ECLI:NL:RBAMS:2018:3883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
13/751199-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Litouwen in het kader van strafrechtelijk onderzoek

Op 31 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 19 maart 2018, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 12 februari 2018 door het Openbaar Ministerie van Litouwen was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1991 in Litouwen, verblijft in Nederland en is momenteel gedetineerd. Tijdens de openbare zitting op 17 mei 2018 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn raadsman, mr. B.J.H. Sijbon, voerde verweer tegen de overlevering, stellende dat deze zou leiden tot schending van zijn grondrechten door de detentieomstandigheden in Litouwen.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Litouwen beoordeeld aan de hand van rapporten van het CPT en eerdere uitspraken van het EHRM. De verdediging verwees naar zorgen over geweld en slechte juridische bijstand in Litouwse gevangenissen. Het Openbaar Ministerie betoogde echter dat er verbeteringen zijn doorgevoerd en dat gebrek aan persoonlijke ruimte op zich geen onmenselijke behandeling vormt. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in Litouwse gevangenissen is, en verwierp het verweer van de verdediging.

De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De overlevering werd derhalve toegestaan, en de rechtbank heeft de beslissing op 31 mei 2018 openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751199-18
RK-nummer: 18/1860
Datum uitspraak: 31 mei 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 februari 2018 door the Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania te Vilnius (Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1991,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen,
verblijfadres in Nederland: [verblijfadres] ,
thans gedetineerd in [detentie adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 mei 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. B.J.H. Sijbon, advocaat te Almere, en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
  • een aanhoudingsbevel van 13 december 2017 van Šiauliai District Court (Litouwen), referentie: No. 05-2-00220-17;
  • een aanhoudingsbevel van 17 november 2017 van Rokiškis District Court (Litouwen), referentie: No. 01-1-50190-16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingestelde strafrechtelijke onderzoeken ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar het recht van Litouwen strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid (feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW)

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Litouwen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Detentieomstandigheden in Litouwen

5.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde overlevering een reële kans op schending van grondrechten inhoudt. Hij heeft hiertoe verwezen naar het rapport van het CPT van 4 juni 2014, alsmede naar enkele uitspraken van het EHRM, waarin Litouwen in dit kader op de vingers is getikt. De raadsman ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat de situatie is verbeterd. Hij wijst in dit verband op het CPT-rapport van 1 februari 2018 waarin passages staan die zijns inziens schrikbarend zijn betreffende de staat van de gevangenissen en het aantal gedetineerden op een cel. Er is sprake van geweld, niet alleen door bewaarders, maar ook tussen gedetineerden onderling. Daarbij komt dat de juridische bijstand niet op niveau is. De raadsman concludeert dat overlevering op die grond geweigerd dient te worden.
5.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft erop gewezen dat in de genoemde rapporten van het CPT aanbevelingen staan en dat reeds veel is gedaan aan het terugdringen van de populatie in de gevangenissen. Zij stelt zich voorts op het standpunt dat gebrek aan ‘personal space’ op zich niet leidt tot een mensonterende behandeling.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Recent, op 8 februari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:655), heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken van omstandigheden waaruit een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Litouwse gevangenissen in het algemeen volgt. Ten tijde van voormelde uitspraak had de rechtbank kennis genomen van het CPT-rapport van 1 februari 2018, betreffende het bezoek aan Litouwen in de periode van 5 tot 15 september 2016, en het daarop gegeven antwoord door de Litouwse regering. Dit CPT-rapport is mede betrokken bij de beoordeling van het betreffende verzoek tot overlevering. De rechtbank zag daarin geen aanleiding het onderzoek te heropenen. Recentere gegevens over de detentieomstandigheden in Litouwse gevangenissen zijn niet voorhanden. De rechtbank ziet dan ook, in lijn met voornoemde uitspraak, geen omstandigheden waaruit een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in Litouwse gevangenissen in het algemeen volgt. Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7, OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] ,aan the Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania te Vilnius (Litouwen) ten behoeve van het in Litouwen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en F.A.N.J. Goudappel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 mei 2018.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.