een “
urgent and significant concern about the performance of a prison” is geconstateerd. Deze procedure is inmiddels op een aantal gevangenissen toegepast, waaronder Liverpool Prison, waar ’the parliamentary Justice Select Committee’ een onderzoek heeft ingesteld.
In de onderhavige overleveringszaak heeft het IRC op 1 april 2019 de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld:
“In a recent surrender case the Court in Amsterdam adjourned several proceedings in UK surrender cases because of the detention conditions in the prison facilities of HMP Birmingham, Bedford and Liverpool. This referring to the report of the HM Chief of Inspector of Prisons for England and Wales and bearing in mind the jurisprudence of the ECHR of 20 October 2016 (Application no. 7334/13). In order to avoid the adjournment in this particular case, I kindly request the issuing authority for a guarantee that Mr [opgeëiste persoon 2] , when surrendered to the UK, will not be placed in the prison in HMP Birmingham, Bedford or Liverpool.”
Bij brief van 24 april 2019 heeft ‘the Director General Prisons, HM Prison and Probation Service’ onder meer het volgende geantwoord:

(…) We do not accept that conditions anywhere in our prisons amount to inhuman or degrading treatment contrary to Article 3 ECHR. (…)
The independent scrutiny provided by HMCIP (rechtbank: HM Chief Inspector) reports is crucial for transparently identifying areas for operational improvement. Since the inspection of the three prisons above, progress has been made by HMPPS (rechtbank: HM Prison and Probation Service) in improving all three prisons, which I cover in more detail below. However, while these reports – and safety statistics for the prison estate in England and Wales more widely – indicate the operational issues, they are not a finding of a breach of Article 3.
Crowding:
(…) Crowding refers to a cell holding more prisoners than the number for which it was originally designed. Operational capacity refers to the number of prisoners each prison can safely hold (…) Prisons do not operate above their authorised operational capacity, which ensures that crowding levels do not compromise the provision of safe and decent accommodation and the operation of suitable regimes.
Prisoners held in crowded conditions do not lack sufficient space, (…). The prison’s regime, facilities and staffing will be structured to deliver at the operational capacity. (…)
Her Majesty’s Government (HMG) is taking steps to reduce crowding in prison. The average percentage of prisoners in crowded accommodation was 24.2% in 2017-18, slightly down from 24.5% in 2016-17. (…)
However, it does not follow that crowded capacity is unsafe or indecent. (…)
Safety:
(…)
In November 2016 we secured £100 million investment to increase staffing levels by an additional 2,500 prison officers by the end of December 2018. We met and exceeded this target 7 months early, with an additional 4,700 officers in post by the end of April 2018. These increased staffing levels are allowing us to run improved regimes across the prison estate. (…)
We are rolling out improved suicide and self-harm training for new and existing staff. (…)
Liverpool, Birmingham and Bedford
At Birmingham and Bedford following the issuing of the Urgent Notification by HMCIP the Justice Secretary responded formally and set out the initial action the MoJ and HMPPS would take to urgently address the concerns identified. The CEO of HMPPS wrote to HMCIP about the initial actions to be taken at Liverpool following its inspection, and there are comprehensive action plans in place for all three establishments, with national, regional and local oversight of progress. The action plan is subject to regular scrutiny internally and progress will form part of future assessments by HMCIP. (…)
A new Governor was appointed at each of the three prisons, each with a proven track record for improving prisons and delivering in difficult circumstances. Each Governor has been supported in delivering their action plan with additional staff, reduced operational capacity and increased facilities management and capital investment to improve living conditions.
In summary I believe the action taken by HMPPS at HMP Liverpool, HMP Birmingham and HMP Bedford ensures that should Mr [opgeëiste persoon 2] now be placed in any of them he would be held in acceptable conditions, which certainly do not constitute inhuman or degrading treatment. On that basis I am not prepared to guarantee that Mr Graney will not be held at any of these three sites on return to the UK. (…)
5.2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd, zakelijk weergegeven, dat de overlevering moet worden geweigerd.
De Britse justitiële autoriteiten stellen dat het best goed gaat in de Britse gevangenissen, maar de omstandigheden waarover in de rapporten wordt gesproken zijn nog hetzelfde als eerst ook al zijn er misschien meer medewerkers aangesteld. De situatie is nog steeds niet goed en de brief van 24 april 2019 geeft geen zekerheid dat de toestand thans anders is dan eerst. Evenmin wordt een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon niet in HMP Bedford, HMP Birmingham of HMP Liverpool zal worden geplaatst na overlevering.
5.3
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Er is 100 miljoen pond geïnvesteerd en er zijn nieuwe medewerkers aangenomen. Dit komt de veiligheid in de penitentiaire inrichtingen ten goede. Aan het probleem van de overbevolking wordt gewerkt. Er zijn concrete doelen gesteld en er gebeurt wat. De Britse justitiële autoriteiten stellen dat als de opgeëiste persoon in Liverpool wordt gedetineerd, er geen artikel 3 EVRM-schending zal plaatsvinden. Er kan op worden vertrouwd dat het Verenigd Koninkrijk niet uit de Raad van Europa stapt en zich dus aan het EVRM moet blijven houden. De opgeëiste persoon zal na overlevering aan het Verenigd Koninkrijk dan ook niet aan een mensenrechtenschending worden blootgesteld.
5.4
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de conclusie van de rechtbank dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichtingen HMP Birmingham, HMP Bedford en HMP Liverpool een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, moet de rechtbank vervolgens beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon het voornoemde gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie na overlevering aan het Verenigd Koninkrijk.
Uit de algemene informatie die de Britse justitiële autoriteiten hebben verstrekt blijkt dat er onder andere extra geld voor het gevangeniswezen is uitgetrokken, er meer gevangenispersoneel is aangesteld en het personeel extra opleidingen krijgt. ‘
Crowding’ (hierna: overbevolking) is licht afgenomen en er is aangevoerd dat overbevolking niet zonder meer betekent dat daarmee de ‘
operational capacity’ van een penitentiaire inrichting wordt overschreden en daarmee de detentieomstandigheden negatief wordt beïnvloed. Indien er van overbevolking sprake is betekent dat niet dat gedetineerden onvoldoende ruimte hebben of dat de situatie in de penitentiaire inrichting onveilig is.
Specifiek ten aanzien van HMP Bedford, HMP Birmingham en HMP Liverpool is meegedeeld dat ten aanzien van deze penitentiaire inrichtingen uitvoerige plannen zijn gemaakt en dat op de vooruitgang hiervan op meer niveaus toezicht zal worden gehouden. Verder zijn nieuwe gevangenisdirecteuren benoemd die ervaring hebben in het verbeteren van gevangenissen. De nieuwe directeuren beschikken over aanvullende ondersteuning op meer gebieden bij het verbeteren van de omstandigheden in de penitentiaire inrichtingen, onder andere op het gebied van personeel en financiën. Om die redenen zal de opgeëiste persoon niet aan een onmenselijke of vernederende behandeling worden blootgesteld als hij in HMP Bedford, HMP Birmingham en HMP Liverpool wordt geplaatst.
Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen is aangevoerd door de Britse justitiële autoriteiten te algemeen en onvoldoende om aan te nemen dat de detentieomstandigheden in voornoemde penitentiaire inrichtingen (sterk) zijn verbeterd. De verwachting dat de situatie nu snel zal verbeteren is in deze omstandigheden niet voldoende om aan te nemen dat het reële gevaar op een onmenselijke behandeling inmiddels daadwerkelijk is geweken. Het reeds geconstateerde reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in deze inrichtingen is daarmee niet weggenomen.
Verder hebben de Britse justitiële autoriteiten geen concrete gegevens verstrekt over de hoeveelheid individuele celruimte die de opgeëiste persoon na overlevering ter beschikking zal staan en de overige detentieomstandigheden.
Evenmin kan worden uitgesloten dat de opgeëiste persoon na overlevering gedetineerd wordt in één van de voornoemde inrichtingen, in het bijzonder in HMP Liverpool. Het EAB is immers uitgevaardigd door ‘the District Judge Sitting at Liverpool Magistrates Court’, aan het EAB ligt een nationaal arrestatiebevel van ‘the Liverpool Magistrates’ ten grondslag en verder zijn de feiten waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht (deels) in/vanuit Liverpool gepleegd. De kans is aanmerkelijk dat de opgeëiste persoon (gedurende enige tijd) in HMP Liverpool gedetineerd wordt.
Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in geval van overlevering aan het Verenigd Koninkrijk zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest.
Om die reden zal de rechtbank de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uitstellen, totdat zij aanvullende gegevens verkrijgt op grond waarvan zij het bestaan van een dergelijk gevaar kan uitsluiten [3] .
De termijnen als bedoeld in artikel 22 OLW
De rechtbank zal de beslistermijn voor onbepaalde tijd verlengen en verwijst in dat verband naar de beslissing van het Gerechtshof Amsterdam van 5 maart 2019 [4] .
Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van een zeer groot vluchtgevaar dat niet door het opleggen van passende maatregelen tot aanvaardbare proporties kan worden teruggebracht.
De opgeëiste persoon heeft geen enkele binding met Nederland. Hij heeft een appartement in Spanje, waar hij ook woont. Voorts wordt hij in het Verenigd Koninkrijk verdacht van het in georganiseerd verband handelen in verdovende middelen, in het bijzonder grote hoeveelheden cocaïne en diamorphine (heroïne). Daarnaast heeft de opgeëiste persoon tegenover de officier van justitie verklaard dat hij geen werk heeft en er loopt op dit moment ook in Nederland een strafvervolging wegens verdenking van het bezit van harddrugs en witwassen tegen hem.
De rechtbank komt tot de volgende beslissingen.

6.Beslissingen

HEROPENThet onderzoek ter zitting;
STELT UITde beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB;
VERLENGTde beslistermijn voor onbepaalde tijd;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Engelse taal tegen de nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2019.
De jongste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.ECLI:EU:C:2016:198, r.o. 88 en 89
3.Aranyosi en Câldâraru, r.o. 98