ECLI:NL:RBAMS:2018:3575

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
24 mei 2018
Zaaknummer
AMS 17/5304
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de evenementenvergunning voor Pride Amsterdam 2017 en de geluidshinder voor omwonenden

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 22 mei 2018, met zaaknummer AMS 17/5304, werd de rechtmatigheid van de evenementenvergunning voor Pride Amsterdam 2017 getoetst. De burgemeester van Amsterdam had op 1 juni 2017 een vergunning verleend aan de Stichting Amsterdam Gay Pride voor het houden van het evenement, dat plaatsvond van 29 juli tot en met 6 augustus 2017. Omwonenden, vertegenwoordigd door het Wijkcentrum, maakten bezwaar tegen de vergunning, omdat zij geluidshinder ondervonden van de festiviteiten. De rechtbank oordeelde dat de geluidshinder, hoewel aanvaardbaar, niet als onduldbaar kon worden aangemerkt. De burgemeester had de belangen van de omwonenden afgewogen tegen de maatschappelijke waarde van het evenement, dat een belangrijke viering van mensenrechten en diversiteit is. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid de vergunning had kunnen verlenen, en dat de geluidsnormen die waren vastgesteld, niet in strijd waren met het recht op eerbiediging van het privéleven van de omwonenden, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. Het beroep van het Wijkcentrum werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5304

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 mei 2018 in de zaak tussen

Stichting Wijkopbouworgaan d’Oude Stadt, te Amsterdam, eiseres,

hierna: het Wijkcentrum
(gemachtigde: mr. N. Bakker),
en
de burgemeester van Amsterdam, verweerder,
hierna: de burgemeester
(gemachtigden: mr. D. Sullivan en mr. A.J. Wilschut).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Amsterdam Gay Pride, vergunninghouder, gevestigd te Amsterdam.

Procesverloop

Met het besluit van 1 juni 2017 (het primaire besluit I) heeft de burgemeester aan Stichting Amsterdam Gay Pride een evenementenvergunning verleend voor het evenement Pride Amsterdam 2017. Met het besluit van 4 juli 2017 (het primaire besluit II) heeft de burgemeester deze evenementenvergunning uitgebreid. Het Wijkcentrum heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft de voorzieningenrechter bij uitspraak van 19 juli 2017 het verzoek van het Wijkcentrum tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. [1]
Met het besluit van 27 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van het Wijkcentrum ongegrond verklaard. Het Wijkcentrum heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Naar aanleiding van het beroep heeft de burgemeester een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2018. Het onderzoek heeft gelijktijdig, maar niet gevoegd, plaatsgevonden met dat van het beroep tegen de verlening van een evenementenvergunning voor EuroPride 2016. [2] Het Wijkcentrum heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens zijn namens het Wijkcentrum verschenen [naam 1] en [naam 2] , respectievelijk voorzitter en secretaris van het Wijkcentrum. Verder is op uitnodiging van het Wijkcentrum verschenen ing. [naam 3] , directeur van de Nederlandse Stichting Geluidshinder. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Daarnaast zijn namens de burgemeester verschenen [naam 4] , werkzaam bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en [naam 5] werkzaam bij de gemeente Amsterdam. Namens Stichting Amsterdam Gay Pride zijn verschenen [naam 6] en [naam 7] , respectievelijk bestuurslid en directeur van Stichting Amsterdam Gay Pride.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Feiten en besluitvorming burgemeester
2.1.
Pride Amsterdam (hierna: Pride) is een meerdaags evenement dat elk jaar verspreid over de binnenstad van Amsterdam wordt gehouden. Dit evenement bestaat onder meer uit een botenparade, meerdere straat- en pleinfeesten en overige activiteiten.
2.2.
Op 23 maart 2017 heeft de Stichting Amsterdam Gay Pride een aanvraag voor een evenementenvergunning ingediend voor Pride Amsterdam 2017 (hierna: Pride 2017). Op diezelfde datum is de aanvraag gepubliceerd op de website van de gemeente Amsterdam. Dit evenement wilde de Stichting Amsterdam Gay Pride houden van 29 juli 2017 tot en met 6 augustus 2017. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de burgemeester 50 zienswijzen ontvangen, onder andere van het Wijkcentrum en van omwonenden. De brandweer, de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio en de politie hebben allen een advies over het houden van Pride 2017 uitgebracht. Ook de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: de Omgevingsdienst) heeft een advies uitgebracht, onder meer over de te vergunnen geluidsnormen voor Pride 2017.
2.3.1.
Met het primaire besluit I heeft de burgemeester de gevraagde evenementenvergunning (hierna: de evenementenvergunning) verleend en daaraan vergunningvoorschriften verbonden. De evenementenvergunning liet het gebruikmaken van geluidsversterkende apparatuur toe. Voor zowel de botenparade als de locaties waar de straat- en pleinfeesten mochten plaatsvinden, gold een geluidsnorm van maximaal 95 dB(C) op de gevels van woningen. In de evenementenvergunning was voor alle vergunde activiteiten, waaronder dus voor de botenparade en de straat- en pleinfeesten, een afzonderlijke begin- en eindtijd opgenomen.
2.3.2.
Met het primaire besluit II heeft de burgemeester de evenementenvergunning uitgebreid, door een extra feest op vrijdag 4 augustus 2017 te vergunnen op de Dam van 19.00 uur tot 24.00 uur. Dit feest is op verzoek van de nood- en hulpdiensten vergund, met name met het oog op het voorkomen van
overcrowding, aldus de burgemeester.
2.4.
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester het bezwaar van het Wijkcentrum, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, ongegrond verklaard en de primaire besluiten gehandhaafd.
Ontvankelijkheid beroep
3.1.
Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van het Wijkcentrum toe kan komen, moet ambtshalve worden beoordeeld of dit beroep ontvankelijk is. De rechtbank ziet zich in dat kader voor de vraag gesteld of het Wijkcentrum als belanghebbende in de zin van de artikel 1:2, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt bij de evenementenvergunning, en zo ja, of het Wijkcentrum (nog) belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het Wijkcentrum, een stichting, gelet op van artikel 1:2, derde lid, van de Awb als belanghebbende bij de evenementenvergunning worden aangemerkt. De reden hiervoor is dat het Wijkcentrum zich volgens artikel 2 van haar statuten ten doel stelt het behartigen en bevorderen van het woon- en leefklimaat in het stadsgedeelte dat begrensd wordt door Nieuwe Herengracht, Oosterdok, Ruyterkade, Westertoegang, Singel, Brouwersgracht, Prinsengracht, Leidsegracht, Singelgracht en Amstel en zij met het behartigen van dit collectieve belang ook in de praktijk actief is. Dit is het gedeelte van de stad waar Pride 2017 onder meer werd gehouden.
3.3.
Ondanks dat Pride 2017 heeft plaatsgevonden, heeft het Wijkcentrum naar het oordeel van de rechtbank wel een belang bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de evenementenvergunning. Dit omdat een inhoudelijk oordeel kan worden betrokken bij een aanvraag om een evenementenvergunning voor een toekomstige editie van Pride en bij de toetsing daarvan. [3] Pride vindt immers jaarlijks plaats. Een evenementenvergunning voor de editie in 2018 is inmiddels aangevraagd op 23 maart 2018.
3.4.
Het beroep van het Wijkcentrum is dan ook ontvankelijk en de rechtbank zal dit beroep inhoudelijk beoordelen.
Algemeen toetsingskader
4.1.
Voor het houden van een meerdaags evenement als Pride 2017 is op grond van artikel 2.40, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam (APV) een evenementenvergunning vereist. Artikel 2.43 van de APV bevat een aantal weigeringsgronden op grond waarvan de burgemeester een evenementenvergunning kan weigeren. Uit de toelichting op dit artikel volgt dat deze weigeringsgronden aangeven welke belangen met de evenementenvergunningplicht zijn gediend. Ter bescherming van deze belangen kan de burgemeester op grond van artikel 2.44, eerste lid, van de APV voorschriften en beperkingen aan een evenementenvergunning verbinden.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [4] (hierna: de Afdeling) is de bevoegdheid van de burgemeester tot verlening van een evenementenvergunning een discretionaire bevoegdheid, waarbij aan hem een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt. De invulling van die beleidsvrijheid wordt terughoudend getoetst.
4.3.
Het ten tijde van de besluitvorming geldende beleid, was neergelegd of opgenomen in de volgende beleidsstukken:
- Draaiboek evenementen (17 januari 2005);
- Beleidskader Buitenevenementen in de binnenstad (9 juni 2008);
- Beleidskader vergunningverlening Amsterdam Gay Pride 2011 en verder (december 2010);
- Bestuurlijke uitgangspunten Pride Amsterdam 2017 (13 maart 2017).
4.4.
De gemeenteraad van Amsterdam heeft inmiddels nieuw geluidbeleid vastgesteld, wat is neergelegd in het document ‘Geluidbeleid voor evenementen in Amsterdam – Beleidsregel’ (hierna: het nieuwe geluidbeleid).
Geluid
- inleiding en standpunten
5.1.
De kern van het geschil, zoals partijen ter zitting hebben bevestigd, is gelegen in de hoogte van de vergunde geluidsnormen voor de botenparade en de straat- en pleinfeesten tijdens Pride 2017 en in de daarbij door de burgemeester gehanteerde meeteenheid voor geluid.
5.2.
Ten aanzien van de meeteenheid voor geluid gaat het om het verschil tussen het meten in dB(C) en dB(A). Het geschil over de hoogte van de geluidsnormen gaat over het aantal toegestane decibellen. In de evenementenvergunning heeft de burgemeester, onder verwijzing naar het advies van de Omgevingsdienst, voor zowel de botenparade als de locaties waar de straat- en pleinfeesten mogen plaatsvinden een geluidsnorm vergund van maximaal 95 dB(C) op de gevels van woningen. Voor een drietal locaties – het Amstelveld, de Dam en de Westermarkt – is er in het advies van de Omgevingsdienst ook een geluidsnorm van 100 dB(A) opgenomen, gemeten op respectievelijk 15 dan wel 25 meter van de op die locaties geplaatste podia. Met de in de evenementenvergunning vergunde maximale geluidsnormen heeft de burgemeester naar eigen zeggen de geluidsnormen toegepast zoals deze zijn opgenomen in het nieuwe (nadien geldende) geluidbeleid. Volgens de burgemeester was dit niet in strijd met het ten tijde van de besluitvorming geldende beleid, omdat hij op grond daarvan juist hogere maximale geluidsnormen mocht vergunnen.
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat de beroepsgronden van het Wijkcentrum die uitdrukkelijk zijn gericht tegen de inhoud en totstandkoming van het nieuwe geluidbeleid in deze uitspraak onbesproken blijven. Dit nieuwe geluidbeleid gold immers ten tijde van de in deze zaak voorliggende besluitvorming nog niet. Dat de burgemeester in zijn besluitvorming vooruit liep op het, op dat moment nog vast te stellen, nieuwe geluidbeleid, maakt niet dat dit nieuwe geluidbeleid in deze zaak ter beoordeling voorligt.
5.4.
Het Wijkcentrum voert – samengevat – aan dat de voor Pride 2017 vergunde maximale geluidsnorm, voor de botenparade en voor de straat- en pleinfeesten van 95 dB(C) op de gevels van woningen, te hoog was en daarom voor omwonenden heeft geleid tot onduldbare geluidshinder. Om deze reden vindt het Wijkcentrum dat er sprake is van strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven (van omwonenden), zoals neergelegd in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het Wijkcentrum vindt ook dat Pride 2017 een belangrijk evenement is voor Amsterdam en onderschrijft de belangen van dit evenement, maar vindt dat dit de ervaren geluidshinder niet rechtvaardigt. Bovendien had er volgens het Wijkcentrum voor Pride 2017 ook een maximale geluidsnorm in dB(A) moeten worden gesteld, zodat de burgemeester een onvolledige norm voor het maximaal toegestane geluid heeft gehanteerd.
- welke vraag moet de rechtbank beantwoorden?
5.5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat omwonenden geluidshinder hebben ondervonden van de activiteiten tijdens Pride 2017. Evenmin is in geschil dat in diverse woningen tijdens activiteiten van Pride 2017 niet zonder stemverheffing kon worden gesproken. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of die geluidshinder onduldbaar was.
5.5.2.
Uit een uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2016 [5] volgt dat niet op objectieve wijze valt vast te stellen wanneer een geluidsniveau zodanig hoog is dat dit als voor omwonenden onduldbare geluidshinder moet worden beschouwd. Er bestaat geen wetenschappelijk onderbouwde harde grens, in de zin van een maximale geluidsnorm in dB(A) of dB(C) op de gevel van een woning, die het verschil tussen geluidshinder en onduldbare geluidshinder voor omwonenden duidt. De Afdeling overweegt dat de burgemeester in elk geval de belangen van omwonenden zal moeten afwegen tegen de belangen die zijn gediend met het betreffende evenement, in dit geval Pride 2017. De burgemeester zal dan ook een afweging moeten maken tussen de belangen die met Pride 2017 én het daarmee gepaard gaande geluid gediend waren en de belangen van de omwonenden. De rechtbank moet dus meer in het bijzonder de vraag beantwoorden of de burgemeester deze belangenafweging in redelijkheid heeft kunnen maken.
-
beoordeling van de belangenafweging
5.5.3.
De rechtbank stelt vast dat de burgemeester in zijn besluitvorming een belangenafweging heeft gemaakt. Deze belangenafweging houdt – samengevat – in dat Pride een evenement is dat thuishoort in de Amsterdamse binnenstad. Verder betreft het niet alleen een evenement met een commercieel karakter, maar met Pride laat Amsterdam aan de wereld zien dat je in Amsterdam kunt zijn wie je bent en dat je mag houden van wie je wilt. Er wordt aandacht gevraagd voor de rechten van LHBTI’s [6] , met bijzondere aandacht voor de kwetsbare groepen en diversiteit binnen de LHBTI-gemeenschap. Het is een viering van mensenrechten en daarmee een belangrijk evenement voor de gemeente Amsterdam, voor de bewoners van Amsterdam en voor de vele bezoekers. Ten aanzien van specifiek de voor de botenparade en de straat- en pleinfeesten vergunde maximale geluidsnorm van 95 dB(C) heeft de burgemeester – samengevat – toegelicht dat een dergelijke hoge geluidsnorm is vergund, omdat Pride 2017 een evenement is van de buitencategorie, met een hoge maatschappelijke waarde. De bezoekers van dit evenement produceren zelf al veel geluid. Om boven dat stemgeluid uit te komen is een geluidsnorm van 95 dB(C) op de gevels van woningen de minimum geluidsnorm om de bezoekers de muziek te laten horen. Dat is van belang voor de beleving van de bezoekers. Dit is ook de reden dat er voor de botenparade een maximale geluidsnorm is vergund die gemeten wordt op de gevels van de woningen op de kade en niet op de gevels van de woonboten. Ten aanzien van de belangen van omwonenden heeft de burgemeester – samengevat – het volgende toegelicht. Omwonenden kunnen hinder ondervinden van Pride 2017. Met name de geluidsdruk kan aanzienlijk zijn. Enige mate van hinder van evenementen is echter inherent aan het wonen in de binnenstad. Het belang van het woon- en leefklimaat van omwonenden is bij de vergunningverlening voor Pride 2017 betrokken en er zijn diverse vergunningvoorschriften aan de evenementenvergunning verbonden en maatregelen genomen om de hinder zo veel mogelijk te beperken.
5.5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester met deze belangenafweging in redelijkheid doorslaggevend gewicht kunnen toekennen aan het belang van Pride 2017. Daarnaast heeft de burgemeester het belang van het voor de botenparade en de straat- en pleinfeesten vergunnen van een maximale geluidsnorm van 95 dB(C) op de gevels voldoende gemotiveerd. Ook de door de burgemeester gestelde belangen met het doorgaan van Pride 2017 in deze omvang heeft hij doorslaggevend mogen vinden. Daarbij is ook van belang dat het Wijkcentrum niet onderbouwd heeft weersproken dat een geluidsnorm van 95 dB(C) op de gevels van woningen nodig is om boven het stemgeluid van de bezoekers uit te komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Pride 2017 weliswaar aanzienlijke geluidshinder voor omwonenden heeft opgeleverd, maar dat deze geluidshinder voor hen niet als onduldbaar valt aan te merken. Van strijd met artikel 8 van het EVRM is dan ook geen sprake. De door het Wijkcentrum gestelde omstandigheid dat de burgemeester de gevelwering van de omliggende woningen had moeten laten onderzoeken, is voor dit oordeel niet relevant, omdat de grens tussen geluidshinder en onduldbare geluidshinder afhankelijk is van de belangenafweging van de burgemeester.
5.5.5.
Het onder 5.5.4. opgenomen oordeel geldt ook voor de locatie Zeedijk en voor de botenparade. Ten aanzien van de botenparade acht de rechtbank daarvoor met name het volgende van belang. Het is zeer aannemelijk dat woonbootbewoners weliswaar aanzienlijk meer geluidshinder hebben ervaren, omdat de voor de botenparade vergunde geluidsnorm van 95 dB(C) wordt gemeten op de gevels van de woningen op de kade, welke qua afstand verder van het op de boten gebruikte versterkte geluid afstaan. Desondanks heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot de onder 5.5.3. genoemde belangenafweging kunnen komen. De botenparade vond namelijk overdag en gedurende een relatief korte periode plaats en startte tijdens Pride 2017 één uur eerder en eindigde daardoor ook eerder dan tijdens eerdere edities. Bovendien zwelt het geluid tijdens de botenparade – door het voorbij varen van boten – aan en af, waardoor er niet constant sprake is van dezelfde mate van aanzienlijke geluidshinder.
5.5.6.
Omdat de burgemeester de belangenafweging naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid zo heeft kunnen laten uitvallen, komt de rechtbank niet toe aan de, onder andere ter zitting gevoerde discussie, over de wijze van meting en de weerslag van geluid op de gevels van woningen in de oude binnenstad. Deze beroepsgronden zien immers met name op de gevolgen van de vergunde geluidsnormen, waarvan de rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester deze mocht vergunnen.
- de meeteenheid van het geluid
5.6.
Over de meeteenheid van geluid overweegt de rechtbank dat de burgemeester ten aanzien van de gevels van woningen in redelijkheid enkel maximale geluidsnormen in dB(C) in de evenementenvergunning heeft kunnen opnemen. De rechtbank overweegt dat geluidshinder van bastonen voor de omgeving maatgevend zijn, omdat die verder reiken, meer energie hebben en ook als hinderlijker ervaren worden. Deze bastonen zijn beter te meten in dB(C) dan in dB(A). Voor bijvoorbeeld normen tegen gehoorschade in de buurt van podia kan het meten in dB(A) wel relevant zijn, maar dat zijn niet de belangen waar het Wijkcentrum voor opkomt. Dit volgt onder meer ook uit de door het Wijkcentrum overgelegde nota ‘Fysiologische en medische aspecten van geluidshinder bij evenementen’ van Stichting Groene Ster Duurzaam! van 30 september 2017.
- is Pride 2017 een instelling in de zin van de Wet milieubeheer?
5.7.
Tot slot, voor wat het aspect geluid betreft, volgt de rechtbank het Wijkcentrum niet in haar stelling dat Pride vanwege het niet incidentele maar jaarlijks terugkerende karakter als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer moet worden aangemerkt. De rechtbank overweegt als volgt. Een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer wordt in artikel 1.1, eerste lid, van de die wet omschreven als:
“elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht”. Nog los van de vraag of Pride binnen een zekere begrenzing plaatsvindt, nu dit evenement verspreid over een groot deel van de Amsterdamse binnenstad in de openbare ruimte plaatsvindt en dus niet of nauwelijks daadwerkelijk fysiek begrensd kan worden, is Pride naar het oordeel van de rechtbank geen bedrijvigheid die pleegt te worden verricht. Omdat Pride slechts eenmaal per jaar – elk jaar op andere data in juli en augustus – gedurende een korte periode van negen dagen (exclusief op- en afbouw) plaatsvindt, de omvang en invulling van het evenement jaarlijks wijzigt en er voor het evenement geen permanente podia of geluidsinstallaties worden geplaatst, kan Pride niet als een bedrijvigheid worden aangemerkt die met voortduring, gedurende een langere periode achtereen, of met een zekere regelmaat wordt verricht. [7] Gelet hierop zijn de volgens het Wijkcentrum strengere geluidsnormen die gelden voor een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, wat hier ook van zij, niet van toepassing op het evenement Pride.
Het Amstelveld
6. Ten aanzien van de beroepsgronden van het Wijkcentrum die specifiek zien op het voor Pride 2017 vergunnen van twee pleinfeesten op het Amstelveld overweegt de rechtbank het volgende. Inderdaad, zoals het Wijkcentrum stelt, is in het ‘Beleidskader vergunningverlening Amsterdam Gay Pride 2011 en verder’ opgenomen dat er maximaal één pleinfeest op het Amstelveld mag worden vergund. De rechtbank stelt echter vast dat er nadien beleid is gekomen, waarbij meer evenementen op die locatie zijn toegestaan. Het locatieprofiel voor het Amstelveld, zoals opgenomen in het ‘Beleidskader Buitenevenementen in de binnenstad’ [8] , staat immers eenmaal per jaar een meerdaags evenement op die locatie toe. Volgens de burgemeester worden sinds 2012, in verband met het toenemende aantal bezoekers voor Pride, steeds twee pleinfeesten vergund. Het voor Pride 2017 vergunnen van twee pleinfeesten op het Amstelveld was op basis van het ten tijde van de besluitvorming voor die locatie geldende locatieprofiel dus toegestaan. Daarnaast heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom het Amstelveld volgens hem, anders dan het Wijkcentrum betoogt, een geschikte locatie is. In het bestreden besluit is namelijk toegelicht dat het Amstelveld de enige geschikte locatie is nabij de botenparade waar zich 6.000 mensen kunnen bevinden en dat de locatie een bijzondere betekenis heeft voor de LHBTI-gemeenschap. Gelet op deze motivering is het niet onbegrijpelijk dat het beleid is aangepast voor het Amstelveld. De burgemeester heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook in redelijkheid voor Pride 2017 twee pleinfeesten op het Amstelveld kunnen vergunnen.
Begin- en eindtijden van de straat- en pleinfeesten
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het tijdens Pride 2017 vergunnen van het merendeel van de straat- en pleinfeesten tot 24.00 uur, met een uitloopuur van 24.00 uur tot 1.00 uur [9] , niet in strijd is met het ten tijde van de besluitvorming geldende beleid. In het destijds geldende ‘Beleidskader Buitenevenementen in de binnenstad’ is namelijk het volgende opgenomen:
“Bij evenementen met versterkt geluid worden de volgende richtlijnen gehanteerd: - evenementen tot drie dagen worden vergund tot ten hoogste 24:00 uur; - evenementen tot vijf dagen worden vergund tot ten hoogste 22:00 uur.” [10] Anders dan het Wijkcentrum is de rechtbank van oordeel dat de duur van de evenementen van Pride – dus de plein- en straatfeesten zelf – maatgevend zijn, en niet de duur van Pride op zichzelf. Aangezien er tijdens Pride 2017 ten hoogste twee straat- of pleinfeesten op dezelfde locatie zijn vergund, is de evenementenvergunning verleend volgens deze richtlijnen. Dat Pride 2017 als evenement in het geheel wel meer dan drie dagen duurde, maakt niet dat het niet binnen deze richtlijnen valt, omdat sprake was van verschillende locaties.
7.2.
Verder heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom er voor is gekozen om het merendeel van de straat- en pleinfeesten tijdens Pride 2017 te vergunnen tot 24.00 uur, met een uitloopuur van 24.00 uur tot 1.00 uur, en niet tot slechts 22.00 uur. De hiervoor door de burgemeester gegeven motivering luidt dat het uit het oogpunt van
crowdmanagementwenselijk is om dergelijke eindtijden voor het merendeel van de straat- en pleinfeesten te vergunnen. Wanneer alle straat- en pleinfeesten gelijktijdig om 22.00 uur zouden stoppen, is er volgens de burgemeester geen natuurlijke uitloop van bezoekers tussen 22.00 uur en 24.00 uur. Bij het stoppen van de versterkte muziek om 24.00 uur zal een deel van de bezoekers al vertrekken en het andere deel van de bezoekers na het sluiten van de bar om 1.00 uur, aldus de burgemeester. Met dit alles wordt voorkomen dat bezoekers massaal huiswaarts keren, iets wat de stad niet kan verwerken. Gezien deze motivering heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank het belang van
crowdmanagementin redelijkheid kunnen laten prevaleren boven het door het Wijkcentrum gestelde belang van omwonenden om gedurende de avond en nacht gevrijwaard te blijven van geluidshinder. Dit temeer omdat er tijdens Pride 2017 op geen enkele locatie meer dan twee straat- of pleinfeesten waren vergund, waardoor de door het Wijkcentrum gestelde geluidshinder in elk geval qua duur beperkt bleef. Bovendien volgt de rechtbank, gelet op de door de burgemeester gegeven motivering, het Wijkcentrum niet in haar stelling dat de door de burgemeester vergunde eindtijden, inclusief een uitloopuur, voor straat- en pleinfeesten enkel lijken te berusten op de commerciële belangen van de vergunninghouder, Stichting Amsterdam Gay Pride.
7.3.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester conform het ten tijde van de besluitvorming geldende beleid in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het vergunnen van het merendeel van de straat- en pleinfeesten tot 24.00 uur, met een uitloopuur van 24.00 uur tot 1.00 uur.
Overige overlast en de handhaving daarvan
8.1.
De beroepsgrond van het Wijkcentrum dat de burgemeester, gelet op het verloop van EuroPride 2016, striktere vergunningvoorschriften aan de evenementenvergunning had moeten verbinden, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet onderbouwd. Het Wijkcentrum stelt ter onderbouwing van deze beroepsgrond alleen dat na EuroPride 2016 is gebleken dat er zich tijdens dat evenement onaanvaardbare situaties hebben voorgedaan en dat er niet adequaat is opgetreden. Om wat voor onaanvaardbare situaties dit ging of op welke wijze de burgemeester dergelijke situaties tijdens Pride 2017 middels vergunningvoorschriften had kunnen voorkomen, is door het Wijkcentrum onvoldoende geconcretiseerd. Het enkele door het Wijkcentrum gegeven voorbeeld dat de burgemeester een verbod op het zelf meenemen van alcohol in een vergunningvoorschrift neer had moeten leggen en dit ook effectief had moeten handhaven, is daarvoor ontoereikend. Temeer omdat het Wijkcentrum niet nader heeft onderbouwd wat er volgens haar met een dergelijk verbod bereikt zou kunnen worden. De rechtbank ziet in hetgeen het Wijkcentrum heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de burgemeester niet in redelijkheid heeft kunnen volstaan met de vergunningvoorschriften die zijn verbonden aan de voorliggende evenementenvergunning.
8.2.
De beroepsgronden van het Wijkcentrum die zien op de handhaving van de aan de evenementenvergunning verbonden vergunningvoorschriften kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. In deze procedure ligt namelijk alleen de rechtmatigheid van de verlening van de evenementenvergunning ter beoordeling voor en niet de feitelijke handhaving van de daaraan verbonden vergunningvoorschriften tijdens Pride 2017.
8.3.
Over de door het Wijkcentrum gestelde overlast en het gebrek aan voldoende handhaving van vergunningvoorschriften, merkt de rechtbank tot slot het volgende op. Uit het procesdossier volgt dat de burgemeester klachten van omwonenden over het verloop van EuroPride 2016 niet heeft genegeerd, maar deze in behandeling heeft genomen en ook heeft betrokken bij het besluit tot verlening van de evenementenvergunning. Zo zijn er volgens de burgemeester tijdens Pride 2017, in vergelijking met voorgaande edities, enkele tientallen handhavers meer ingezet, zijn er meer toiletten geplaatst langs de route van de botenparade en op het Amstelveld en is er op verschillende manieren ingezet op het voorkomen van zwerfafval. Ook zijn er voor de editie in 2017 minder straat- en pleinfeesten vergund, moesten alle feesten op vrijdag één uur later starten en alle feesten op zaterdag drie uur later en daarnaast is de route van de botenparade omgekeerd en vond de start van de botenparade één uur eerder plaats, aldus de burgemeester. Verder heeft de burgemeester aangegeven dat vóór, tijdens en na Pride 2017 extra aandacht is besteed aan de samenwerking tussen de gemeente Amsterdam, Waternet en de politie om (geluids)overlast door plezier- en passagiersvaartuigen zo veel mogelijk te beperken en is aan omwonenden een brief gestuurd met daarin de contactgegevens voor de afhandeling van klachten tijdens Pride 2017.
Zorgvuldigheid besluitvorming
9.1.1.
Het wijkcentrum voert aan dat de evenementenvergunning pas op 1 juni 2017 is verleend, terwijl de aanvraag al in een veel eerder stadium was ingediend. Door een evenementenvergunning voor Pride elk jaar pas kort voor aanvang van dat evenement te verlenen, wordt het Wijkcentrum de kans ontnomen om daadwerkelijk inspraak of invloed te kunnen hebben op de invulling van dat evenement, zo betoogt het Wijkcentrum. De rechtbank volgt dit betoog niet. Hoewel de rechtbank erkent dat de termijn tussen de met de primaire besluiten verleende evenementenvergunning en het plaatsvinden van Pride 2017 krap was, heeft het Wijkcentrum haar opvatting over de invulling van dat evenement meermaals kenbaar kunnen maken. Zo heeft zij voorafgaand aan de vergunningverlening haar zienswijze hierover naar voren te brengen, heeft er op 20 september 2016 een bijeenkomst plaatsgevonden waarin het verloop van EuroPride 2016 met omwonenden is geëvalueerd en is er op 20 maart 2017 een informatiebijeenkomst over Pride 2017 georganiseerd. Ook na de verlening van de evenementenvergunning, maar nog voor aanvang van Pride 2017, heeft het Wijkcentrum de mogelijkheid gehad om bezwaar te maken tegen deze vergunningverlening en dit bezwaar zowel schriftelijk als mondeling toe te lichten. Ook heeft het Wijkcentrum de voorzieningenrechter hangende bezwaar verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hoewel het Wijkcentrum het besluit op bezwaar pas na het plaatsvinden van Pride 2017 heeft kunnen voorleggen aan de bodemrechter is zij niet gehinderd in de mogelijkheden om het evenement aan een rechterlijke toets te onderwerpen.
9.1.2.
Dat zowel de primaire besluiten als het bestreden besluit kort voor aanvang van Pride 2017 zijn genomen, op momenten waarop er mogelijk al een groot aantal (praktische) zaken waren geregeld voor het laten plaatsvinden van dat evenement, maakt de besluitvorming op zichzelf niet onzorgvuldig. Immers, de door het Wijkcentrum gestelde omstandigheid dat zij door de late besluitvorming, op momenten waarop de organisatie van Pride 2017 al vergevorderd was, nog minder kans had om daadwerkelijk invloed te kunnen hebben op de invulling van dat evenement, laat, wat daar ook van zij, onverlet dat de burgemeester gehouden is de verschillende belangen, waaronder die van omwonenden, in zijn besluitvorming af te wegen.
9.1.3.
Gelet op de onder 9.1.1. genoemde mogelijkheden om inspraak of invloed te kunnen hebben, die zich ten aanzien van Pride jaarlijks voordoen, en omdat niet gebleken is dat het gebruikmaken van deze mogelijkheden zinledig is, leidt de enkele korte termijn tussen de met de primaire besluiten verleende evenementenvergunning en het plaatsvinden van Pride 2017 niet tot het oordeel dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. Voor dit oordeel acht de rechtbank eveneens van belang de motivering van de burgemeester voor het moment van vergunningverlening. In het bestreden besluit is namelijk toegelicht dat het veel eerder verlenen van de evenementenvergunning niet mogelijk was, omdat de adviezen van hulpdiensten niet maanden voor aanvang van dat evenement kunnen worden uitgebracht. Het verlenen van een evenementenvergunning zonder deze adviezen, zou een ‘lege’ evenementenvergunning inhouden, wat met het oog op de mogelijkheid tot het maken van bezwaar niet wenselijk is, aldus de burgemeester.
9.2.
Daarnaast voert het Wijkcentrum aan dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om voorafgaand aan het primaire besluit II, waarmee een extra pleinfeest op de Dam is vergund, haar zienswijze hieromtrent naar voren de brengen. Niet in geschil is dat de burgemeester hiermee in strijd met artikel 4:8, eerste lid, van de Awb heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester zich in het bestreden besluit echter terecht op standpunt gesteld dat dit gebrek in de bezwaarfase is hersteld. Door het geconstateerde gebrek is het Wijkcentrum namelijk niet de mogelijkheid ontnomen om de rechtmatigheid van het primaire besluit II voor het bestreden besluit en voor aanvang van Pride 2017 aan te vechten. Het Wijkcentrum heeft immers de mogelijkheid gehad om bezwaargronden in te dienen tegen het primaire besluit II en de beslissing daarop, middels het bestreden besluit, is genomen vóór het plaatsvinden van Pride 2017. De rechtbank merkt daarbij op dat het Wijkcentrum het primaire besluit II eveneens heeft kunnen aanvechten in het kader van het gedane verzoek om een voorlopige voorziening, op welk verzoek de voorzieningenrechter voor aanvang van Pride 2017 uitspraak heeft gedaan. Gelet op deze mogelijkheden tot het aanvechten van het primaire besluit II en nu niet gebleken is dat het Wijkcentrum door het geconstateerde gebrek is benadeeld, heeft de burgemeester dit gebrek in de bezwaarfase met toepassing van artikel 6:22 van de Awb kunnen herstellen. Doordat dit herstel heeft plaatsgevonden in de bezwaarfase kleeft er aan het bestreden besluit geen gebrek en is er van een onzorgvuldig genomen bestreden besluit geen sprake.
Overige beroepsgronden
10. De overige beroepsgronden, voor zover het Wijkcentrum deze heeft aangevoerd, leiden naar het oordeel van de rechtbank niet tot vernietiging van het bestreden besluit en behoeven daarom geen nadere bespreking.
Beslissing rechtbank
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, voorzitter, en mr. J.C. Boeree en mr. P, Sloot, leden, in aanwezigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE

Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (Amsterdam)

Artikel 2.40
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden.
(…)
Artikel 2.43
De burgemeester kan de vergunning weigeren als naar zijn oordeel:
a. het evenement gevaar oplevert voor de openbare orde, de gezondheid, de veiligheid, de brandveiligheid of voor het ontstaan van wanordelijkheden;
b. een onevenredig groot aantal bezoekers te verwachten is;
c. het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats op waar het wordt gehouden;
d. het evenement een onevenredig groot beslag legt op de beschikbare ruimte of tijd dan wel de inzet van hulpdiensten;
e. het evenement een belemmering vormt voor het verkeer of het scheepvaartverkeer;
f. van het evenement een onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de omgeving te verwachten is;
g. het evenement verontreiniging tot gevolg heeft, afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de omgeving dan wel schade toebrengt aan groenvoorzieningen of voorzieningen van openbaar nut;
h. de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement, gelet op de hiervoor genoemde belangen of
i. de organisator onvoldoende waarborgen biedt om schade aan het milieu als gevolg van het evenement te voorkomen of te beperken.
Artikel 2.44
1. De burgemeester kan aan de vergunning bedoeld in artikel 2.40, eerste lid voorschriften en beperkingen verbinden ter bescherming van de in artikel 2.43 genoemde belangen.
(…)

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
(…)
3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Artikel 4:8
1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
(…)
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Wet milieubeheer

Artikel 1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;
(…)

Voetnoten

1.Dit verzoek om een voorlopige voorziening is geregistreerd onder zaaknummer AMS 17/3696.
2.Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AMS 16/6741.
3.Vgl. een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2310, r.o. 4.
4.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van 8 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV3184, r.o. 2.5.1.
6.Lesbisch, Homoseksueel, Biseksueel, Transgender en Intersekse conditie (LHBTI).
7.Vlg. de uitspraken van de Afdeling van 7 oktober 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ9523, r.o. 2.2.1, en 25 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1230, r.o. 3.2.
8.Pagina 14.
9.In dit uitloopuur mag er geen versterkte muziek meer worden afgespeeld, maar wordt er aan de bar nog wel drank geschonken.
10.Pagina 45 van het Beleidskader Buitenevenementen in de binnenstad.