6.3.Ook de referentiewoning [a-straat 5] is, hoewel de oppervlakte ervan 93 m2 is en die van eisers woning 123 m2, voldoende vergelijkbaar met eisers woning. Deze referentiewoning is op 10 februari 2011 en derhalve dicht bij de waardepeildatum verkocht voor € 400.000. Verweerder heeft ten opzichte van deze referentiewoning een erfpachtcorrectie toegepast van € 50.000. Voor de berging en de parkeerplaats heeft verweerder weer dezelfde waarden gehanteerd. Omdat deze referentiewoning kleiner is dan die van eiser heeft verweerder een hogere vierkante meterprijs gehanteerd. De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat aan eisers woning in verhouding tot de verkoopprijs van deze referentiewoning een te hoge waarde is toegekend. De stelling van eiser ter zitting dat deze referentiewoning is gekocht door een besloten vennootschap en nu wordt gebruikt als hotel en dat de koopprijs daarom niet mag worden gebruikt voor de waardebepaling, heeft hij niet aannemelijk gemaakt.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de verkoopgegevens van deze twee referentiewoningen, die in hetzelfde gebouw liggen als eisers woning, afdoende heeft bewezen dat hij de WOZ-waarde van eisers woning niet te hoog heeft vastgestelde. Bovendien geven de verkoopgegevens van de ook goed vergelijkbare referentiewoning [b-straat 1] - met een woonoppervlakte van 116 m2, geen berging, geen parkeerplaats en geen afgekochte erfpacht, op 14 februari 2011 verkocht voor € 400.000 - evenmin reden om te oordelen dat de WOZ-waarde van eisers woning te hoog is vastgesteld. Het beroep is daarom ongegrond.
4.2.1.In hoger beroep heeft belanghebbende de volgende grieven aangevoerd:
Inmiddels heeft een taxateur van de gemeente Amsterdam de woning opgemeten en is door deze taxateur vastgesteld dat de oppervlakte ervan 116 m² bedraagt, terwijl de heffingsambtenaar bij de waardevaststelling is uitgegaan van een oppervlakte van 123 m². Reeds hierom kan de vastgestelde waarde niet in stand blijven.
Het appartement [a-straat 5] kan niet als vergelijkingsobject worden gehanteerd, aangezien dit object in februari 2011 is aangekocht door een BV. Dit appartement is daardoor volgens belanghebbende niet langer woonruimte, maar bedrijfsruimte, hetgeen de in februari 2011 tot stand gekomen hoge transactieprijs van € 400.000 verklaart. Ook het object [b-straat 1] is onvoldoende vergelijkbaar met de woning;
De heffingsambtenaar heeft bij de vergelijkingsobjecten [a-straat 3] en [a-straat 5] ten onrechte rekening gehouden met een zogenoemde erfpachtcorrectie. Deze correctie dient nihil te bedragen, omdat kopers in [Z] bij het bepalen van hun biedprijs geen rekening houden met de omstandigheid dat de grond in erfpacht is uitgegeven. Indien het Hof van oordeel is dat wel aanleiding bestaat voor een erfpachtcorrectie, is deze correctie voor de twee genoemde vergelijkingsobjecten te hoog berekend door de heffingsambtenaar.
Aan de bij de woning behorende parkeerplaats is een te hoge waarde toegekend.
4.2.2.Belanghebbende heeft ter ondersteuning van de door hem bepleite waarde overgelegd:
- i) Een tijdschriftartikel uit het tijdschrift Aenorm van januari 2007. In het artikel wordt door de auteur de conclusie getrokken dat in de afgelopen vijf jaar - dat wil zeggen de vijf jaren voor publicatie van het artikel - kopers van woningen op grond in erfpacht te veel hebben betaald voor hun woning. Belanghebbende heeft dit artikel overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling dat in [Z] voor grond in erfpacht geen erfpachtcorrectie behoeft te worden toegepast om de waarde in het economische verkeer als bedoeld in artikel 17, tweede lid, Wet WOZ te bepalen.
- ii) Een verkoopadvertentie van vergelijkingsobject [a-straat 5] waarin dit vergelijkingsobject in april 2014 te koop wordt aangeboden met een vraagprijs van € 325.000.
- iii) Een advertentie waarin eind 2013 een parkeerplaats in een overdekte parkeergarage gelegen in de omgeving van de woning te koop wordt aangeboden voor € 35.000.
4.2.3.De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot een juiste beslissing is gekomen. Volgens de heffingsambtenaar zijn de door hem gehanteerde drie vergelijkingsobjecten alle voldoende vergelijkbaar met de woning en is de door hem in aanmerking genomen erfpachtcorrectie bij de vergelijkingsobjecten [a-straat 3] en [a-straat 5] niet te hoog. Voorts heeft de heffingsambtenaar ter zitting in hoger beroep verklaard dat de in aanmerking te nemen oppervlakte van de woning niet langer in geschil is en dat deze, conform de stelling van belanghebbende, 116m² bedraagt. Volgens de heffingsambtenaar heeft deze omstandigheid evenwel geen gevolgen heeft voor de vastgestelde waarde. De bij de bestreden beschikking op basis van de transactiegegevens van de drie gehanteerde vergelijkingsobjecten vastgestelde waarde van de woning bevond zich binnen een bepaalde bandbreedte; ook nu de woning 7 m² kleiner blijkt te zijn, blijft de conclusie dat de vastgestelde waarde zich binnen deze uit deze vergelijkingsobjecten afgeleide bandbreedte bevindt, zo stelt de heffingsambtenaar, onder verwijzing naar het onder 2.4 genoemde overzicht taxatiewaarden.
4.3.1.Het Hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ de waarde dient te worden bepaald op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde zou zijn besteed. Het is aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat de door hem vastgestelde waarde in overeenstemming is met, dan wel niet hoger is dan, deze waarde op de waardepeildatum 1 januari 2011.
4.3.2.Evenals de rechtbank is het Hof van oordeel dat de door de heffingsambtenaar aangedragen drie vergelijkingsobjecten in zodanige mate vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende, dat de verkoopprijzen van die vergelijkingsobjecten als uitgangspunt kunnen worden genomen bij het onderbouwen van de waarde van de woning. Wel dient daarbij de heffingsambtenaar voldoende rekening te houden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning.
4.3.3.Belanghebbende heeft de stelling ingenomen dat het vergelijkingsobject [a-straat 5] buiten beschouwing dient te worden gelaten omdat dit geen woning is, maar een bedrijfsruimte zoals bijvoorbeeld een hotel. Deze stelling faalt. De onroerende zaak [a-straat 5] is naar het oordeel van het Hof bruikbaar als vergelijkingsobject. De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat de woning nog steeds een woonbestemming heeft en dat hij de transportakte heeft geraadpleegd om dit te controleren. De heffingsambtenaar heeft naar het oordeel van het Hof met deze gemotiveerde stellingname, tegen de enkele blote stellingen van belanghebbende, aannemelijk gemaakt dat op de woning [a-straat 5] een woonbestemming rust. De stelling van belanghebbende dat [a-straat 5] geen bruikbaar vergelijkingsobject is omdat destijds volgens hem een veel te hoge prijs is betaald voor die woning, kan hem evenmin baten. Kennelijk was de desbetreffende koper bereid om de woning te kopen tegen die prijs en was hij daardoor ‘de meest biedende gegadigde’ als bedoeld in onderdeel 4.3.1. van deze uitspraak. Daarmee is die koper degene die de marktprijs heeft bepaald. Dat wordt pas anders als de prijs tot stand is gekomen tussen niet-onafhankelijke derden of wanneer de koper niet van alle omstandigheden in de markt op de hoogte was en moet worden aangenomen dat, wanneer hij wel van die omstandigheden op de hoogte was geweest, de koper een lagere prijs zou hebben geboden. Dat zulks in casu het geval is geweest, is gesteld noch gebleken. Dat deze woning inmiddels (in april 2014) te koop wordt aangeboden voor € 325.000 maakt het oordeel van het Hof niet anders.
4.4.1.Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ moet de waarde van de woning worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en
onbezwaarde(cursivering door het Hof) eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. De WOZ-waarde is derhalve de waarde van het object op de peildatum in volle eigendom. Dit uitgangspunt heeft tot gevolg dat indien de verkoopgegevens van een of meer vergelijkingsobjecten betrekking hebben op verkopen van objecten op in erfpacht uitgegeven grond (hierna ook: erfpachtgrond) in plaats de volle eigendom ervan, bij de herleiding van deze verkoopgegevens tot de waarde van de woning de invloed van de erfpacht op de verkoopprijs gecorrigeerd moet worden (de zogenoemde erfpachtcorrectie). Dit betekent dat de woning moet worden gewaardeerd als ware zij gelegen op/boven ‘eigen’ grond en niet op erfpachtgrond.
4.4.2.Het Hof verwerpt de stelling van belanghebbende dat in de gemeente Amsterdam voor een dergelijke erfpachtcorrectie geen aanleiding zou bestaan. Zo het al niet een feit van algemene bekendheid is dat kopers bereid zijn om een hogere koopsom te betalen wanneer zij de bij een woning behorende grond niet in erfpacht, maar in volle eigendom verkrijgen (ter zake van deze grond is dan immers geen jaarlijkse canon verschuldigd), dan is het in elk geval ter zake van de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten aannemelijk dat aanleiding bestaat voor een dergelijke correctie. Uit het onder 2.5 vermelde overzicht blijkt immers dat ten tijde van de aankoop van de nieuwbouwappartementen in de [a-straat 6] (eind 2006 / begin 2007) de mogelijkheid bestond om de erfpacht voor de komende vijftig jaar af te kopen voor een meerprijs van € 117.162 ([a-straat 3]) respectievelijk € 89.538 ([a-straat 5]), terwijl belanghebbende op 15 mei 2007 bij de aankoop van de woning de erfpacht voor vijftig jaar heeft afgekocht voor een meerprijs van € 117.162. Ook hieruit leidt het Hof af dat in het onderhavige geval aannemelijk is dat de erfpachtcorrectie (ook) op de waardepeildatum niet nihil dient te bedragen. Het door belanghebbende overgelegde tijdschriftartikel doet aan dit oordeel niet af, nog daargelaten de vraag of belanghebbende aan dit artikel de juiste conclusie heeft verbonden.
4.4.3.Ter zitting in hoger beroep heeft de heffingsambtenaar een nadere toelichting gegeven op de wijze waarop in het onder 2.4 vermelde ‘Overzicht taxatiewaarden’ de erfpachtcorrectie ter zake van de vergelijkingsobjecten [a-straat 3] en [a-straat 5] is berekend. De heffingsambtenaar heeft verklaard dat de erfpachtcorrectie de contante waarde bedraagt van de te betalen erfpachtcanons in de komende vijftig jaar, te rekenen vanaf de waardepeildatum van 1 januari 2011. De berekening wordt gebaseerd op de daadwerkelijk verschuldigde erfpachtcanons voor de komende vijftig jaar. Wanneer de resterende looptijd van de erfpacht korter is dan vijftig jaar, wordt voor het resterende deel een schatting gemaakt van de te verwachten jaarlijkse erfpachtcanons na afloop van de termijn en worden deze bedragen eveneens contant gemaakt naar de waardepeildatum 1 januari 2011. In casu was de resterende looptijd van de erfpachtcanons 89 halve jaren en is voor de resterende 5,5 jaar de bedoelde schatting gemaakt. Vervolgens wordt van het aldus berekende bedrag zekerheidshalve slechts 60% genomen als in aanmerking te nemen erfpachtcorrectie, om elke discussie te vermijden over de vraag of deze correctie niet te hoog uitvalt, zo heeft de heffingsambtenaar ter zitting verklaard.
4.4.4.Naar het oordeel van het Hof is de door de heffingsambtenaar gehanteerde berekeningswijze een juiste methode om een transactiegegeven waarbij sprake is van de verkoop van een op erfpachtgrond gelegen object te herleiden tot de in 4.4.1 omschreven volle eigendomswaarde. Verder is het Hof van oordeel dat de heffingsambtenaar op basis van deze methode de erfpachtcorrectie voor de vergelijkingsobjecten [a-straat 3] en [a-straat 5] niet te hoog heeft berekend. Het Hof weegt daarbij mee dat bij de aankoop (eind 2006 / begin 2007) ter zake van deze vergelijkingsobjecten de erfpacht voor een periode van vijftig jaar kon worden afgekocht voor respectievelijk € 117.162 ([a-straat 3]) en € 89.538 ([a-straat 5]). Ook gelet hierop acht het Hof een erfpachtcorrectie van respectievelijk € 91.000 en € 50.000 per 1 januari 2011 niet te hoog.