In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Burgemeester en Wethouders van Ouder-Amstel over de terugvordering van bijstand. Eiseres ontving vanaf 19 juli 2016 een uitkering op grond van de Participatiewet. Met een besluit van 3 juli 2017 heeft verweerder de uitkering van eiseres met ingang van 1 oktober 2016 ingetrokken, omdat eiseres inkomsten had die zij niet had gemeld, waardoor zij de inlichtingenplicht had geschonden. Eiseres heeft tegen dit intrekkingsbesluit geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit in rechte vaststaat.
Verweerder heeft vervolgens met een besluit van 24 augustus 2017 een bedrag van € 3.736,62 bruto aan teveel verleende bijstand over de periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2016 teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de gronden die betrekking hebben op de intrekking van de uitkering niet meer ter beoordeling kunnen staan in de procedure tegen de terugvordering, aangezien eiseres geen rechtsmiddelen heeft ingesteld tegen het intrekkingsbesluit.
De rechtbank overweegt dat de bezwaren van eiseres tegen de intrekking van de uitkering niet meegenomen kunnen worden in de beoordeling van het invorderingsbesluit. Eiseres heeft niet bestreden dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de intrekking en de rechtbank acht het niet aannemelijk dat eiseres het intrekkingsbesluit nooit heeft ontvangen. De rechtbank concludeert dat het besluit van 3 juli 2017 in rechte vaststaat en dat eiseres geen zelfstandige gronden heeft aangevoerd tegen de terugvordering. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.