3.3Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend de gedragingen, zoals onder de gedachtestreepjes in de tenlastelegging genoemd, te hebben gepleegd.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging (stalking) als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is van belang of sprake is van een
stelselmatige inbreukop iemands persoonlijke levenssfeer. Met stelselmatigheid wordt bedoeld een herhaling van gedragingen, zoals iemand herhaaldelijk lastig vallen. Dat lastig vallen kan op verschillende manieren worden gedaan, zoals het uiten van bedreigingen, het telefonisch of schriftelijk ongewenst benaderen of het voor de woning posten. Het kan gaan om een herhaling van gedragingen, of verschillende gedragingen die samen gezien het stelselmatige karakter bevatten.
Het hoeft niet vast te staan dat het opzet van verdachte ook gericht is geweest op de wederrechtelijkheid en stelselmatigheid van zijn gedragingen (Kamerstukken II 1997-1998, 25 768, nr. 5, p. 14-15) (zie ook HR 20 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2138). Het is voldoende dat verdachte opzet heeft gehad op zijn gedragingen en het maakt daarbij dus niet uit dat verdachte niet wist dat wat hij deed strafbaar is. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat voor een bewezenverklaring van belaging niet is vereist dat het slachtoffer zich van alle belagingshandelingen direct bewust is geweest, zolang het slachtoffer daarna wel van een van die handelingen op de hoogte is geraakt (zie HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). Verder geldt dat ook berichten die zijn gestuurd naar de werkplek van het slachtoffer en het zakelijk optreden van het slachtoffer betreffen, als belaging kunnen worden aangemerkt (zie HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8642). Dat gedragingen zich op de openbare weg hebben afgespeeld, maakt niet dat die gedragingen niet als belaging kunnen worden gezien (zie HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:A05710). Het maakt daarnaast niet uit of aan verdachte duidelijk is gemaakt dat contact niet als wenselijk wordt gezien (zie HR 2 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1447). Om te bepalen of de gedragingen vallen onder belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Verdachte heeft in de periode van 14 maart 2018 tot en met 25 september 2018, nadat hem per brief van 13 maart 2018 was meegedeeld geen contact meer te zoeken met medewerkers van Ajax, meerdere berichten gestuurd. Deze berichten waren van zeer indringende aard. Zo stuurde hij onder andere de tekst:
“ [slachtoffer 4] de kuil die Ajax voor mij heeft gegraven gaat de directie samen met jou in liggen, jij, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn veel te ver gegaan! Mark my words, na 12 maanden vernederen ga ik jou live live live laten zien wie jullie denken kapot te maken. Ik heb al eens vier jaar opgesloten gezeten en als het moet dan doe ik dit zo weer. Speelkwartier is voorbij [slachtoffer 4] ”en
“Wat nou als ik terug zou doen bij jouw kinderen wat jij bij mijn stiefzoon hebt gedaan. Ik kan veel hebben, heb drie jaar opgesloten gezeten, op straat geslapen. Mij krijg je niet snel klein”en
“Het leven heeft mij geleerd dat iedereen die een ander wat aan flikt het terug komt. En hoe jullie aan mijn stiefzoon zijn gekomen zal je zien dat er met jullie ( [naam 3] [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] ) kinderen wat gaat gebeuren”en
“Denk dat het wel welletjes is [slachtoffer 4] . Na een jaar lang door jou genegeerd te worden, vernederd te worden tegengewerkt te worden is het klaar, jij weet heel goed waar de waarheid ligt, geld heeft mij nooit geboeid en dat weet je zelf ook. Je wilt me gek maken dan ga je mij krijgen ook.”Op 21 april 2018 heeft verdachte een bericht gestuurd naar [slachtoffer 4] met een foto van de dochter van [slachtoffer 4] . Ook heeft verdachte op 21 april 2018 voor de woning van [slachtoffer 3] in [woonplaats] gestaan en heeft hij een foto van het toegangshek en de woning naar [slachtoffer 4] gestuurd. Op 22 april 2018 heeft verdachte tweemaal visitekaartjes onder de ruitenwisser van de auto van [slachtoffer 4] gedaan.
Na een gesprek op 26 april 2018 tussen verdachte, [naam 1] , manager Veiligheid bij Ajax en [naam 2] , extern veiligheidsadviseur, is het een tijdje relatief rustig, maar vanaf augustus 2018 worden door verdachte meerdere berichten per week gestuurd naar de e-mailadressen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . De aanleiding hiertoe bestond erin dat verdachte op 30 juli 2018 een bericht had ontvangen van [naam 2] waarin stond dat als verdachte een brief wilde sturen naar [slachtoffer 3] , hij dat toch echt zelf zou moeten doen. Dit bood verdachte, naar eigen zeggen de legitimatie om weer contact op te nemen met aangevers. Ook deze berichten waren van zeer indringende aard. Zo stuurde verdachte onder andere de teksten:
“Zoals ze mij in de jeugdgevangenis hebben geleerd, wie niet horen wilt moet maar voelen!”en
“Natuurlijk ga ik [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opzoeken gezien zij weigeren het netjes op te lossen. Ze hebben de verkeerde persoon lopen opfucken. Rechts of linksom ik kom [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] vroeg of laat ergens tegen en dan kijken of ze ook zo stoer zijn.”Ook heeft verdachte op 26 augustus 2018 twee berichten naar [slachtoffer 3] gestuurd met de tekst: (om 7.18 uur) “
Ik rij nu naar je toe zodat we het eens en voor altijd oplossen met elkaar. Kan je mij mooi uitleggen waarom je mij zo behandeld hebt en hoe jij denkt wat de oplossing in deze is. Tot zo!En (om 8.17 uur):
“Ik ben er, kom je naar buiten. Lopen we een rondje. Ik wil je gezin niet wakker maken door aan te bellen.”
Uit de gedragingen en de verklaringen van verdachte blijkt dat hij wilde dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] contact met hem zouden opnemen en dat zij een verklaring zouden geven voor de donatie die in het kader van een schikking aan zijn Stichting was gedaan, zodat verdachte zijn inkomsten bij de uitkeringsinstanties kon verklaren. Uit de aangiftes blijkt dat verdachte door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Gelet op de indringendheid van de gedragingen, de frequentie waarmee verdachte via meerdere wegen contact heeft gezocht, de intensiteit van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van belaging in de zin van het eerste lid van artikel 285b Sr. Het contact was veelal eenzijdig en kwam vanaf de kant van verdachte. Verdachte wist dat zijn gedragingen en dan met name zijn bedreigende berichten impact zouden hebben. Bovendien was verdachte er sinds 13 maart 2018 ook van op de hoogte dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] geen contact met hem wilden. Op die datum is hem namelijk een brief door Ajax gestuurd met het dringende verzoek geen contact meer op te nemen met medewerkers van Ajax. Op 29 maart 2018 is dit verzoek herhaald per e-mailbericht aan verdachte en ook is in een persoonlijk gesprek eind april 2018 gezegd dat verdachte alleen via [naam 2] mocht communiceren. Desondanks heeft hij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in de periode van 14 maart 2018 tot en met 25 september 2018 op zeer indringende wijze lastig gevallen met de bedoeling om tegen hun uitdrukkelijke wens in contact met hen te komen en hen angst aan te jagen. Dat het e-mailverkeer daarbij grotendeels naar de zakelijke e-mailadressen is gegaan is, zoals hiervoor al is overwogen, niet van belang. Ook de omstandigheid dat de berichten door de ICT afdeling van Ajax werden geblokkeerd, is niet relevant, omdat de aangevers daarna wel van die berichten op de hoogte zijn geraakt. Verdachte stond bij de woning van [slachtoffer 3] nog op de openbare weg maar ook dat is, zoals hiervoor al uiteengezet, niet van belang bij de vraag of er sprake is van belaging. Dat verdachte op 30 juli 2018 door een bericht van [naam 2] dacht toestemming te hebben gekregen om weer direct contact met aangevers op te nemen, maakt niet dat het hem was toegestaan die personen weer stelselmatig lastig te vallen zoals hij heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen die zich voorafgaand aan 14 maart 2018 hebben voorgedaan, niet kunnen worden gezien als belaging. Verdachte heeft zich in die periode wellicht vervelend gedragen, maar dit maakt nog niet dat gesproken kan worden van belaging in de zin van artikel 285b Sr. Uit het procesdossier volgen wat die periode betreft geen concrete gedragingen die aan te merken zijn als belaging. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij voor de periode van 26 oktober 2017 tot 14 maart 2018. Daarnaast spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onderdeel dat ziet op het overtreden van het locatieverbod. Uit het procesdossier is gebleken dat het locatieverbod aan verdachte bekend is gemaakt op 13 maart 2018. Verdachte heeft zich vervolgens aan dit locatieverbod gehouden.