9.2.De rechtbank is van oordeel dat eiser de door hem gewenste waarde niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit 7.3 volgt dat ook indien de erfpacht 35 jaar is afgekocht, wel een correctie voor de erfpacht dient plaats te vinden. Nu eiser daarmee geen rekening heeft gehouden, heeft hij al om die reden de door hem gewenste waarde niet aannemelijk gemaakt.
10. Geen van de partijen heeft de door hem voorgestane waarde aannemelijk gemaakt. De stukken van het geding bieden overigens niet voldoende basis voor een exacte(re) waardebepaling. Daarom stelt de rechtbank de waarde van de woning als bedoeld in artikel 17, tweede lid, Wet WOZ, met weging van al hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, schattenderwijs vast op € 575.000,-.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de waarde van het woning en de daarop gebaseerde aanslag te hoog zijn vastgesteld. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en zelf in goede justitie de waarde te bepalen, waarbij zij rekening houdt met alle door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden. De rechtbank stelt aldus de waarde van de woning vast op € 575.000,-. De aanslag onroerende zaakbelasting dient overeenkomstig deze waarde te worden verminderd. Deze uitspraak treedt in de plaats van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.001,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 249,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 2 x 0,5 punt in verband met het bijwonen van twee nadere zittingen met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).