Op 31 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 19 maart 2018, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 12 februari 2018 door het Openbaar Ministerie van Litouwen was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1991 in Litouwen, verblijft in Nederland en is momenteel gedetineerd. Tijdens de openbare zitting op 17 mei 2018 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn raadsman, mr. B.J.H. Sijbon, voerde verweer tegen de overlevering, stellende dat deze zou leiden tot schending van zijn grondrechten door de detentieomstandigheden in Litouwen.
De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Litouwen beoordeeld aan de hand van rapporten van het CPT en eerdere uitspraken van het EHRM. De verdediging verwees naar zorgen over geweld en slechte juridische bijstand in Litouwse gevangenissen. Het Openbaar Ministerie betoogde echter dat er verbeteringen zijn doorgevoerd en dat gebrek aan persoonlijke ruimte op zich geen onmenselijke behandeling vormt. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in Litouwse gevangenissen is, en verwierp het verweer van de verdediging.
De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De overlevering werd derhalve toegestaan, en de rechtbank heeft de beslissing op 31 mei 2018 openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.