201207461/1/A3.
Datum uitspraak: 25 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 juni 2012 in zaak nr. 12/686 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2011, verzonden op 18 juli 2011, heeft de burgemeester aan Stichting City Dynamiek Eindhoven (hierna: SCDE) vergunning verleend voor het houden van het evenement "Park Hilaria 2011" op de terreinen aan de John F. Kennedylaan te Eindhoven, van 5 augustus 2011 tot en met 14 augustus 2011 (hierna: de evenementenvergunning).
Bij besluit van 12 december 2011 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 december 2011 vernietigd, het besluit van 20 juni 2011 herroepen voor zover het betreft het aan de vergunning verbonden voorschrift dat het ten gehore brengen van muziek en geluid op 5 en 6 augustus 2011 en 12 en 13 augustus 2011 tot 00:30 uur en 7 tot en met 11 augustus en 14 augustus 2011 tot 24:00 uur is toegestaan, bepaald dat aan het besluit van de burgemeester van 20 juni 2011 het voorschrift wordt toegevoegd dat het ten gehore brengen van muziek en geluid op 5 en 6 augustus 2011 en 12 en 13 augustus 2011 tot 24:00 uur en 7 tot en met 11 augustus en 14 augustus 2011 tot 23:00 uur is toegestaan en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van de burgemeester van 20 juni 2011. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
SCDE heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.C.R.E.M. Corsten, advocaat te Eindhoven, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. B. Timmermans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar SCDE, vertegenwoordigd door M. Berkvens, bijgestaan door mr. M. Westphal, advocaat te Nuenen, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2.2.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven 2010 (hierna: Apv) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge artikel 1.1 van de Wet milieubeheer wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
Ingevolge het derde lid worden bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken.
Ingevolge het vierde lid wordt elders in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder inrichting verstaan een inrichting, behorende tot een categorie die krachtens het derde lid is aangewezen. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot hetgeen in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder inrichting wordt verstaan.
2. Bij besluit van 12 december 2011 heeft de burgemeester de verlening van de evenementenvergunning voor Park Hilaria 2011 gehandhaafd. Hij heeft zich daartoe op het standpunt gesteld dat Park Hilaria, gelet op de korte duur en het niet continue karakter van het evenement, geen inrichting is in de zin van de Wet milieubeheer. Daarnaast heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat geen van de weigeringsgronden uit de Apv zich voordoet. Gelet hierop bestond geen reden de evenementenvergunning te weigeren, aldus de burgemeester.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Park Hilaria geen inrichting is als bedoeld in de Wet milieubeheer. Hij voert hiertoe aan dat Park Hilaria aan alle criteria van artikel 1.1 van die wet voldoet. Park Hilaria is een door de mens bedrijfsmatig ondernomen activiteit. Daarnaast vindt het, nu het terrein is omheind, binnen een zekere begrenzing plaats. Ten slotte is Park Hilaria een bedrijvigheid die "pleegt te worden verricht", omdat het met regelmaat plaatsvindt, te weten ieder jaar gedurende tien dagen, op dezelfde plaats. De rechtbank heeft volgens [appellant] ten onrechte overwogen dat in ieder geval niet is voldaan aan het criterium dat het moet gaan om een bedrijvigheid die "pleegt te worden verricht" en heeft in de omstandigheid dat Park Hilaria een terugkerend evenement is ten onrechte geen aanleiding gezien voor een ander oordeel. Daarnaast heeft de rechtbank teveel gewicht toegekend aan het feit dat de omvang, indeling en duur van Park Hilaria de afgelopen jaren zijn gewijzigd, nu de omvang en duur alleen maar zijn toegenomen en die wijzigingen niet hebben geleid tot minder overlast. Dat de plek voor 2012 nog niet vaststond is evenmin van belang, nu ook geen concrete plannen bestonden Park Hilaria naar een andere plek te verplaatsen, aldus [appellant].
3.1. De Afdeling vat het betoog van [appellant] aldus op dat het is gericht tegen de aan de evenementenvergunning verbonden geluidvoorschriften, nu die een hoger geluidsniveau toelaten dan mogelijk zou zijn geweest indien Park Hilaria als inrichting in de zin van de
Wet milieubeheer zou moeten worden aangemerkt. De rechtbank is gelet hierop in dit geval terecht ingegaan op de vraag of Park Hilaria een inrichting is.
3.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat Park Hilaria geen bedrijvigheid is die "pleegt te worden verricht". Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het evenement plaatsvindt binnen een korte periode van
21 dagen, inclusief op- en afbouw, zodat Park Hilaria geen activiteit is die een lange periode continu plaatsvindt. Hoewel Park Hilaria een jaarlijks terugkerend evenement is, heeft de rechtbank daarin, anders dan [appellant] betoogt, terecht geen aanleiding gezien voor een ander oordeel. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat Park Hilaria sinds 2002 op verschillende data in augustus heeft plaatsgevonden. Daarnaast is de omvang van Park Hilaria de afgelopen jaren veel gewijzigd. Ter zitting bij de rechtbank heeft SCDE te kennen gegeven dat in 2006 podia zijn toegevoegd en in 2008 een variétévallei. De rechtbank heeft gelet hierop terecht overwogen dat
Park Hilaria niet steeds één en dezelfde activiteit is die met een zekere regelmaat wordt verricht. Nu Park Hilaria, daargelaten of aan de overige criteria wordt voldaan, geen bedrijvigheid is die "pleegt te worden verricht", heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Park Hilaria geen inrichting is in de zin van artikel 1.1 van de Wet milieubeheer.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013
280-730.