ECLI:NL:RBAMS:2017:9580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
C/13/623378 / HA ZA 17-137 (verzetzaak) en C/13/623555 / HA ZA 17-148 (derdenverzetzaak)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een verstekvonnis in een geschil tussen bestuursleden van een islamitische stichting

Op 20 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een verzetzaak en een derdenverzetzaak die betrekking hebben op een langdurig geschil tussen bestuursleden van de Stichting voor Islamitisch Sociaal Cultureel en Maatschappelijk Werk (ISMW). De rechtbank heeft het eerder gewezen verstekvonnis vernietigd, omdat drie bestuursleden niet de gelegenheid hebben gehad om verweer te voeren in de voorafgaande procedure. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak niet in stand kon blijven, aangezien de betrokken bestuursleden niet op de hoogte waren van de gang van zaken rondom het verstekvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestuur van de stichting sinds juli 2000 bestaat uit de Overige Bestuurders en [naam 1] senior, en dat de Bevriende Stichtingen, die zich als bestuurders hebben gepresenteerd, niet rechtsgeldig waren benoemd. De rechtbank heeft de vorderingen van de Bevriende Stichtingen afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de statutaire regels en de rechtsgeldigheid van bestuursbesluiten binnen rechtspersonen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Vonnis van 20 december 2017
in de gevoegde zaken
zaaknummer / rolnummer: C/13/623378 / HA ZA 17-137 (hierna: de verzetzaak)
de stichting
STICHTING VOOR ISLAMITISCH SOCIAAL CULTUREEL EN MAATSCHAPPELIJK WERK,
gevestigd te Amsterdam,
opposante,
advocaat mr. O.J. Hennis te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING FELICITY,
gevestigd te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING SAPIENTIA,
gevestigd te Amsterdam,
3. de stichting
STICHTING 'T KINDERHARTJE,
gevestigd te Amsterdam,
geopposeerden,
advocaat mr. R.M. Berendsen te Amsterdam,
en
zaaknummer / rolnummer: C/13/623555 / HA ZA 17-148 (hierna: de derdenverzetzaak)

1.[eiser sub 1 in derdenverzet] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2 in derdenverzet],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3 in derdenverzet],
wonende te [woonplaats] ,
opposanten,
advocaat mr. O.J. Hennis te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING FELICITY,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. R.M. Berendsen te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING SAPIENTIA,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. R.M. Berendsen te Amsterdam,
3. de stichting
STICHTING 'T KINDERHARTJE,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. R.M. Berendsen te Amsterdam,
4. de stichting
STICHTING VOOR ISLAMITISCH SOCIAAL CULTUREEL EN MAATSCHAPPELIJK WERK,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat eerst mr. R.M. Berendsen (die zich aan de verdere behandeling heeft onttrokken), thans mr. O.J. Hennis te Amsterdam,
geopposeerden.
Stichting voor Islamitisch Sociaal Cultureel en Maatschappelijk Werk zal hierna Stichting ISMW worden genoemd. Stichting Felicity, Stichting Sapientia en Stichting ’t Kinderhartje zullen hierna gezamenlijk de Bevriende Stichtingen worden genoemd. [eiser sub 1 in derdenverzet] , [eiser sub 2 in derdenverzet] en [eiser sub 3 in derdenverzet] zullen hierna gezamenlijk de Overige Bestuurders worden genoemd.

1.De procedure

In de verzetzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 januari 2017;
  • de akte overlegging producties, met producties;
  • het tussenvonnis van 22 maart 2017.
In de derdenverzetzaak
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 januari 2017, met producties;
  • de incidentele conclusie tot voeging ex art. 222 Rv van Stichting ISMW (vertegenwoordigd door mr. Berendsen) en de Bevriende Stichtingen;
  • de antwoordconclusie van Stichting ISMW (vertegenwoordigd door mr. Hennis) en de Overige Bestuurders;
  • het vonnis in incident van 8 maart 2017;
  • het tussenvonnis van 22 maart 2017.
In beide zaken
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt voorts uit:
  • de akte houdende uitlating ontvankelijkheid van Stichting ISMW (vertegenwoordigd door mr. Berendsen) en de Bevriende Stichtingen;
  • de antwoordakte van Stichting ISMW (vertegenwoordigd door mr. Hennis) en de Overige Bestuurders;
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 oktober 2017 en de daarin vermelde stukken;
  • de brief van 7 november 2017 van mr. Hennis.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In beide zaken

2.1.
De statuten van Stichting ISMW luid(d)en met ingang van 12 augustus 1986, voor zover hier van belang:
Doel.
Artikel 2.
De stichting heeft ten doel:
a. de bevordering en het (doen) geven van onderwijs;
b. de bevordering van het sociaal en cultureel-maatschappelijk werk;
c. de verwerving en het beheer van moskeeën en andere gebedsruimten;
d. de coördinatie van de werkzaamheden van verschillende rechtspersonen en andere samenwerkingsverbanden;
e. het organiseren van conferenties en kampen, ten behoeve van in Nederland wonende moslims.
Middelen om tot het doel te geraken.
Artikel 3.
De stichting streeft haar doel onder meer na:
a. door de verwerving en het beheer van schoolgebouwen, het bestrijden van analfabetisme, het geven van voorlichting en hulp aan groepen en individuele moslims over de manier waarop en waardoor in de Nederlandse samenleving, met inachtneming van de voorschriften uit de Koran en Hadith, geleefd kan worden, onder andere in maatschappelijke conflictsituaties, de opvang van kinderen en de jeugd, het verenigen van de jeugd, ongeacht hun taal, ras, nationaliteit, culturele of sociale achtergrond, een en ander eventueel door het inschakelen van deskundigen;
b. door het verrichten van alle andere handelingen die tot het bereiken van het gestelde doel bevorderlijk zijn of daarmede in de ruimste zin verband houden.
(…)
Bestuur.
Artikel 5.
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tenminste vijf en ten hoogste negen leden (…).
2. Het bestuur beslist uit hoeveel leden het bestuur zal bestaan en zo een vacature ontstaat zal daarin bij bestuursbesluit worden voorzien, bij wijze van coöptatie.
Artikel 6.
Het bestuurslidmaatschap eindigt door (…) bestuursbesluit genomen in een vergadering waarin het gehele bestuur aanwezig is, met uitzondering van diegene over wiens ontslag moet worden beslist.
Artikel 7.
Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. Verschillende hoedanigheden kunnen in één persoon worden verenigd.
Artikel 8.
1. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door twee bestuursleden gezamenlijk, onder wie de voorzitter of de secretaris of de penningmeester.
(…)
Artikel 10.
1. Bestuursvergaderingen worden schriftelijk zoveel mogelijk met vermelding van de te behandelen onderwerpen door de secretaris bijeengeroepen.
2. Besluiten worden genomen met meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. (…) Stemming over zaken geschiedt mondeling, over personen schriftelijk.
(…)
Statutenwijziging (…).
Artikel 13.
1. De statuten van deze stichting kunnen worden gewijzigd bij bestuursbesluit. Dit besluit zal echter moeten worden genomen met een meerderheid van twee/derde der zitting hebbende bestuursleden. (…)
Artikel 15.
In gevallen waarin de statuten niet voorzien, alsmede bij twijfel omtrent de uitleg van enige bepaling daarvan beslist het bestuur.
2.2.
Stichting ISMW is eigenares van het gebouw aan de [adres] te Amsterdam.
2.3.
Voorzitter/penningmeester van Stichting ISMW is met ingang van 11 juni 1997 [naam 1] (hierna: [naam 1] senior).
2.4.
Bij vonnis van 23 september 2009, gewezen in de zaak tussen Stichting ISMW als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en onder anderen de Overige Bestuurders als gedaagden in conventie/eisers in reconventie, heeft deze rechtbank in reconventie voor recht verklaard dat het bestuur van Stichting ISMW in de periode juli tot en met november 2000 was samengesteld uit [naam 1] senior en de Overige Bestuurders. Dat vonnis heeft kracht van gewijsde gekregen.
2.5.
Een op 18 april 2011 voor notaris Berger te Amsterdam verleden akte luidt, voor zover hier van belang:
Heden (…) verscheen voor mij (…) [naam 1] ( [naam 1] senior;
rechtbank) (…).
De comparant verklaarde het volgende.
1.
Stichting voor Islamitisch Sociaal-Cultureel en Maatschappelijk Werk(…), hierna te noemen: “de stichting”, werd opgericht bij akte die op twee december negentienhonderd vijfentachtig (…) werd verleden. De statuten werden nadien alleen gewijzigd bij een akte die op twaalf augustus negentienhonderd zesentachtig (…) werd verleden.
2. Het bestuur van de stichting heeft eerder op heden met algemene stemmen en conform statutair voorschrift besloten om de statuten van de stichting te wijzigen zoals hierna is beschreven en om aan de comparant volmacht te verlenen om die wijziging bij deze notariële akte tot stand te brengen.
3. Ter uitvoering van gemelde besluiten verklaarde de comparant vervolgens de statuten van de stichting geheel opnieuw vast te stellen als volgt.
“STATUTEN
(…)
Artikel 5 – Bestuur
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tenminste drie en ten hoogste zeven leden (…).
2. Elke persoon die met de stichting een overeenkomst heeft gesloten krachtens welke die persoon van de stichting het exclusieve recht verkrijgt op het gebruik van het belangrijkste gedeelte van een verdieping van een gebouwde onroerende zaak gedurende ten minste twaalf maanden is, zolang hij dat gebruiksrecht heeft, lid van het bestuur.
3. Zodra een vacature ontstaat zal daarin bij bestuursbesluit worden voorzien, bij wijze van coöptatie.
4. Het bestuurslidmaatschap eindigt voor benoemde leden door (…) een bestuursbesluit. Een bestuursbesluit over het einde van het bestuurslidmaatschap kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derden der geldig uitgebrachte stemmen. De stem van het bestuurslid ten aanzien waarvan wordt gestemd telt daarbij niet als uitgebrachte stem.
5. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. Verschillende hoedanigheden kunnen in één persoon worden verenigd.
2.6.
Eveneens op 18 april 2011 hebben [naam 1] senior, [naam 2] en [naam 3] namens Stichting ISMW met elk van de Bevriende Stichtingen een overeenkomst gesloten als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de in de akte van notaris Berger opgenomen (opnieuw vastgestelde) statuten van Stichting ISMW. In de considerans van elk van die overeenkomsten is vermeld dat Stichting ISMW aan de betrokken gebruiker één bestuurszetel beschikbaar stelt. Het bestuur van de Bevriende Stichtingen wordt gevormd door neven en zonen van [naam 1] senior.
2.7.
Bij vonnis van 20 april 2011, gewezen in de zaak tussen de Overige Bestuurders als eisers en onder anderen [naam 1] senior en Stichting ISMW als gedaagden, heeft deze rechtbank (onder meer) voor recht verklaard dat de Overige Bestuurders, tezamen met [naam 1] senior, het rechtsgeldig bestuur vormen van Stichting ISMW.
2.8.
In het dossier bevindt zich een uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 22 september 2016. Deze uitspraak betrof een beroep van [naam 1] senior als appellant tegen de Kamer van Koophandel als verweerster en de Overige Bestuurders als derde-partij. Het beroep was gericht tegen het besluit van de Kamer van Koophandel om de inschrijving van de Bevriende Stichtingen in het handelsregister als bestuurders van Stichting ISMW ongedaan te maken. Bij de uitspraak van 22 september 2016 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven dit beroep ongegrond verklaard.
2.9.
Bij arrest van 26 augustus 2014 heeft het gerechtshof Amsterdam het vonnis van 20 april 2011 (in zoverre) bekrachtigd. Dat arrest heeft kracht van gewijsde gekregen.
2.10.
Bij exploot van 10 oktober 2016 hebben de Bevriende Stichtingen, woonplaats kiezende ten kantore van mr. Berendsen, Stichting ISMW gedagvaard om op 19 oktober 2016 te verschijnen ter terechtzitting van deze rechtbank. Dat exploot, dat op het adres [adres] te Amsterdam is betekend aan [naam 1] senior, luidt, voor zover hier van belang:
DOEL VAN DE PROCEDURE:
(…)
De vordering
(…)
3. Eisers hebben ieder sinds 18 april 2011 een gebruiksovereenkomst met ISMW (…). In de considerans van de gebruiksovereenkomst staat expliciet opgenomen dat gedaagde een bestuurszetel beschikbaar stelt voor de gebruiker.
4. Eisers maken thans nog steeds gebruik van een verdieping van de onroerende zaak van gedaagde.
5. Ofschoon eisers sinds 18 april 2011 steeds feitelijk hebben deelgenomen aan bestuursvergaderingen en ook gebruik hebben gemaakt van hun stemrechten, blijkt dat zij in het handelsregister van de kamer van koophandel niet als zodanig zijn ingeschreven. De overige leden van het bestuur weigeren in te stemmen met inschrijving van eisers in het handelsregister als bestuurder, als gevolg waarvan eisers zich naar derden toe niet kunnen legitimeren als bestuurders van gedaagde.
6. Eisers vorderen dan ook een verklaring voor recht ex art. 3:302 BW dat zij lid zijn van het bestuur van gedaagde en veroordeling van gedaagde om opgave te doen aan het handelsregister van het feit dat zij bestuurders zijn.
(…)
DE EIS:
Op grond van deze argumenten vorderen eisers dat uw rechtbank voor recht verklaart dat eisers lid zijn van het bestuur van gedaagde en dat uw rechtbank gedaagde bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt om binnen vier weken na betekening van het ten deze te wijzen vonnis aan het handelsregister van de kamer van koophandel te Amsterdam opgave te doen van het feit dat eisers sedert 18 april 2011 bestuurders zijn van gedaagde (…).
2.11.
Bij exploot van 21 oktober 2016 hebben de Bevriende Stichtingen, opnieuw woonplaats kiezende ten kantore van mr. Berendsen, een verschrijving in het zojuist vermelde exploot hersteld. Dat herstelexploot is betekend op het adres [adres] te Amsterdam, alwaar de gerechtsdeurwaarder – volgens zijn verklaring – afschrift van het herstelexploot en het exploot van 10 oktober 2016 heeft gelaten aan “voormeld adres in gesloten envelop met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven, omdat ik aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten”.
2.12.
In de aldus door de Bevriende Stichtingen aanhangig gemaakte zaak is tegen Stichting ISMW verstek verleend.
2.13.
Bij vonnis van 30 november 2016 (hierna: het verstekvonnis) heeft deze rechtbank voor recht verklaard dat de Bevriende Stichtingen lid zijn van het bestuur van Stichting ISMW en is Stichting ISMW veroordeeld om binnen vier weken na betekening van dat vonnis aan het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Amsterdam opgave te doen van het feit dat de Bevriende Stichtingen sedert 18 april 2011 bestuurders zijn van Stichting ISMW.
2.14.
Bij exploot van 2 december 2016 hebben de Bevriende Stichtingen het verstekvonnis betekend aan Stichting ISMW. Dat exploot is – volgens de verklaring van de gerechtsdeurwaarder – betekend aan [naam 1] senior, “hem aantreffende te Amsterdam”. De gerechtsdeurwaarder heeft – volgens zijn verklaring – afschrift van het betekeningsexploot en het verstekvonnis gelaten aan [naam 1] senior in persoon.
2.15.
Bij e-mailbericht van 4 januari 2017 heeft [naam 4] (hierna: [naam 4] ), statutair bestuurder van Stichting Felicity, voor zover hier van belang, aan de Overige Bestuursleden geschreven:
Hierdoor nodig ik u allen uit voor de bestuursvergadering van ISMW op dinsdag 10 januari a.s., 18.30 uur in het gebouw van de Stichting.
De agenda is als volgt:
1. Opening.
2. Bespreking gevolgen vonnis.
3. Bekrachtiging voor zover nodig van de besluiten die hebben geleid tot het aangaan van de Gebruiksovereenkomsten met de stichtingen Sapientia, Felicity en ’t Kinderhartje.
4. Bekrachtiging voor zover nodig van het besluit van 18 april 2011 tot wijziging van de statuten.
5. Ontslag voor zover vereist van de bestuursleden [eiser sub 3 in derdenverzet] , [eiser sub 1 in derdenverzet] en [eiser sub 2 in derdenverzet] .
6. Sluiting.
2.16.
Bij e-mailbericht van 6 januari 2017 hebben de Overige Bestuurders, voor zover hier van belang, aan [naam 4] geschreven:
Zoals blijkt uit het in kracht van gewijsde gegane arrest van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 26 augustus 2014 (…) dat het bestuur van Stichting voor Islamitisch Sociaal Cultureel en Maatschappelijk Werk (…) bestaat uit de heren [naam 1] , [eiser sub 2 in derdenverzet] , [eiser sub 3 in derdenverzet] en [eiser sub 1 in derdenverzet] (…).
De Stichting Felicity is dus
geenbestuurder van Stichting ISMW (laat staan secretaris). U kunt namens Stichting Felicity dan ook
nietop rechtgeldige wijze bestuursvergaderingen van Stichting ISMW bijeenroepen. U heeft geen enkele formele of materiële status binnen Stichting ISMW. Uw “uitnodiging” is dus zonder enig rechtsgevolg. Enige “besluiten” die tijdens de door u aangekondigde bijeenkomst zullen worden genomen zullen geen enkele relevantie hebben (zij zijn non-existent).
Namens de Stichting verzoek – en voor zover nodig – sommeer ik u om u te onthouden van enige (rechts)handeling die betrekking heeft op één van de door u genoemde “agendapunten”.
2.17.
Bij e-mailbericht van 9 januari 2017 heeft [naam 4] , voor zover hier van belang, aan de Overige Bestuurders geschreven:
Volgens bijgevoegd vonnis zijn de stichting Felicity, ’t Kinderhartje en Sapientia sinds 18 april 2011 bestuurder van de Stichting Islamitisch Sociaal-cultureel Maatschappelijk Werk (ISMW).
Dit vonnis is onherroepelijk.
[naam 4] heeft bij dat e-mailbericht het verstekvonnis gevoegd.
2.18.
Bij e-mailbericht van 10 januari 2017 hebben de Overige Bestuurders, voor zover hier van belang, aan [naam 4] geschreven:
Tot onze grote verbazing en ontzetting ontvingen wij gisteravond om 20.01 uur uw e-mail, waaraan een scan van een voor ons onbekend verstekvonnis d.d. 30 november 2016 was gehecht.
Wij moeten het er vooralsnog voor houden dat de verstekprocedure door de heer [naam 1] tezamen met Stichting Felicity, Stichting Sapientia en Stichting ’t Kinderhartje (de “Stichtingen”) is georkestreerd met het enige vooropgezette doel om ons als bestuurders van Stichting ISMW op de vanavond (…) te houden “bestuursvergadering” (met opzet tussen aanhalingstekens) te ontslaan, en de overige geagendeerde “besluiten” te nemen.
Ik wijs u erop dat enig rechtsgeldig benoemingsbesluit van de Stichtingen ontbreekt. Het moet er dus voor nu dus voor gehouden worden dat – los van de verklaring van recht in het verstekvonnis – de Stichtingen dus nog altijd
geenbestuurders van Stichting ISMW. Uw “uitnodiging” d.d. 4 januari 2017 voor de “bestuursvergadering” is dan ook zonder rechtsgevolg. Enige besluiten die vanavond genomen zouden worden blijven derhalve non-existent.
2.19.
De notulen van de vergadering die [naam 1] senior, [naam 4] namens Stichting Felicity, [naam 5] namens Stichting Sapientia en [naam 6] namens Stichting ’t Kinderhartje op 10 januari 2017 hebben gehouden, luiden, voor zover hier van belang:

1.Opening

De voorzitter opent om 18:30 uur de vergadering. Hij constateert dat de heren [eiser sub 1 in derdenverzet] , [eiser sub 2 in derdenverzet] en [eiser sub 3 in derdenverzet] niet aanwezig zijn, ofschoon zij wel de uitnodiging met de agenda hebben ontvangen. Dat blijkt onder andere uit een e-mailbericht van die drie heren van 6 januari 2017 aan de overige bestuursleden. De vergadering besluit dat de heer [naam 4] aantekening zal maken van hetgeen wordt besproken en dat de agenda moet worden uitgebreid met de rondvraag.

2.Bespreking gevolgen vonnis 30 november 2016

De bestuursleden Felicity, Sapientia en ’t Kinderhartje hebben kennis genomen van de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 22 september 2016 en besloten om aan de rechtbank Amsterdam een verklaring voor recht te vragen dat zij met ingang van 18 april 2011 lid zijn van het bestuur van ISMW. Bij vonnis van 30 september 2016 is de vordering van deze (…) bestuursleden toegewezen. Het vonnis is op 2 december 2016 aan ISMW in persoon betekend. Het is inmiddels onherroepelijk geworden en inmiddels heeft de voorzitter uitvoering gegeven aan de veroordeling om tot inschrijving van Sapientia, Felicity en ’t Kinderhartje als bestuurders over te gaan. De Kamer van Koophandel heeft de opgaven in behandeling.

3. Bekrachtiging voor zover nodig van de besluiten die hebben geleid tot het aangaan van de Gebruiksovereenkomsten met de stichtingen Sapientia, Felicity en ’t Kinderhartje.

De drie stichtingen menen dat onzekerheid bestaat over de vraag of de besluiten van ISMW in 2011 rechtsgeldig zijn en dat zij daarom belang hebben bij bekrachtiging van die besluiten. Het gaat om de besluiten die hebben geleid tot het sluiten van de gebruiksovereenkomsten tussen ISMW en de drie stichtingen. Het bestuur bekrachtigt vervolgens met algemene stemmen voor zover nodig de bestuursbesluiten die hebben geleid tot het aangaan van de Gebruiksovereenkomsten van 18 april 2011 met de stichtingen Sapientia, Felicity en ’t Kinderhartje.

4. Bekrachtiging voor zover nodig van de besluiten die hebben geleid tot wijziging van de statuten.

Op verzoek van de drie stichtingen bekrachtigt het bestuur met algemene stemmen voor zover nodig ook het besluit van 18 april 2011 tot wijziging van de statuten. Het bestuur geeft volmacht aan de voorzitter om alles te doen dat nodig is om die statuten voor zover nodig te deponeren bij het handelsregister.

5. Ontslag voor zover vereist van de bestuursleden [eiser sub 3 in derdenverzet] , [eiser sub 1 in derdenverzet] en [eiser sub 2 in derdenverzet] .

Het is onzeker of de bestuursleden [eiser sub 3 in derdenverzet] , [eiser sub 1 in derdenverzet] en [eiser sub 2 in derdenverzet] in de vergadering van 6 december 2014 rechtsgeldig zijn ontslagen. In artikel 5 lid 4 van de statuten staat dat een bestuursbesluit over het einde van het bestuurslidmaatschap slechts kan worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derden der geldig uitgebrachte stemmen en dat de stem van het bestuurslid ten aanzien waarvan wordt gestemd daarbij niet als uitgebrachte stem geldt. Het bestuur besluit opnieuw te stemmen over het ontslag van de heren [eiser sub 3 in derdenverzet] , [eiser sub 1 in derdenverzet] en [eiser sub 2 in derdenverzet] en wel schriftelijk. De betreffende heren zijn voor zover nodig ontslagen met de vereiste meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De stembriefjes zullen worden gehecht aan de notulen.

3.Het geschil

In de verzetzaak

3.1.
Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(i)
het verstekvonnis vernietigt;
(ii)
Stichting ISMW ontheft van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordelingen en de Bevriende Stichtingen alsnog niet-ontvankelijk verklaart, althans hun vorderingen afwijst;
(iii)
de Bevriende Stichtingen veroordeelt tot terugbetaling van al hetgeen Stichting ISMW ter uitvoering van het verstekvonnis aan hen heeft voldaan, met wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag der algehele voldoening;
(iv)
de Bevriende Stichtingen veroordeelt tot betaling van de daadwerkelijk door Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) gemaakte proceskosten in het verzet, en die begroot op EUR 11.848,02 per 23 oktober 2017, nog te vermeerderen met de kosten voor voorbereiding en bijwoning van de comparitie van partijen.
In de derdenverzetzaak
3.2.
De Overige Bestuurders vorderen, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
(i)
verklaart dat het derdenverzet tegen het verstekvonnis gegrond is;
(ii)
het verstekvonnis vernietigt;
(iii)
de Bevriende Stichtingen veroordeelt tot betaling van de daadwerkelijk door de Overige Bestuurders gemaakte proceskosten in het (de rechtbank leest:) derdenverzet, en die begroot op EUR 11.848,02 per 23 oktober 2017, nog te vermeerderen met de kosten voor voorbereiding en bijwoning van de comparitie van partijen;
subsidiair
indien de primaire vorderingen onder (i) en (ii) zouden worden afgewezen de Bevriende Stichtingen niettemin veroordeelt in de kosten van het geding.
In de verzetzaak
3.3.
Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) stelt primair dat de termijn van artikel 143 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de verzettermijn, onder de gegeven (hierna nader uiteen te zetten) omstandigheden niet is gaan lopen op 2 december 2016 (de dag waarop het verstekvonnis aan [naam 1] senior is betekend), maar pas op 10 januari 2017 (de dag waarop de Overige Bestuurders kennis hebben genomen van het e-mailbericht van 9 januari 2017 van [naam 4] ). Stichting ISMW stelt subsidiair dat de verzettermijn dient te worden verlengd met een zodanig aantal dagen dat met de verzetdagvaarding tijdig verzet is gedaan.
In de derdenverzetzaak
3.4.
De Overige Bestuurders baseren hun vordering op het bepaalde in artikel 376 Rv betreffende het derdenverzet. Zij stellen dat het verstekvonnis hun rechten benadeelt.
In beide zaken
3.5.
Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) en de Overige Bestuurders leggen aan hun vorderingen, kort samengevat, het volgende ten grondslag.
Zoals ook uit het vonnis van 23 september 2009, het vonnis van 20 april 2011 en het arrest van 26 augustus 2014 blijkt, bestaat het bestuur van Stichting ISMW sedert 1 juli 2000 uit de Overige Bestuurders en [naam 1] senior. Dat blijkt ook uit de in het geding gebrachte uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 22 september 2016. Al die uitspraken hebben [naam 1] senior er niet van weerhouden de strijd om de door hem gewenste alleenheerschappij binnen (het bestuur van) Stichting ISMW voort te zetten. Het verstekvonnis dient in dat licht te worden gezien. Dat vonnis (en de gang van zaken daaromheen) is het resultaat van een door [naam 1] senior en de Bevriende Stichtingen gezamenlijk voorbereid en uitgevoerd plan om de bedoelde strijd definitief in het voordeel van [naam 1] senior (en daarmee in het nadeel van de Overige Bestuurders) te beslechten. De Overige Bestuurders zijn door [naam 1] senior en de Bevriende Stichtingen opzettelijk in onwetendheid gelaten over de aan [naam 1] senior betekende dagvaarding die tot het verstekvonnis heeft geleid (hierna: de verstekdagvaarding), het in het gebouw aan de [adres] te Amsterdam achtergelaten herstelexploot, de verstekzaak, het verstekvonnis en het aan [naam 1] senior betekende betekeningsexploot. De verstekdagvaarding is, naar de Bevriende Stichtingen wisten, onjuist en onvolledig. Over de – toch bepaald relevante – voorgeschiedenis wordt met geen woord gerept. Het verstekvonnis berust dientengevolge eveneens op onjuiste en/of onvolledige gronden, aldus steeds Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) en de Overige Bestuurders.
3.6.
De Bevriende Stichtingen voeren verweer.
In de derdenverzetzaak
3.7.
Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) heeft haar aanvankelijke (door mr. Berendsen verwoorde) verweer laten varen.

4.De beoordeling

In beide zaken

4.1.
De Bevriende Stichtingen hebben geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen het – in kracht van gewijsde gegane – vonnis van 23 september 2009 of tegen hetgeen is beslist in het vonnis van 20 april 2011 en het arrest van 26 augustus 2014. De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat het bestuur van Stichting ISMW vanaf juli 2000 heeft bestaan uit [naam 1] senior en de Overige Bestuurders.
In de verzetzaak
De ontvankelijkheid
4.2.
De Bevriende Stichtingen voeren allereerst aan dat Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) niet tijdig verzet heeft gedaan.
4.3.
De rechtbank overweegt dat artikel 143 lid 1 Rv bepaalt dat de gedaagde die bij verstek is veroordeeld daartegen verzet kan doen. Artikel 143 lid 2 Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat het verzet moet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan hem bekend is.
4.4.
Het verstekvonnis is op 2 december 2016 betekend aan [naam 1] senior, statutair bestuurder van Stichting ISMW, in persoon. Die betekening heeft, gelet op artikel 50, eerste volzin, Rv, op zichzelf te gelden als betekening aan Stichting ISMW in persoon. Dat zou betekenen dat Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) te laat verzet heeft gedaan. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het onderhavige geval echter aanleiding de aanvang van de verzettermijn te bepalen op 10 januari 2017 (hetgeen betekent dat Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) tijdig verzet heeft gedaan).
Alvorens op de bedoelde omstandigheden in te gaan, wijst de rechtbank erop dat de Hoge Raad in zijn arresten van 25 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4936, 16 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2341 en 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9154 enkele regels heeft geformuleerd over de toepassing van de wettelijke regels betreffende de verzettermijn. Die door de Hoge Raad geformuleerde regels betreffen zowel de wettelijke regels van vóór 1 januari 2002 als de wettelijke regels van daarna. Zij komen erop neer dat het belang van de oorspronkelijke eiser bij het onherroepelijk worden van het verstekvonnis dient te worden afgewogen tegen het belang van de oorspronkelijke gedaagde om van zijn kant de zaak aan de rechter te kunnen voorleggen, terwijl het belang van de oorspronkelijke eiser niet in zoverre de voorrang mag krijgen dat het recht van de oorspronkelijke gedaagde op toegang tot de rechter in de kern wordt aangetast. Als sprake is van een dergelijke aantasting kan de oorspronkelijke gedaagde, ter effectuering van haar door artikel 6 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gewaarborgde recht op toegang tot de rechter, een beroep doen op een zekere verruiming van de verzettermijn.
Toepassing van deze regels in het onderhavige geval leidt tot het volgende. Stichting ISMW kan als rechtspersoon slechts handelen in de persoon van haar statutaire bestuurders. Besluitvorming en vertegenwoordiging door laatstgenoemden zijn gebonden aan statutaire bepalingen. Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) stelt onweersproken dat de Overige Bestuurders gedurende de verstekzaak lid waren van haar bestuur. Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) stelt voorts onweersproken dat de Overige Bestuurders pas op 10 januari 2017 bekend zijn geworden met het verstekvonnis (en met de gang van zaken daaromheen). Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) stelt tot slot dat de Bevriende Stichtingen nimmer lid zijn geweest van haar bestuur; in het kader van de hier aan de orde zijnde ontvankelijkheidsvraag dient de rechtbank van de juistheid van deze stelling uit te gaan. Uit dit alles volgt dat bij de besluitvorming en vertegenwoordiging van Stichting ISMW in de verstekzaak de meerderheid van haar statutaire bestuurders is overgeslagen, zulks in strijd met haar statuten. Daaruit volgt weer dat Stichting ISMW, buiten haar schuld, de gelegenheid is ontnomen in de verstekzaak het standpunt van de meerderheid van haar statutaire bestuurders (anders gezegd: haar standpunt) naar voren te brengen. Een zaak die een kwestie betreft die haar rechtstreeks raakt. Dat kan, gelet op de door de Hoge Raad geformuleerde regels, niet worden aanvaard.
Resteert de vraag of Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) tijdig verzet heeft gedaan. Die vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) heeft, nadat de Overige Bestuurders op 10 januari 2017 bekend waren geworden met het verstekvonnis, met bekwame spoed verzet gedaan (te weten op 24 januari 2017).
Inhoudelijk
4.5.
Daarmee komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling.
4.6.
Op de keper beschouwd is het standpunt van de Bevriende Stichtingen in de verstekzaak allereerst gebaseerd op de akte die op 18 april 2011 voor notaris Berger is verleden. Blijkens die akte heeft [naam 1] senior tegenover de notaris verklaard dat het bestuur van Stichting ISMW die dag met algemene stemmen en conform statutair voorschrift had besloten om de statuten van Stichting ISMW te wijzigen zoals in die akte is beschreven en om aan hem volmacht te verlenen om die wijziging bij die akte tot stand te brengen. Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) voert aan dat haar bestuur ook toentertijd bestond uit [naam 1] senior en de Overige Bestuurders, dat de Overige Bestuurders niet in het door [naam 1] senior beweerde besluit zijn gekend en dat [naam 1] senior een dergelijk besluit statutair niet alleen kon en mocht nemen. Dat laatste is juist; in artikel 13 lid 1 van de statuten (van 12 augustus 1986, zie hiervoor onder 2.1) van Stichting ISMW kan redelijkerwijs niets anders worden gelezen. De Bevriende Stichtingen stellen tegenover dit gemotiveerde verweer niet, althans niet voldoende, dat het bestuur van Stichting ISMW op 18 april 2011 anders was samengesteld dan Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) aanvoert en al evenmin dat de Overige Bestuurders wel in het door [naam 1] senior beweerde besluit zijn gekend.
Reeds op grond van het voorgaande ontvalt de grond aan het verstekvonnis. De Bevriende Stichtingen ontlenen hun gestelde lidmaatschap van het bestuur van Stichting ISMW immers uiteindelijk aan een statutenwijziging die rechtens geen effect heeft gesorteerd. De gebruiksovereenkomsten die [naam 1] senior namens Stichting ISMW met de Bevriende Stichtingen heeft gesloten kunnen alleen al daarom niet tot het lidmaatschap van de Bevriende Stichtingen van het bestuur van Stichting ISMW hebben geleid. Hetzelfde geldt voor de door de Bevriende Stichtingen gestelde omstandigheid dat zij vanaf 18 april 2011 hebben deelgenomen aan vergaderingen van het bestuur van Stichting ISMW en dat zij tijdens die vergaderingen hebben gestemd. Zij kunnen dat niet als leden van het bestuur van Stichting ISMW hebben gedaan. Ook punt 4 van de notulen van de vergadering van 10 januari 2017 tot slot is aldus op juridisch drijfzand gebouwd.
4.7.
Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) vordert veroordeling van de Bevriende Stichtingen tot terugbetaling van al hetgeen Stichting ISMW ter uitvoering van het verstekvonnis aan hen heeft voldaan, met wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag der algehele voldoening. Deze vordering is – zonder nadere toelichting en onderbouwing die ontbreekt – te onbepaald om te kunnen worden toegewezen.
4.8.
Het gevorderde sub (i) en (ii) ligt voor toewijzing gereed.
4.9.
Op de proceskosten zal hierna, onder 4.14 en 4.15, worden ingegaan.
In de derdenverzetzaak
4.10.
Artikel 376 Rv luidt: “Derden zijn bevoegd zich te verzetten tegen een vonnis hetwelk hunne regten benadeelt, indien zij noch in persoon, noch wettiglijk vertegenwoordigd, of indien zij welke zij vertegenwoordigen, in het regtsgeding niet zijn geroepen, of door voeging of tusschenkomst geene partij zijn geweest”.
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank stellen de Overige Bestuurders terecht dat het verstekvonnis hun rechten benadeelt in de zin van de zojuist geciteerde bepaling. De rechtbank verwijst in dit verband allereerst naar hetgeen hiervoor (in de verzetzaak) onder 4.6 is overwogen. De rechtbank voegt hieraan toe dat het een elementaire regel van rechtspersonenrecht is dat de organen van een rechtspersoon zich hoe dan ook houden aan de statuten (hetgeen in het onderhavige geval niet is geschied). Reglementaire statutaire bestuurders als de Overige Bestuurders hoeven geen vermeende statutaire bestuurders als de Bevriende Stichtingen naast zich te dulden wier positie niet op de statuten kan worden gebaseerd. Dat geldt eens te meer waar die vermeende statutaire bestuurders besluiten (pogen te) nemen die zijn voorbehouden aan de reglementaire statutaire bestuurders en die bovendien rechtstreeks gericht zijn tegen die reglementaire bestuurders (zoals de Bevriende Stichtingen op 10 januari 2017 hebben gedaan).
4.12.
Het primair gevorderde ligt voor toewijzing gereed.
4.13.
Op de proceskosten zal hierna, onder 4.16 en 4.17, worden ingegaan.
Reële proceskostenveroordeling?
In de verzetzaak
4.14.
Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) vordert veroordeling van de Bevriende Stichtingen in haar reële proceskosten. De rechtbank heeft voor die vordering wel enig begrip. De gang van zaken rond het verstekvonnis is een weinig verheffende. Niettemin dient deze vordering naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen. Niet, althans niet voldoende, gesteld of gebleken is dat de Bevriende Stichtingen geheel en al zelfstandig hebben besloten tot de verstekzaak en alles daaromheen. Veeleer lijkt het erop dat zij zich voor het karretje van [naam 1] senior hebben laten spannen, waarbij niet kan worden uitgesloten dat zij dat hebben gedaan vanuit een goed hart voor Stichting ISMW en haar doelen en waarbij evenmin kan worden uitgesloten dat zij dat hebben gedaan zonder de (mogelijke) gevolgen voor met name de Overige Bestuurders goed tot zich te laten doordringen.
4.15.
De Bevriende Stichtingen zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de aan de zijde van Stichting ISMW (vertegenwoordigd door de Overige Bestuurders) gevallen proceskosten. Deze worden, berekend aan de hand van het liquidatarief, begroot op EUR 716,31 aan verschotten (griffierecht EUR 619,00; dagvaarding EUR 97,31) en EUR 904,00 aan salaris advocaat (twee punten, tarief II), in totaal EUR 1.620,31.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als in de beslissing vermeld.
In de derdenverzetzaak
4.16.
De Overige Bestuurders vorderen ook veroordeling van de Bevriende Stichtingen in hun reële proceskosten. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vordering te worden afgewezen. Redengevend is hetzelfde als hiervoor onder 4.14 (in de verzetzaak) is overwogen.
4.17.
De Bevriende Stichtingen zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de aan de zijde van de Overige Bestuurders gevallen proceskosten. Deze worden, berekend aan de hand van het liquidatarief, begroot op EUR 385,31 aan verschotten (griffierecht EUR 288,00; dagvaarding EUR 97,31) en EUR 904,00 aan salaris advocaat (twee punten, tarief II), in totaal EUR 1.289,31.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank:
in de verzetzaak:
- vernietigt het verstekvonnis;
- ontheft Stichting ISMW van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordelingen en wijst de vorderingen van de Bevriende Stichtingen alsnog af;
- veroordeelt de Bevriende Stichtingen in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van Stichting ISMW begroot op EUR 1.620,31;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de derdenverzetzaak:
- verklaart het derdenverzet gegrond;
- vernietigt het verstekvonnis;
- veroordeelt de Bevriende Stichtingen in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van de Overige Bestuurders begroot op EUR 1.289,31;
- verklaart dit vonnis behoudens de gegrondverklaring van het derdenverzet uitvoerbaar bij voorraad;
in beide zaken:
  • veroordeelt de Bevriende Stichtingen in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Bevriende Stichtingen niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat en explootkosten van betekening van het vonnis;
  • verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, mr. J. Thomas en mr. C.H. Rombouts, rechters, bijgestaan door mr. A.A.J. Wissink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2017.
----