ECLI:NL:RBAMS:2018:393

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
13/752037-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot medische detentieomstandigheden

Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Litouwen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1974 in Afghanistan, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld, die was ingediend door de officier van justitie op 13 november 2017. Tijdens de openbare zitting op 11 januari 2018 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van drie strafbare feiten volgens het recht van Litouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW), waardoor onderzoek naar dubbele strafbaarheid niet nodig is.

De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon in Litouwen ernstig is mishandeld en dat zijn medische toestand zorgwekkend is. De rechtbank heeft echter, verwijzend naar een eerdere uitspraak, geoordeeld dat er geen reëel gevaar bestaat voor een onmenselijke behandeling in Litouwse gevangenissen. De rechtbank heeft de vordering tot aanhouding van de zaak afgewezen en geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de beslissing over de feitelijke overlevering aan de officier van justitie is gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752037-17
RK-nummer: 17/7342
Datum uitspraak:25 januari 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 november 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 oktober 2012 door het
Prosecutors General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] (Afghanistan),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 januari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.U.J.M. den Blanken, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de taal Dari (Afghaanse variant).
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Afghaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel (
ruling on imposing coercive measure arrest) van 9 augustus 2012 uitgevaardigd door het Vilnius District Court No. 2 (dossiernummer [dossiernummer] ).
De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek wegens het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Litouwen drie strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 13, te weten:
Hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf .
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Overig

De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon in 2009 in Litouwen ernstig is mishandeld door de politie. De opgeëiste persoon heeft daardoor nog steeds medische klachten en hij is bovendien hartpatiënt. De medische detentieomstandigheden in Litouwen zijn zorgelijk, ook volgens het CPT. Om de medische situatie nader te kunnen onderbouwen, waaronder het laten vertalen van buitenlandse medische stukken, heeft de raadsman om aanhouding van de zaak verzocht. Voor het overige heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen aanhouding en verwezen naar artikel 35 van de OLW.
De rechtbank heeft na beraad in raadkamer het verzoek om aanhouding ter zitting afgewezen. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 14 maart 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:1694) is niet gebleken van omstandigheden waaruit een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Litouwse gevangenissen volgt. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling of er voor de opgeëiste persoon een dergelijk reëel gevaar bestaat.
De officier van justitie kan op grond van artikel 35, derde lid, van de OLW - onverminderd de mogelijkheid voor de opgeëiste persoon om tegen de feitelijke overlevering in kort geding op te komen - de overlevering bij wijze van uitzondering achterwege kan laten zolang er ernstige humanitaire redenen zijn die aan de feitelijke overlevering in de weg staan.
De medische gesteldheid van de opgeëiste persoon kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering, maar kan een rol spelen bij de afweging of feitelijke overlevering (tijdelijk) achterwege zou moeten blijven.
Als de rechtbank de overlevering toestaat, dan is het aan de officier van justitie om te beoordelen of de medische gesteldheid op grond van artikel 35, derde lid, van de OLW tot uitstel van de feitelijke overlevering zou moeten leiden. De beslissing over de feitelijke overlevering raakt de rechtbank dus niet in haar beoordeling over de toelaatbaarheid van de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Prosecutors General’s Office of the Republic of Lithuaniavoor het in Litouwen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2018 .
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.