ECLI:NL:HR:2007:BA2161

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01353/06 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen niet-ontvankelijkverklaring van beklag inzake teruggave van honden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht van 5 januari 2006. De klaagster had een beklag ingediend met het verzoek om teruggave van honden die in een eerdere beschikking waren behandeld. De Rechtbank had de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. De klaagster stelde dat de afstandsverklaring van de honden niet rechtsgeldig was en dat zij onder druk was gezet. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank geen blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en dat de beschikking toereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad bevestigde dat het cassatieberoep was ingesteld tegen een beschikking die nog niet onherroepelijk was, en dat de klaagster niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar beklag. De conclusie van de Advocaat-Generaal Vellinga, die primair tot niet-ontvankelijkverklaring en subsidiair tot verwerping van het beroep had geconcludeerd, werd gevolgd. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de Rechtbank.

Uitspraak

4 september 2007
Strafkamer
nr. 01353/06 B
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht van 5 januari 2006, nummer, RK 05/1043 op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft niet-ontvankelijk verklaard het door klaagster ingediende beklag strekkende tot teruggave aan haar van de in bovenvermelde beschikking omschreven honden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd primair tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beroep en subsidiair tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt over de niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in haar beklag.
3.2. De bestreden beschikking van de Rechtbank van 5 januari 2006 houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"Op 1 september 2005 is er een beslissing gegeven over de ontvankelijkheid van klaagster. De raadkamer stelt vast dat de raadkamer destijds beschikte over dezelfde stukken als die zich nu in het dossier bevinden. Uit de beschikking en het proces-verbaal van de zitting blijkt dat destijds is aangevoerd dat de afstandsverklaring niet rechtsgeldig is gedaan of in ieder geval klaagster hieraan niet gehouden kon worden omdat klaagster en beslagene onder druk waren gezet en/of onjuist zijn voorgelicht. Uit deze stukken is voorts op te maken dat in de beoordeling is betrokken dat klaagster en beslagene voor een moeilijke keuze stonden en dat de beslissing om afstand van de honden te doen emotioneel was.
In deze procedure wordt hetzelfde onderwerp ter discussie gesteld, zij het met andere bewoordingen en een deels andere onderbouwing.
Hiermee is echter geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden die tot een nieuwe beslissing in deze zaak nopen. Een en ander zou neerkomen op een "intern beroep" tegen de beschikking van 1 september 2005, hetgeen strijdig is met het gesloten systeem van rechtsmiddelen dat gegeven is in het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 21/10/97, NJ 1998/172).
Bovendien is in dit geval cassatieberoep ingesteld, zodat de beschikking van 1 september 2005 nog niet onherroepelijk is. Het is aan de cassatierechter om een oordeel uit te spreken over het geschil. Klaagster dient dan ook niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar beklag."
3.3. Door aldus te overwegen heeft de Rechtbank geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en heeft zij haar beschikking toereikend gemotiveerd (vgl. HR 21 oktober 1997, LJN ZD0838, NJ 1998, 172).
3.4. Het middel faalt derhalve.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2007.