ECLI:NL:RBAMS:2018:4611

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
13/751439-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Litouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van één jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd voor diefstal met geweld. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Litouwen onderzocht. De verdediging voerde aan dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in Litouwen, en vroeg om weigering van de overlevering. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen objectieve, betrouwbare en actuele gegevens zijn die een reëel gevaar voor dergelijke behandeling aantonen. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter, mr. C. Klomp, de uitspraak heeft gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.T.P. van Munster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751439-17
RK nummer: 18/2572
Datum uitspraak: 26 juni 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 april 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 februari 2017 door
the Vilnius County Court(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] (Litouwen),
wonende op het adres [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. B.J. Polman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the District Court of Trakai Regionvan 15 januari 2016.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken

5.Detentieomstandigheden in Litouwen

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Litouwen zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest).
De raadsman heeft verwezen naar:
  • een uitspraak van
  • een uitspraak van 15 mei 2018 van
  • rapporten van
  • een rapport van
  • een uitspraak van het
  • een uitspraak van
  • een uitspraak van
  • verschillende uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), te weten EHRM 28 februari 2012, nr. 30779/05 (Melnitis/Letland), EHRM 18 december 2012, nr. 8543/04 (Čuprakovs/Letland) en EHRM 8 december 2015, Mironovas and others/Letland (de rechtbank begrijpt: Litouwen).
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot weigering van de overlevering vanwege de reële kans dat de mensenrechten van de opgeëiste persoon in Litouwen geschonden zullen worden na overlevering; subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de behandeling van het EAB, teneinde nadere informatie in te winnen over de gevangenis waar de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst.
5.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft erop gewezen dat in de genoemde rapporten van het CPT blijkt van een minimum aan persoonlijke leefruimte van meer dan 3 vierkante meter. Bovendien is de lijn van de rechtbank Amsterdam duidelijk, zoals blijkt uit recente uitspraken van onder andere 25 januari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:393) en 31 mei 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:3883). Deze laatste uitspraak is van ná de door de raadsman aangehaalde uitspraken uit Malta en het Verenigd Koninkrijk. Bovendien moet de rechtbank een eigen oordeel maken en niet automatisch volgen wat in andere lidstaten wordt beslist, aldus de officier van justitie.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het rapport van het CPT van 4 juni 2014, de uitspraak Mironovas/Litouwen van het EHRM en de uitspraken van de Engelse overleveringsrechter uit 2013 en 2014 (
Lithuania v Campbellen
Aleksynas & Ors v Minister of Justice, Republic of Lithuania & Anor)verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 14 maart 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:1694), waarin reeds is geoordeeld dat de gegevens die hieruit volgen weliswaar verontrustend zijn, maar niet van recente aard en dus niet ‘naar behoren bijgewerkt’, zoals bedoeld in het arrest Aranyosi en Căldăraru [1] . De rechtbank merkt hierbij op dat de meest zorgelijke gegevens uit voornoemd rapport en voornoemde beslissingen zien op de omstandigheden in Litouwse
remand prisons [2] .Ook de door de raadsman aangehaalde recente uitspraken van
the Constitutional Court of Maltavan 18 juli 2017 en
the High Court of England and Walesvan 15 mei 2018 zien op
remand prisonsen dus op
pre-trial detention, zodat deze gegevens (reeds daarom) voor onderhavig EAB – dat strekt tot tenuitvoerlegging van een reeds opgelegde straf – niet relevant zijn.
Ten aanzien van het rapport van het CPT van 1 februari 2018 verwijst de rechtbank naar haar uitspraken van 8 februari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:655) en 31 mei 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:3883, ter publicatie aangeboden) waarin reeds is geoordeeld dat dit rapport en het antwoord daarop van de Litouwse regering, in onderling verband gelezen, geen aanleiding geven tot het aannemen van een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Litouwse gevangenissen.
De door de raadsman genoemde uitspraak van het
Hanseatisches Oberlandesgerichtvan 3 augustus 2016 ziet op detentieomstandigheden in Letland. Datzelfde geldt voor de door de raadsman genoemde uitspraken van het EHRM uit 2012, Melnitis/Letland en Čuprakovs/Letland.
Het door de raadsman genoemde rapport van
the European Prison Observatoryvan juli 2015 is bij de rechtbank niet bekend; ambtshalve is de rechtbank wel bekend met een rapportage van
the European Prison Observatoryvan september 2013 met betrekking tot Letland.
Naast de reeds genoemde gegevens beschikt de rechtbank ambtshalve niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in Litouwen waaruit een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Litouwse gevangenissen volgt. De rechtbank verwerpt daarom het primaire verweer en wijst het subsidiaire verzoek af.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Vilnius County Courtten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2018.
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198.
2.Het Engelse