Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Sąd Okręgowy in Kielcevan 4 juli 2016,
changed by the judgment issued by the appeal court: Sąd Apelacyjny in Krakówvan 24 april 2019. Als kenmerk is vermeld: III K 109/10.
the Supreme Court, betekent niet dat sprake is van een onherroepelijk vonnis.
the merits of the case– aanwezig is geweest. Daarnaast vermeldt de brief van 13 februari 2020 dat op alle 17 behandelingen de advocaat van de opgeëiste persoon aanwezig is geweest. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De stelling van de opgeëiste persoon dat zijn advocaat niet altijd de juiste kwaliteit van rechtsbijstand zou hebben verleend, doet daar niet aan af. Hoewel de toets van artikel 12 OLW niet ziet op de zitting waarbij enkel uitspraak wordt gedaan (zonder inhoudelijke behandeling) wijst de rechtbank nog op haar uitspraak van 28 mei 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4868) waarbij is overwogen dat een door een opgeëiste persoon verleende machtiging aan zijn advocaat om hem ter zitting te vertegenwoordigen zich in beginsel ook uitstrekt over eventuele plaatsvervangers of waarnemers van die advocaat.
4.Strafbaarheid
Oberlandesgericht Karlsruhebij uitspraak van 17 februari 2020 in een Poolse overleveringszaak met zaaknummer Ausl 301 AR 156/19 heeft beslist dat het in die zaak gegeven bevel tot overleveringsdetentie moet worden ingetrokken aangezien het op dit moment zeer waarschijnlijk is dat de overlevering van de verdachte aan Polen met het oog op strafrechtelijke vervolging ontoelaatbaar zal zijn wegens schending van het recht op een eerlijk proces. In die zaak zijn nadere vragen gesteld aan de uitvaardigende Poolse autoriteit en aan het Poolse Ministerie van Justitie. Deze uitspraak was ten tijde van de behandeling van 10 maart 2020 nog niet in Nederlandse vertaling beschikbaar voor partijen. De rechtbank heeft de uitspraak laten vertalen en een afschrift hiervan wordt als bijlage aan deze tussenuitspraak gehecht.
interim measurebinnen de bij het Hof aanhangige inbreukprocedure (zaak C-791/19) van de Europese Commissie tegen Polen. Deze
interim measureis verzocht om het functioneren van
the disciplinary chambervan het Poolse Hooggerechtshof op te schorten. De rechtbank verwacht dat hierop binnen afzienbare tijd zal worden beslist, hoewel het Hof hiervoor geen datum heeft bepaald.
disciplinary chamber) van het Poolse Hooggerechtshof niet voldoet aan die vereisten. Tegen deze beslissing heeft de Poolse regering beroep ingesteld bij het Poolse Grondwettelijke Hof. De rechtbank acht het van belang in dit verband te wijzen op de
Joint Urgent Opinion of the Venice Commission and the Directorate General of Human Rights and Rule of Law (DGI) of the European Council of Europe on amendments to the Law on the Common Courts, the Law on the Supreme Court and some other lawsvan 16 januari 2020. In dit rapport overweegt
the Venice Commissionin punt 60 het volgende: