Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Litouwen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1974 in Afghanistan, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld, die was ingediend door de officier van justitie op 13 november 2017. Tijdens de openbare zitting op 11 januari 2018 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van drie strafbare feiten volgens het recht van Litouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW), waardoor onderzoek naar dubbele strafbaarheid niet nodig is.
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon in Litouwen ernstig is mishandeld en dat zijn medische toestand zorgwekkend is. De rechtbank heeft echter, verwijzend naar een eerdere uitspraak, geoordeeld dat er geen reëel gevaar bestaat voor een onmenselijke behandeling in Litouwse gevangenissen. De rechtbank heeft de vordering tot aanhouding van de zaak afgewezen en geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de beslissing over de feitelijke overlevering aan de officier van justitie is gelaten.