Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift
3.Niet-ontvankelijk
4.De beslissing
niet-ontvankelijk.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 januari 2019 uitspraak gedaan over een klaagschrift dat was ingediend door klager, die betrokken was bij een strafzaak. Het klaagschrift was gericht tegen het conservatoire beslag dat was gelegd op een Volkswagen Polo en geldbedragen, die in beslag waren genomen in het kader van een ramkraak en diefstal. Klager stelde dat er geen zicht was op een einde van de strafzaak en dat het beslag niet kon voortduren zonder dat er een benadeelde partij was. De rechtbank heeft de procesgang uiteengezet, waarbij het klaagschrift op 25 september 2018 was ontvangen en het Openbaar Ministerie op 8 oktober 2018 zijn standpunt had kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare raadkamer op 17 januari 2019 zijn klager, zijn raadsvrouw en de officier van justitie gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die een hernieuwde beoordeling van het klaagschrift rechtvaardigen. De rechtbank heeft eerder, op 13 februari 2018, een vergelijkbaar klaagschrift ongegrond verklaard. Klager werd verdacht van betrokkenheid bij een ramkraak en de rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich niet verzet tegen opheffing van het beslag. De rechtbank concludeerde dat klager niet-ontvankelijk was in zijn klaagschrift, omdat er geen nieuwe feiten waren die een andere beoordeling rechtvaardigden. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter W.M.C. van den Berg, in aanwezigheid van griffier M. Cordia.