ECLI:NL:RBAMS:2017:7304

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
13/751636-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 5 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in Irak in 1984, na zijn overlevering zal worden geplaatst in een van de gevangenissen in Hongarije, namelijk in Szombathely of Tiszalök. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er voor deze instellingen geen bewijzen zijn dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals vereist door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016 (ECLI:EU:C:2016:198).

De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hongaarse autoriteiten en dat betrekking heeft op een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Britse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 21 september 2017 was de officier van justitie aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, die een tolk in de Koerdische taal had ingeschakeld.

De rechtbank heeft de vordering tot overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft echter opgemerkt dat voor andere detentie-instellingen in Hongarije, zoals in Szeged, niet kan worden gegarandeerd dat er geen schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zal plaatsvinden. Dit verbod op onmenselijke of vernederende behandeling is absoluut, en de rechtbank moet hiermee rekening houden, ook als de opgeëiste persoon afstand doet van de door de Hongaarse autoriteiten verstrekte garanties.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751636-17
RK-nummer: 17/4584
Datum uitspraak: 5 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 juli 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juli 2016 (ontvangen op 17 juli 2017) door de
Unit of Investigative Judges, Szeged District Court(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedatum] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring te [HvB],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 september 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. D.W.H. Wolters, advocaat te Eindhoven, en door een tolk in de Koerdische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel no 466/2015, uitgevaardigd door het
Csongrád County Police stationvan 25 maart 2016 en goedgekeurd op
4 juli 2016 door de
Szeged District Prosecutor’s Office(no 1.B.5023/2015).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek wegens het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Hongarije strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW.
In het EAB heeft de uitvaardigende autoriteit het feit aangeduid als vallend onder nummers 3 en 13, te weten
Mensenhandelen
Hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.Uit de bij brief van 10 augustus 2017 verstrekte nadere informatie blijkt echter dat thans in verband met een wetswijziging de uitvaardigende autoriteit van oordeel is dat het feit niet valt onder het lijstfeit mensenhandel.De rechtbank begrijpt derhalve dat het EAB thans uitsluitend nog betrekking heeft op het feit dat op de hiervoor genoemde lijst valt onder nummer 13, te weten:
- Hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6. Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: detentieomstandigheden in Hongarije

De raadsman heeft gesteld dat hij kennis heeft genomen van de Hongaarse garantie met betrekking tot de plaatsing van de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen Szombathely of Tiszalök. De opgeëiste persoon wenst echter geen aanspraak te willen maken op deze garantie omdat hij uitdrukkelijk geplaatst wenst te worden in een detentie-instelling in Szeged. Dit is de plaats waar de feiten zouden hebben plaatsgevonden en in deze plaats bevindt zich de advocaat van de opgeëiste persoon die hem in de strafrechtelijke procedure zal bijstaan. De gevangenissen in Szombathely of Tiszalök bevinden zich op 300 en 380 kilometer van Szeged af waardoor de opgeëiste persoon vreest dat hij zijn verdedigingsrechten niet effectief kan uitoefenen.
In de brief van het
Ministry of Justice of Hungaryvan 15 augustus 2017 is met betrekking tot de detentieomstandigheden het volgende gegarandeerd:
The Ministry of Justice of Hungary — acting as Central Authority — (…) has the honour to inform you that the National Headquarter of the Penitentiary provided with assurance that after the surrender, [opgeëiste persoon] will be held either at the Penitentiary Institute of Szombathe1y or Tiszalök, where the detention conditions are CPT compliant.
This assurance is recorded in his personal file, consequently, all penitentiary institutes will be aware of the assurance. The named person will have the right to file a complaint in connection with detention conditions.
As of 1 January 2015, Hungary has signed, ratified and implemented the Optional Protocol to the UN Convention against Torture (OPCAT) and has set up the General Ombudsman as it’s National Preventative Mechanism. Accordingly, the General Ombudsman will monitor compliance with this assurance.
Op grond van deze brief staat vast dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije zal worden geplaatst hetzij in de gevangenis in Szombathely, hetzij in de gevangenis in Tiszalök.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat er voor
deze twee instellingengeen bewijzen zijn als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016 (ECLI:EU:C:2016:198), dat personen die in die instellingen gedetineerd zijn, onmenselijk of vernederend worden behandeld (zie o.a.: ECLI:NL:RBAMS:2016:4966, ECLI:NL:RBAMS:2017:6707 en laatstelijk bij uitspraak van 19 september 2017 (nog niet gepubliceerd).
Artikel 4 Handvest staat met betrekking tot deze twee instellingen dan ook niet in de weg aan (het nemen van een beslissing over) de overlevering.
Voor de overige instellingen in Hongarije, zoals een instelling in Szeged, kan de rechtbank hiervoor niet instaan en zou er – afhankelijk van nadere informatie - ook voor de opgeëiste persoon in geval van overlevering een individueel reëel gevaar op schending van artikel 4 Handvest kunnen bestaan. Het verbod om iemand aan een onmenselijke of vernederende behandeling te onderwerpen is absoluut. De rechtbank moet met dat verbod rekening houden, ook als de opgeëiste persoon daarop geen beroep wil doen en uitdrukkelijk afstand wenst te doen van de door de Hongaarse autoriteiten verstrekte garantie.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, en 7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Unit of Investigative Judges, Szeged District Court(Hongarije) ten behoeve van het in Hongarije tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]