Op 5 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Szekszárd District Court in Hongarije. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 4 december 2018 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn Hongaarse nationaliteit bevestigd. Tijdens de zitting op 22 januari 2019 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en werd de zaak uitvoerig besproken.
De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor een zorgvuldige beslissing. De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de tenlastelegging, maar de rechtbank oordeelt dat dit verweer niet kan leiden tot weigering van de overlevering. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld en vastgesteld dat er geen reëel gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling, waardoor artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet in de weg staat aan de overlevering.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, waaronder de vermeende discriminatie van de Roma-bevolking en de zorgen over de mensenrechtensituatie in Hongarije, verworpen. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in Hongarije.